‘België is onze thuis, maar ons hart is Italiaans’

© tom peeters

Wedden dat de delegatie van Napoli zich stante pede thuis voelt in Genk? Geen plaats in Vlaanderen die Italiaanser aanvoelt dan de as Winterslag-Waterschei. Met dank aan de colonnes Italianen die al driekwart eeuw in Limburg neerstrijken.

‘A rriva, arriva‘, probeert een man met een platte pet de bal met aanmoedigingen verder te blazen. Zes amici kijken met ingehouden adem naar ’s mans poging om een punt te maken in dit spel, bocce, een soort petanque. Ze mogen dan wel gepensioneerd zijn, hun Italiaanse furie is nog niet geblust. Luidkeels betwisten ze elke score, waarbij ze de nodige krachttermen en handgebaren niet schuwen. We wanen ons op het kerkplein van een ingeslapen dorp in Campanië, totdat een terloops zinnetje cité-Limburgs ons terugvoert naar Waterschei.

Toen ik in 2006 emigreerde, dacht ik dat ik nooit nog spaghetti zou eten. Maar hier eet ik meer spaghetti dan in Italië.’ Don Gregorio Aiello

Bij deze: hebt u dit jaar geen verlof meer of huilt uw bankrekening tranen met tuiten, plan dan eens een dagtrip naar Genk. Instant Italiaans vakantiegevoel. Hier liggen La Gazzetta dello Sport en Het Belang van Limburg broederlijk naast elkaar op togen van caffès die zowel Cristal Alken als Birra Moretti serveren en waar immer een pizzapunt vanonder een stolp te scoren valt. Nergens in Vlaanderen lopen zoveel jongens in trainingspakken van Juventus en Internazionale rond als in de cités van Genk, nergens tuffen zoveel Vespa’s en Fiat 600’s rond als in het Kempense steenkoolbekken. In aanloop van KRC Genk-Napoli snuiven wij de sfeer op in het Little Italy van Limburg.

Jolanda en Giovanni baten een café uit in Waterschei.
Jolanda en Giovanni baten een café uit in Waterschei.© tom peeters

Vijf gezinnen in een barak

Duwen. En daaronder: spingere. Het plakkaat op de deur van het café van vzw AFI in Waterschei is tweetalig. Aan de tafels gaan voetbal en politiek over de lippen, net als in cafés overal te lande. Maar in italiano klinkt elke discussie een tikje geanimeerder. Jolanda Taricani, die met haar man, ex-mijnwerker Giovanni Panzetta, het café uitbaat, is een Italo-Belgische van de tweede generatie. Haar ouders verhuisden in de jaren 50 vanuit de Abruzzen naar Genk. Pa ging in de mijn van Winterslag werken. Harde arbeid, maar Jolanda en haar vijf broers en zussen beleefden een droomjeugd in de tuinwijken. ‘In onze straat woonden enkel Italianen. Jonge gezinnen met vijf, zes, zeven kinderen. Er was in de buurt zelfs een gezin met 22 kinderen. Van ’s ochtends tot ’s avonds speelden we op straat. Voor het avondeten kregen we kletsen, omdat we zo vuil waren, en daarna mochten we aan tafel. Pasta al forno of polenta. Elk jaar verheugden we ons op twee maanden vakantie in Italië. We keerden terug met de auto volgestouwd met olijfolie, kaas en wijn. Na de Gotthardtunnel begon ik telkens te wenen, want dan zag de hemel plots grijs.’

De massamigratie van Italië naar België begon net na de Tweede Wereldoorlog. Een kolenslag moest de economie weer op poten krijgen. De ondergrond van Limburg zat tjokvol steenkool maar, zo schrijven Joke Quintens en Dirk Chauvaux in Ciao Limburg, ‘de dorpspriesters bezwoeren hun parochianen om niet bij de duivel af te dalen.’ De mijnen dienden hun werkvolk elders te rekruteren. In ruil voor un sacco di carbone, een zak steenkool, voorzag Italië ons land van mankracht. Elke dag stuurde België per tewerkgestelde Italiaan 200 kilo van het zwart goud zuidwaarts. In het straatarme zuiden beloofden ronselaars Italiaanse plattelanders dat ze in vijf jaar België genoeg konden verdienen voor een verder leven vol dolce far niente. In hordes stapten ze op de trein, kartonnen valies in de vuist en zonder een rotte lire op zak. Velen belandden in de Borinage, anderen in de mijngemeenten van Limburg. Waar ze, een kilometer onder de grond, vaak om hun mamma riepen.

Nergens tuffen er zoveel Fiatjes rond als in Genk.
Nergens tuffen er zoveel Fiatjes rond als in Genk.© tom peeters

‘Veel Italianen beseften niet waar ze aan begonnen’, vertelt Alessio Kurent, naast ons aan de toog. ‘Ze hoorden de beloften van geld, maar wisten niet welk werk ze daarvoor moesten verrichten. Een collega van mijn grootvader vroeg in de mijn of er een raampje open kon.’ Zijn Slavische naam dankt Kurent aan zijn vader, zijn vloeiend Italiaans aan zijn grootouders aan moeders kant. Net als de nodige anekdotes uit ver vervlogen tijden. ‘Mijn grootouders woonden samen met vier andere gezinnen in een piepkleine barak. Er stond één stoof in het midden van de barak, elektriciteit was er niet en het water kwam van de pomp. Geleidelijk bouwden ze een beter leven op. Mijn grootvader heeft altijd heimwee gehad. Hij wilde graag terugkeren naar Italië, maar mijn grootmoeder was kordaat: ‘We hebben onze familie hier gesticht.” Kurent is apetrots op zijn Italiaanse wortels. Elk jaar bezoekt hij het Sardinië van zijn grootvader en als tifoso van Juventus is hij net terug uit Madrid, waar hij de Oude Dame aan het werk zag tegen Atlético. ‘Ik tracht elk seizoen zes matchen van Juve bij te wonen. En ook al is het een rivaal, de match van Napoli in Genk wil ik in het stadion zien. Zulke ploegen spelen niet elke week in je achtertuin.’

Geen binnenhuisarchitect

De eerste migratiegolf vertraagde nadat ruim 250 kolenputters in 1953 vast kwamen te zitten in de mijn van Marcinelle. Meer dan de helft waren Italianen. Pas twee weken na de ramp konden de reddingsdiensten de laatste afgesloten tunnels verkennen. Tutti cadaveri, klonk het. Allemaal lijken. De Italiaanse regering zei in 1956 het pact met België op. De mijn van Zwartberg sloot in 1966 de deuren, die van Waterschei en Winterslag volgden aan het einde van de jaren 80. Maar uit het zuiden van de Laars bleven al die tijd Italianen immigreren, op zoek naar werk.

De neven Fortunato Santelia bij de radiopresentatrice.
De neven Fortunato Santelia bij de radiopresentatrice.© belgaimage

In Circolo Sardo Grazia Deledda, een café in de schaduw van de mijnschachten in Winterslag, keuvelen drie van die gelukszoekers. De wiegen van deze heren stonden in Apulië, Calabrië en Sicilië, oftewel hiel, teen en… voetbal van de Laars. Ze werkten hun hele leven bij Ford. De ene nipt van een crodino, de anderen houden het bij koffie. Aan de muren hangen kaarten van Sardinië en op een prikbord biedt een caféganger zijn vakantiehuis op het eiland te huur aan. De geur van espresso waait aan vanaf de toog en het geroezemoes is oorverdovend. Hier is nog nooit een binnenhuisarchitect over de vloer geweest, zo’n halvezool die van elk café een ’trendy zaak’ wil maken. Gelukkig maar.

Ook al is het een rivaal, de match van Napoli in Genk wil ik in het stadion zien.’ Alessio Kurent

‘Ik was 17 jaar toen ik op een trein naar België stapte’, vertelt Gaetano Lauricella. ‘Industrie was er niet in het zuiden van Italië, dus moesten jonge kerels elders op zoek naar een inkomen.’ De Siciliaan draagt een onberispelijke kostuumvest, want je kunt de Italiaan uit Italië halen, maar Italië niet uit de Italiaan. ‘Op aanraden van mijn nonkel, mijnwerker in Maasmechelen, klopte ik aan bij Ford. Zij namen mij direct aan en ik bleef er 35 jaar werken.’ Lauricella geeft toe dat de verhuis een aanpassing vergde. ‘Maar als je zo jong bent, dan denk je niet aan hetgeen je van thuis mist. Dan zie je enkel mogelijkheden. Voor jonge gasten was er in Winterslag trouwens veel meer te beleven dan in Zuid-Italië.’ Geen Italiaanse vrijgezel die na een dag van hard labeur in de mijn of in de fabriek van Ford rechtstreeks huiswaarts keerde. Kladje brillantine in het haar en vertier zoeken in de cafés.

De Italiaanse kerk in de Risstraat.
De Italiaanse kerk in de Risstraat.© belgaimage

Jozef de mijnwerker

‘Italië is een lappendeken van tradities die in Limburg aan elkaar genaaid werden’, klinkt het in Ciao Limburg. In Genk is het hele land samengeperst op enkele vierkante kilometer. In de Hoevenzavellaan, bijvoorbeeld, kon je vroeger van Turijn naar Napels wandelen door de straat over te steken. Maar zowel de officiële Juve-club als die van Napoli, vroeger gevestigd in pizzeria Da Felice, blijkt verhuisd. Die van PAOK Saloniki is er wel nog, in de Griekse eetzaak naast de deur. Meer nog dan een Italiaanse is Waterschei een multiculturele gemeenschap, waar de velden van de Turkse Rangers, Sporting Calcio en UD Barcelona naast elkaar liggen. En waar snackbars zowel kebab, pizza als biefstuk aanbieden. Voor elk wat wils.

Boven de bomen rijzen mijnkathedralen op, kolossale kerken die de mijnwerkers op het vrome pad hielden. De Italianen hebben hun eigen kerk in de Risstraat. Boven het altaar prijkt een muurschildering van de Heilige Familie. Jozef is getooid in een mijnwerkersplunje en houdt een lamp in de hand. ‘Die symboliseert het werk in de mijnen, maar ook het licht dat het geloof schept’, verklaart Don Gregorio Aiello. Voor een volle kerk leest de priester uit Calabrië drie keer per week de mis voor. In het Italiaans, dat spreekt voor zich. ‘Ook al heb je de taal van je nieuwe land onder de knie, bidden doe je in je moedertaal. Daarom dat zoveel Italo-Belgen vragen om een doopsel of huwelijk in het Italiaans.’

Don Gregorio Aiello
Don Gregorio Aiello© belgaimage

De tijd ligt achter ons dat elke gemeenschap een priester had. Aiello verschaft pastorale zorg aan Italianen van Beringen tot Maasmechelen. Meer zelfs, sinds enkele weken is hij eveneens pastoor van dienst van de Vlaamse kerk in Genk-Noord. Het grootste verschil is de sfeer. ‘Vlaamse diensten verlopen in stilte, terwijl lawaai en chaos heersen in een Italiaanse kerk. In de Vlaamse traditie is de kerk een sacrale plek, gericht op God. Italianen beschouwen het als de ideale plaats om met vrienden te babbelen over koetjes en kalfjes.’

Spa bruis voor Juve

Op dezelfde manier brengt voetbal mensen samen. Mijnploegen als Patro Eisden, Beringen, Winterslag en Waterschei, en later KRC Genk, lokten heel wat calcio-gekke Italianen naar hun stadions. Ook Radio Internazionale stilt de voetbalhonger van menig inwijkeling. Al sinds 1982 stuurt die zender programma’s in bijna tien talen de ether in op 105.8 FM. Ultiem doel: een duwtje in de rug van de anderstalige migranten die zich niet vlot uitdrukken in het Nederlands. Door hen in hun moerstaal uit te leggen hoe ze hun papieren in orde krijgen of wat er in het weekend te beleven valt, hoopt de radiozender hen bij het publieke leven te betrekken. Radio Internazionale zendt vooral uit in het Italiaans, maar ook in het Portugees, Spaans, Grieks, Pools, Oekraïens, Turks, Marokkaans en Vlaams. ‘Zelfs wie het huis niet uit kan, is op de hoogte van wat er reilt en zeilt in de gemeenschap’, zegt Aiello, ‘Sommige Genkse Italianen staan op en gaan slapen met die radio.’

Samen met Tonino Ciccotelli bevolken twee neven met dezelfde naam, Fortunato Santelia, de sportredactie van Radio Internazionale. Iedereen kent hen als Fortunato Milanista en Fortunato Juventino, vanwege hun liefde voor respectievelijk AC Milan en Juventus. Milanista koestert levendige herinneringen aan die keer in 1969 dat Milan een oefenmatch kwam spelen in Waterschei en met 1-0 verloor. Hij besprak 33 jaar lang twee keer per week het Belgische en Italiaanse voetbal op de radio, totdat hij het na een hartoperatie rustiger aan moest doen. ‘ La Gazzetta dello Sport kwam een dag te laat, maar ik plukte de resultaten uit La Meuse. En tijdens matchdagen van Genk zat ik samen met mijn neef op de perstribune.’ De beide Santelia’s hebben een gezegende leeftijd bereikt, maar hun ogen sprankelen als die van jonge ragazzi telkens ze een plaagsteek uitdelen. ‘Iedere keer dat Juve wint tegen Milan, trakteert hij me op twee flessen Spa bruis van de Aldi’, zegt Juventino. ‘Wanneer Milan wint – eenmaal om de tien jaar – krijgt hij van mij een glas wijn.’

Aiello grijnst. Hij voelt zich als fan van Juventus in zijn nopjes. ‘Toen ik in 2006 vanuit een kleine parochie in Calabrië naar hier verhuisde, dacht ik dat ik nooit nog spaghetti zou eten. Maar hier eet ik meer spaghetti dan in Italië. Ik spreek, denk en slaap in het Italiaans. Wandel door Winterslag en je waant je in Italië. Tegelijkertijd voel ik onder mijn parochianen een enorme dankbaarheid tegenover België. Zij kwamen enkel om te werken, maar dit land schonk hen zoveel meer: een thuis. Al blijf hun hart voor altijd Italiaans.’

In speciaalzaak Ranieri worden meer dan 2000 Italiaanse producten verkocht.
In speciaalzaak Ranieri worden meer dan 2000 Italiaanse producten verkocht.© tom peeters

Macaroni met suiker

Voor de Italiaanse invasie aten Limburgers macaroni met suiker en melk. De Italiaanse mijnwerkers brachten hun culinaire tradities mee en verrijkten zo de Vlaamse keuken. In Zwartberg kan iedereen die olijven en pasta verkiest boven witloof en frieten, terecht bij Raineri. Al meer dan 60 jaar brengt deze speciaalzaak Italiaanse delicatessen aan de man. ‘Op achttienjarige leeftijd kwam de vader van de eigenaar naar België. Hij begon met wijn en pasta te importeren’, weet Laura Taroni. Zelf belandde de verkoopster vanuit Emilia-Romagna in Genk, nadat ze haar Belgische vriend ontmoette tijdens een onlinespelletje World of Warcraft.

Nu verkoopt Raineri meer dan 2000 producten uit alle regio’s van Italië, inclusief tientallen soorten pasta. Op de eerste verdieping valt een hapje te eten en in de kelder rijpt een gigantische collectie wijnen en spumante’s. Was Ali Baba een wijnkenner, zo zag zijn grot eruit. ‘Vooral charcuterie en kaas zijn populair’, zegt Taroni. ‘Mensen komen van Antwerpen, Brussel en de kust, en vertrekken met volgeladen karren.’

Alessio Kurent
Alessio Kurent© tom peeters
Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content