Vincent Dufour leerde Jean-Marc Guillou kennen in Beveren en zet nu voor hem een JMG Academie in de steigers in Lier. Pendelend tussen Afrika, Azië en nu ook Europa: ‘Ons model is misschien niet perfect, maar zeker wel het beste ter wereld.’
België is Afrika niet. Hier geen honger en armoede die kinderen in de armen van Jean-Marc Guillou drijven, hopend op een voetbalcarrière in Europa om aan hun lot te ontsnappen. Voetbal als hefboom voor een betere toekomst: zeker denkbaar in Afrika, maar hier? Benieuwd hoe de Franse opleider – even vaak een neokoloniaal aan het hoofd van een Afrikaans import-exportbedrijf genoemd – zijn modelconcept in België denkt te laten functioneren.
“Waarom tekent een jongetje een aansluitingskaart bij Lierse?”, countert Vincent Dufour de vraag. “Omdat hij graag voetbalt en er misschien wel zijn beroep van wil maken, zoals de sterren die hij ziet op tv. De droom van een Afrikaans jongetje is precies dezelfde als die van een Europees jongetje. Het verschil zijn de ouders. In Afrika betekent een kind in de academie een mond minder te voeden en de hoop dat het, als het slaagt, geld zal opsturen vanuit Europa. Wij in Europa zien een kind niet als een bron van inkomsten. Dat is een cultuurverschil.”
Guillou stichtte zijn eerste academie vijftien jaar geleden in Ivoorkust. Madagascar, Ghana, Algerije, Egypte en Mali volgden, waarna in Vietnam en Thailand de eerste Aziatische voetbalscholen verrezen. De Belgische JMG Academie is een primeur in Europa, het derde continent dat door Guillou wordt aangedaan. In Wit-Rusland moet de volgende komen. “Ik heb de kinderen in Vietnam gevraagd naar hun voetbaldroom”, zegt Dufour, die alle academies superviseert. “Tachtig procent wilde profvoetballer worden in hun eigen land. Er waren er maar weinig die spraken van Europa, ook al zijn ze gek van Europese clubs.”
Competitie is nefast
De JMG Academie is meer dan voetbal. Kinderen in Afrika kunnen vaak niet lezen en schrijven. In de academie, die eigenlijk een internaat is, krijgen ze minstens zes jaar lang ook gratis onderwijs. Geen studies, geen voetbal. Omdat het in kleine groepjes gebeurt, gaat het zo goed als om privélessen. Heel interessant ook voor Belgische ouders, zegt Defour, die de academie onomwonden elitair noemt en daardoor van een hoog niveau.
“Onze selectie is streng. Clubs trekken zoveel mogelijk spelertjes aan om zeker niemand te missen. Maar als je er dertig hebt, waarvan tien goeie en twintig minder goeie, zijn die tien aan het eind van de rit ook minder goed geworden. Dus nemen wij er van die tien misschien maar zes, maar van die zes zijn we wel honderd procent zeker. En omdat ze alleen maar met andere goede spelertjes trainen, worden ze excellent.”
Het grote probleem zijn de kampioenschappen voor de jeugd, zegt Dufour. Om ploegen te kunnen inschrijven, worden clubs gedwongen meer spelers te hebben dan eigenlijk goed is. “Daarom spelen wij geen competitie. Vinden we maar acht spelers, doen we het met acht. Talent is onze enige bekommernis.”
Voor het ontwikkelen van de competitiegeest, toch ook een essentiële eigenschap aan de top, zijn geen wedstrijden nodig, zegt Dufour. De onderlinge concurrentie aan de academie maakt de spelertjes weerbaar. Bovendien is competitiegeest vooral aangeboren, meent hij. “Net als techniek, intelligentie en fysiek. Je kunt maar iets ontwikkelen dat al aanwezig is. Wie van jongs af niet snel is, zal nooit snel zijn. Wie snel is, kan je sneller maken. Voor het mentale geldt hetzelfde. We hebben het over talent en talent is per definitie zeldzaam. Anders was iedereen een talent.”
Overigens speelt de academie wel degelijk wedstrijden. Tegen ploegen die ze zelf uitnodigt en op haar voorwaarden. Dat betekent: op kleine veldjes, blootsvoets (maar daarover later meer), vijf tegen vijf met de twaalfjarigen en zo progressief opklimmend tot elf tegen elf met de vijftienjarigen. “Ik heb toernooien gezien in België waarin sommige jongens in twintig minuten niet één keer de bal raakten. Grote zwarte achterin, grote zwarte voorin en maar lange ballen trappen. Ze wonnen, maar die andere negen daartussen hadden geen bal geraakt. Is dat competitie?”
Meestal kiest de academie oudere tegenstanders. Dufour: “Het verhoogt de moeilijkheidsgraad voor onze jongens. Dát is competitie. Zo beoordelen we hun vooruitgang. Tegen leeftijdsgenoten winnen we met 20-0. Dat is normaal: wij hebben alleen goede spelers en ze trainen ook nog eens tien keer per week. Dan is 20-0 niks om trots op te zijn.”
Wedstrijdvormen op de kleine ruimte scherpen de balbeheersing aan. Drie tegen drie. “Ik zie dat zelden in de clubs. Trainers bereiden er hun wedstrijdje van het weekend voor. Elf tegen elf. Soms staan er wel twintig spelers op een half terrein. Wij zullen over twee terreinen beschikken voor tien jongens.”
95 procent techniek
Wanneer op 1 september de Belgische JMG Academie van start gaat, zal daar een strenge selectieprocedure aan vooraf zijn gegaan. Hooguit tien talentjes zullen het hele traject overleven en aan de opleiding kunnen beginnen.
Eerste vraag: wat is een talent?
JMG hanteert drie criteria: spelintelligentie, techniek en generositeit. Met het eerste wordt bedoeld of een spelertje de juiste beslissingen neemt. Een dribbel inzet of past, bijvoorbeeld. Met het laatste of een spelertje lui is, zelfbewust of onverschrokken en al een beetje collectief ingesteld. Dufour: “Wij spelen veel partijtjes drie tegen drie. Daar zie je dat allemaal direct.”
Tweede vraag: waar vind je het talent?
In de wijken, op speelpleinen, op straat. Maar niet alleen daar. “Het probleem in Europa is dat het voetbal georganiseerd is. Dus als je alleen naar de wijken gaat, zie je de jongens uit de clubs niet. Daarom gaan we ook naar wedstrijden kijken.”
Derde vraag: hoe selecteer je het talent?
JMG organiseerde de voorbije maanden her en der in België selectiedagen. Per locatie trekt het daarvoor een hele dag uit. Een zestigtal spelertjes die het eerder heeft gescout, worden samengebracht om kleine partijtjes te spelen. Dufour: “Na een snelle observatie maken we een eerste selectie. De besten zetten we dezelfde dag nog opnieuw samen. Automatisch is het niveau al hoger. Normaal zie je er aan het eind een stuk of vijf bovenuitsteken en die namen schrijven we op. In deze fase zijn we honderd procent zeker dat we niemand missen.”
Vervolgens wordt het vijftal uitverkorenen van verschillende selectiedagen samengebracht. “Omdat het mogelijk is dat het globale niveau op een bepaalde locatie lager lag dan elders. Spelertjes die aanvankelijk goed leken, vallen dan door de mand.”
De jongens die dan nog overblijven, een stuk of twintig, worden uitgenodigd op een vierdaagse slotstage. Daar ondergaan ze een beslissende reeks fysieke en technische proeven en speltesten. “Dit is het moeilijkste werk. Als we niet zeker zijn van een spelertje, nemen we hem niet. Dat onderscheidt ons van de clubs. Misschien missen we zo wel eens iemand, maar van degenen die we nemen, zijn we wel honderd procent zeker.”
Vierde vraag: hoe oud is het geselecteerde talent?
Vijftien jaar is te oud, acht te jong. Dufour: “Wetenschappelijk is bewezen dat tien, elf jaar ideaal is om met opleiding te beginnen. Op die leeftijd moet 95 procent van het werk op techniek gericht zijn. Fysiek werk is uit den boze voor ze zestien zijn.”
Op blote voeten
De Belgische slotstage moet binnenkort nog plaatsvinden. Momenteel zijn al een twintigtal jongens geselecteerd en mogelijk komt er nog iemand bij na de talentendag die dit weekend plaatsheeft in het groothertogdom Luxemburg. Dufour: “Vlaming, Waal of Brusselaar? Van Marokkaanse of Congolese origine? Wij maken geen enkel onderscheid. 95 procent is in België geboren, een van de besten is een Turkse Vlaming. Maar er zit ook een Nederlander van Willem II tussen. En wie weet in de toekomst talenten uit het noorden van Frankrijk. Vanuit Rijsel sta je sneller in België dan in Parijs.”
De laatste afvallers zullen nadien nog twee jaar worden opgevolgd. “Omdat het altijd kan dat ze zich spontaan verder ontwikkelen. Kolo Touré en Aruna Dindane zijn ook niet direct in de academie opgenomen. Dat is pas anderhalf jaar later gebeurd. Vandaar dat we een promotie hebben elke twee jaar. We beginnen in september met zeven, acht of negen spelers. We gunnen ons achttien maanden om die eerste lichting compleet te maken.”
Dufour sluit niet uit dat ouders nu nog aarzelen om hun kind aan de academie toe te vertrouwen. Onbekend is onbemind. “Er zijn ouders die denken dat als hun kind naar Anderlecht gaat, het profvoetballer zal worden. Ik zeg u: kinderen in de academie hebben tien keer meer kans om profvoetballer te worden dan bij Anderlecht. Zelfs het minst goede spelertje uit de academie is beter dan die van Anderlecht, ook al hebben die misschien meer potentieel. Waarom? Omdat ze bij ons drie keer meer trainen en tien keer beter. Eén ding weet ik zeker: over vier jaar, wanneer we al twee promoties zullen hebben, zullen de kinderen zélf naar ons willen komen. Zo is het overal gegaan. Omdat de academie het paradijs is voor een kind.”
Cruciaal is dat het talent alleen met ander talent wordt omringd. Om die reden vinden zelfs de vaak opgehemelde centres de formation in Frankrijk geen genade in Dufours ogen. “Het grote probleem is dat er te veel van zijn. Door het verplicht te maken voor elke profclub raakte het talent verspreid. Er is niet genoeg talent voor zoveel centra. Talent is schaars. Dat besef dringt stilaan door. Vijf jaar geleden had zo’n centrum gemiddeld 220 spelers, nu nog 60.”
Centraal in de JMG-opleiding staat het totale meesterschap over de bal. Geen betere manier om dat te bereiken dan op blote voeten, zegt Dufour. De eerste drie jaar gebeurt alles zonder voetbalschoenen. “Alleen zo verwerf je balgevoel en een zuivere techniek. Reken eens uit wat een kind meesleurt aan gewicht met schoenen, kousen en beenbeschermers, en dat twintig trainingsuren per week. In vergelijking met zijn lichaamsgewicht is dat enorm. Door blootsvoets te trainen, spring je zuiniger om met je energie. En het vermindert de kans op blessures.”
Meer nog dan een Afrikaans is het een Zuid-Amerikaans principe, zegt Dufour. Europese kinderen kijken er niet eens van op. “Als het weer het toeliet, gebeurden onze selectiedagen op blote voeten. De kinderen waren verrukt. Uiteraard zullen we binnen trainen als het buiten te koud is. Dat is in België zes, zeven maanden het geval. Daarom ook hechten we zoveel belang aan de kwaliteit van de infrastructuur. Er komt een overdekt terrein, in een hal verwarmd op tien graden. Maar in de lente kan je na de middag al buiten. De dag dat ze hun schoenen mogen aantrekken, beheersen ze de techniek tot in de puntjes. Op dat moment komen ze ook in aanmerking voor de U16 van Lierse.”
Moeder Theresa
Het doel van de academies, zegt Dufour, is kinderen op te leiden die international zijn van hun land of, in een land met veel potentieel, Champions League spelen. “Madagascar is geen voetballand. Die jongens zullen dus nooit Champions League spelen, maar vijf van onze spelers zitten wel al in de nationale ploeg en negen in de olympische ploeg. Jongens van zestien jaar nog maar!
“Ons model is misschien niet perfect, maar zeker wel het beste ter wereld. Niet moeilijk natuurlijk: we zijn de enige die dit doen. Je kunt je niet voorstellen hoe gelukkig het ons maakt om talent samen bezig te zien. Het is niet alleen een sportief, maar vooral een ongelooflijk menselijk avontuur. Wat wij de kinderen geven, vind je nergens anders terug.
“Natuurlijk is het de bedoeling om hen te transfereren, maar waarom? Omdat we met dat geld een nieuwe academie kunnen oprichten en weer andere kinderen kansen geven. Toen ik Jean-Marc Guillou drie jaar geleden leerde kennen, opende hij net zijn academie in Thailand en broedde op een project in Mali. Madagascar was al operationeel. Daar zou hij het bij houden, zei hij, want het was hard werken en we moesten de krachten bundelen, niet verspreiden. Op een dag kwam hij me zeggen dat hij de kans had om een academie te openen in Egypte. ‘Ik denk dat ik het ga doen’, zei hij. Toen ik hem herinnerde aan zijn woorden, was zijn antwoord dat hij met elke nieuwe academie nieuwe kansen gaf aan kinderen. De academie in Bamako (de hoofdstad van Mali, nvdr) financiert hij zelf. Hij heeft er al zijn geld ingestoken. Alles. Hij doet het echt voor die jongens. Vergelijk hem maar met Moeder Theresa, ja.
“Of het nu om voetbal of school gaat, Guillou verdraagt niet dat een kind zijn talent vergooit. Wij zeggen ook nooit dat we voetballers vormen. Wel dat we hen in de best mogelijke omstandigheden brengen om hun talent te ontplooien. De man die zegt dat hij Messi of Zidane heeft gevormd, liegt. Ivoorkust was nog nooit op een WK of Afrikacup geweest toen Jean-Marc Guillou er neerstreek. Hij leidde er jongens op, plaatste het land voor het WK en won de Afrikacup. Maar het talent was er al. Guillou heeft het alleen in de beste omstandigheden gebracht zodat het kon ontluiken.” S
Volgende week: Magic Foot, een vernieuwend voetbalproject in Limburg, vergelijkbaar met de JMG Academie, maar toch niet helemaal.
door jan hauspie