Ruim 300 spelers stonden in juli in de startblokken van de Jupiler League. Elk met zijn eigen verwachtingen, dromen, ambities en verhalen. Een keer per maand geeft de Secret Footballer van Sport/Voetbalmagazine een inkijk in de coulissen van onze vaderlandse competitie.
‘Het is wellicht een understatement, maar de videorefs maakten tot nu toe geen goede beurt. Het opzet was knap: de scheidsrechter een extra hulpmiddel geven om het aantal foute beslissingen te doen dalen. Halfweg de competitie moet je concluderen dat de videorefs elk weekend betrokken zijn bij een of andere controverse. Er heerst op dit moment gewoon te veel willekeur en dat heeft tot gevolg dat veel spelers niet goed kunnen inschatten wanneer de videoref precies moet ingrijpen. Dat komt ervan als je voor het seizoen de spelers niet brieft. Ons werd gewoon gezegd dat er een systeem met videoassistentie zou komen. Meer niet. Misschien lagen de verwachtingen te hoog. Uiteindelijk staat het nog in zijn kinderschoenen. In andere sporten heeft het jaren geduurd voor iedereen er mee vertrouwd was en het algemeen aanvaard werd. Denk maar aan de Hawk-Eye in het tennis. Al is er wel een wezenlijk verschil: daar geeft een machine aan of een bal al dan niet buiten is geweest. Bij ons moet een mens van vlees en bloed de knoop doorhakken over een strafschop. ‘De arbiters zouden bepaalde irritaties bij spelers en trainers kunnen wegnemen door sneller te beslissen na het bekijken van de beelden. Het duurt soms minuten voor ze tot een besluit komen. Je geeft daarmee het verkeerde signaal: dat je niet zeker bent van je stuk. Door binnen de halve minuut te beslissen, straal je zekerheid uit. Los van al die kinderziektes zal de videoref op termijn zijn nut bewijzen. Meer dan de assistent achter de doellijn. Wat staat die man daar te doen? In theorie zou hij alle incidenten in de grote rechthoek moeten doorspelen aan de scheids. Maar hij verzaakt aan zijn taak. En ik ben lang niet de enige die er zo over denkt. Bevraag alle spelers in eerste klasse en negentig procent zal zeggen dat die extra assistent er enkel staat om het decor op te smukken.’
Eigenlijk is het simpel: we proberen de man in het zwart van bij de aftrap in onze achterzak te steken.
Matennaaier
‘Alle heisa rond de videoref staat in feite symbool voor het niveau van de arbitrage in België. Het is algemeen bekend dat Belgische scheidsrechters te snel fluiten. Alsof ze met zaalvoetballers bezig zijn. Hoeveel scheidsrechters in ons land kunnen de Europese top aan? Sébastien Delferière en dan ben ik uitgepraat. Voor mij is hij de beste van België. Hij fluit correct en wordt door de spelers gerespecteerd omdat hij zich niet laat vangen aan favoritisme. Ik kan mij geen match van hem herinneren waarin hij de show probeerde te stelen. Je hebt er anderen die wel een rolletje spelen. Ze fluiten met een bepaalde air: ik ben de baas en je spreekt mij in geen geval tegen. Met dat soort mannen bewaar je best een armlengte afstand. Al gezien hoe Ibrahimovic op een respectvolle manier de scheids aanraakt? In Belgie moet je dat niet proberen want het komt je op geel te staan.
‘Een bepaalde scheidsrechter blijft best een tijdje weg uit ons stadion – uit respect voor hem zal ik zijn naam niet noemen. Bij zijn laatste bezoek in november had de trainer ons nochtans gewaarschuwd dat de arbiter in kwestie gek was. Voor een keer had hij ons dus opgedragen om niet te protesteren. Veel heeft het niet uitgemaakt: hij heeft de match kapot gefloten. Het is tegen mijn principes, maar na affluiten heb ik nagelaten om hem een hand te geven. Je kan een slechte dag hebben en dan moet je mans genoeg zijn om daar voor uit te komen. Vorig seizoen maakte ik zo’n voorval mee. Een scheidsrechter, die een ingebeelde strafschop tegen mij had gefloten, is mij na de match komen opzoeken om zich te excuseren. Hij kon de tijd niet meer terugdraaien, maar hij had zijn fout ingezien. Alle respect voor zo iemand. Maar dat komt zelden voor. Spelers en scheidsrechters zien elkaar te vaak als vijanden.
‘Wij maken het de scheids natuurlijk niet gemakkelijk. Vaak stappen we het veld op met de gedachte dat alles toegelaten is. Zolang niemand het ziet. Vroeger kon je ongestoord je gang gaan en een tegenstrever met losse handjes een lesje leren. Met al die camera’s rond het veld is het moeilijker geworden om niet gepakt te worden. Het moet dus iets subtieler. Een duw, een lichte tik tegen de enkel, op de tenen staan, het shirt van je mannetje lang genoeg klemmen zodat hij niet kan wegglippen. Dat soort dingen. Ik zeg altijd sorry. Dan lijkt het alsof het niet expres was. Tot op een zeker hoogte blijf ik fair play – mij zal je nooit kunnen betrappen op opruiend taalgebruik richting mijn tegenstander. Maar als het moet, bedien ik mij ook van enkele kneepjes uit het vak. Tijdens de vorige campagne heb ik op een slinkse manier een speler een rode kaart aangenaaid. We raakten in elkaar verstrengeld en hij maakte plots een slaande beweging met zijn hand. Ik hield mijn twee handen voor mijn gezicht en zo leek het of ik zwaar toegetakeld was. In werkelijkheid had de speler mij amper geschampt met zijn handpalm. Toen de scheidsrechter rood trok, was ik zogezegd weer bij bewustzijn. Terwijl mijn slachtoffer het veld verliet, hoorde ik zijn ploegmaats jammeren. Ze vonden het een domme actie van hem. Terwijl ik het gewoon perfect had uitgelokt.’
Specialist
‘Eigenlijk is het simpel: we proberen de man in het zwart van bij de aftrap in onze achterzak te steken of we dwingen hem in de fout. Soms gaan we daar ver in. Stel dat iemand van ons een schwalbe uitvoert in het zestienmetergebied en de scheids niet fluit. Dan zullen we toch verhaal halen. Onderling hebben we afgesproken om bij elke fase die voor interpretatie vatbaar is de scheidsrechter te belagen. Vijf kerels die op jou afkomen, maken meer indruk dan één klagende speler. Zeker in thuiswedstrijden proberen we om collectief jacht te maken op de scheids. Hij zal sneller in paniek slaan wanneer hij voelt dat zijn beslissingen telkens door een paar duizend supporters wordt afgekeurd.
‘Wat ik meestal doe, is een paar keer hetzelfde herhalen. ‘Was dat geen fout waard? Was dat geen fout waard?’ Het werkt de scheids op de zenuwen en als je het vaak genoeg herhaalt zal hij aan zichzelf beginnen te twijfelen. Onze aanvoerder is een specialist in het bespelen van de scheids. Een andere sterkhouder van de ploeg heeft het ook in zich, maar hij pakt het verkeerd aan. Bij hem komt het over als zeuren en het heeft hem al een paar kaarten gekost.’