Marc Brys heeft naar eigen zeggen geen moment afgezien van zijn ontslag bij STVV. Vanuit Cyprus vertelt de 57-jarige Antwerpenaar over zijn ambities, het trainerschap, zijn bijzondere band met zijn spelersgroep en zijn loyauteit aan Team Brys.
Vraag aan Marc Brys waar hij zijn voetbalpensioen wil slijten of waar hij tijdens een gedwongen loopbaanonderbreking op adem wil komen en hij zal wellicht Limassol antwoorden. ‘Mijn vrouw en ik hebben ons hart verloren aan Limassol. Jammer dat het vol wordt gebouwd met appartementen en hotels’, vertelt hij. Door de algemene lockdown op Cyprus moesten Brys en zijn gezin hun verblijf op het eiland noodgedwongen met een paar weken verlengen, maar er bestaan wellicht engere plekken in de wereld om de coronacrisis uit te zitten. Brys is zelfs onder de indruk van hoe de Cyprioten de strijd tegen het coronavirus zijn aangegaan. ‘Enkel Cypriotische onderdanen mochten terugvliegen. Ze werden met busjes opgehaald aan de luchthaven en rechtstreeks naar een dorpje in de bergen gestuurd om veertien dagen in quarantaine te zitten. Allemaal op kosten van de regering. Er is hier bovendien een avondklok van kracht: vanaf 21 uur mag niemand meer met de auto rijden. Dankzij die verregaande maatregelen is het aantal overlijdens beperkt gebleven tot zeven of acht.’
Een speler mag mij in het midden van de nacht wakker bellen en ik zal klaarstaan om hem te helpen.’ Marc Brys
Met alles wat er op ons afkomt, is voetbal maar bijkomstig. Of niet?
MARC BRYS: ‘Nu merk ik nog meer dan anders hoe fel ik het voetbal mis. Maar onze aandacht en bezorgdheid moeten nu gaan naar het bestrijden van dat virus. Te midden van alle leed heeft deze situatie wel een gevoel van samenhorigheid gecreëerd. Ik sta vol bewondering te kijken naar de man van mijn nichtje. Als dokter heeft hij het coronavirus opgelopen omdat hij zijn eigen ik opzij heeft gezet. We verkeren bijna in staat van oorlog en er zijn dus mensen die hun leven en dat van hun naasten op het spel zetten om de rest van de bevolking te helpen. Ik hoop dat iedereen daarvan doordrongen is.’
Heel die discussie tussen België en de UEFA over het al dan niet hervatten van de competitie is dus een verkeerd debat?
BRYS: ‘De enige reflex die we nu zouden moeten hebben is: wat houden de gezondheidsrisico’s in? Als dat betekent dat de competitie volledig afgebroken moet worden, dan is het maar zo.’
PLAY AND MOVE
Je hebt in 2003 je job bij de politie opgegeven voor een onzeker bestaan als voetbaltrainer. Weet je na al die jaren nog waarom je trainer bent geworden?
BRYS: ‘Ik was in de eerste plaats een dilettant en bij Berchem begon het gevoel op te komen dat ik aanleg had voor het trainerschap. Uit ondervinding weet ik dat de voetbalwereld genadeloos kan zijn, maar volmaakte onvolmaaktheid is aantrekkelijk.’
Maar je klopt veel meer uren dan de spelers, je wordt er minder voor betaald, je krijgt van overal kritiek en bij elke nederlaag word je met de vinger gewezen.
BRYS: ‘Die jonge mannen staan onder een geweldige druk. Zij moeten elke week presteren en dat valt niet te onderschatten. Maar als het fout loopt, is de trainer inderdaad een schietschijf. Als eindverantwoordelijke sta je ook als eerste op de barricade. Jezelf verschuilen of weglopen is geen optie. Als een speler een kans mist of een verschrikkelijk domme fout maakt, dan moet ik daar de gevolgen van dragen. Je kan een speler één op één of in de groep aanpakken, maar nooit via de media.’
Wat is jouw grootste kwaliteit als trainer ?
BRYS: ‘Ik heb mijn stokpaardjes, maar ik heb veel varianten van mezelf. Ik ben in mijn carrière in verschillende hokje geduwd. Eerst was ik een trainer die hamerde op het conditionele aspect, dan een strateeg, vervolgens een menselijke trainer, een defensieve trainer, een offensieve trainer… Ik neem het als een compliment. Ik heb een breed gamma aan kwaliteiten, maar ik denk niet dat ik ergens top in ben. Ik ben niet de coach die excelleert in een bepaald domein, maar ik beheers wel alle facetten. Ik lees veel vakliteratuur en ben vaak gaan observeren in België, elders in Europa en in de rest van de wereld om te weten hoe trainers daar werken.’
Staan coaches er in het algemeen voor open dat je hun trainingen observeert?
BRYS: ‘Stel dat ik in de problemen zit wat betreft de defensieve omschakeling van mijn ploeg. Dankzij mijn verleden bij Den Bosch en FC Eindhoven kan ik bijvoorbeeld naar een aantal Nederlandse collega’s bellen om te vragen wat zij zouden doen en welke trainingen zij zouden geven. In Nederland kan dat perfect. In België zou dat minder goed aankomen. Jaren geleden moest ik samen met José Riga les geven aan de eerste lichting Pro Licence, Eric Gerets, Jean-Marie Pfaff, Michel Preud’homme en al die mannen. Ze moesten een match van Liverpool ontleden en aan de hand daarvan had ik trainingen voorzien op balbezit, balverlies en stilstaande fases. Ik gaf dus aan wat ik met mijn ploeg deed op inworpen en vrije trappen. Ik weet nog wat Georges Leekens zei: ‘Marc, waar ben je mee bezig? Je geeft jouw strategie vrij terwijl we volgende week tegen elkaar spelen.’ Dat was toen de overheersende mentaliteit: je mocht geen geheimen delen met andere trainers. Om maar te zeggen dat elk land zijn eigen cultuur heeft. En wat heeft ons de nummer één gemaakt van de wereld? Het feit dat wij geen specifieke voetbalstijl hebben. We hebben achtereenvolgens Nederland, Frankrijk en Spanje bestudeerd, dat geïmplementeerd in ons spel en afgekruid met onze aangeboren werklust en discipline.’
En jij staat bekend als een aanhanger van een 3-5-2. Is dat hoe jij het liefste speelt?
BRYS: ‘Ik ben in 2003 bij Beerschot begonnen met een platte of ruitvormige 4-4-2. Het waren veelal kleine jongens, de zogenaamde kabouters, die constant in beweging waren. Twee jaar later heb ik de beker gewonnen in een 3-5-2 en ik heb ook lange tijd in een 4-3-3 gespeeld. Maar de flexibiliteit schuilt in je spelerspotentieel. Als je twee wingers hebt van wereldniveau, dan zou het crimineel zijn om zonder echte flanken te spelen. In het moderne voetbal is play and move met in-en outside runs de norm geworden. Systemen worden sowieso overschat.’
PERSOONLIJKE BENADERING
Je wordt in mei 58 jaar. László Bölöni (67), Bernd Storck (57), Michel Preud’homme (61), Frankie Vercauteren (64), Bernd Hollerbach (51), Dirk Geeraerd (57) of Francky Dury (63) zijn ook mannen van middelbare leeftijd. Is het geen paradox dat in een dynamische sport als voetbal oudere mannen jonge gasten moeten opleiden?
BRYS: ‘Leeftijd is relatief. Giovanni Trapattoni kon op zijn 70e nog serieus uithalen als een jong veulen. Als je in het hoofd van een jongen van 18 of 20 jaar kunt kruipen, zie ik niet in wat het probleem is. Maar je moet mee evolueren met de tijdsgeest en een managementstijl hanteren die jonge, hyperactieve, ambitieuze en rijke voetballers triggert.’
Moet je als trainer niet vooral de kunst beheersen om alle spelers te laten geloven dat je hen nodig hebt? Ook de jongens die eigenlijk niet in de ploeg passen?
BRYS: ‘Als een speler tekortkomt, moet je dat rechtuit durven te zeggen. Dat komt brutaal over, maar ik heb geleerd dat spelers dat accepteren en waarderen. En hoe creëer je een echte band met de spelersgroep? Door de waarheid te zeggen en altijd bereikbaar te zijn wanneer ze aan je deur komen kloppen. Dat is een engagement dat ik met de spelers aanga. Bij problemen kunnen ze altijd bij mij terecht. Een speler mag mij in het midden van de nacht wakker bellen en ik zal klaarstaan om hem te helpen. Als ik dat niet meer kan opbrengen, stop ik er beter mee.’
Een trainer heeft wel de macht om een carrière van een speler te maken of te kraken.
BRYS: ‘Dat klinkt zo pervers. ( lacht) Je kinderen ga je toch niet bewust leed aandoen. Ik heb dat ook met spelers. Het wordt vaak anders voorgesteld, maar ik kan mij niet voorstellen dat een trainer bewust een goede speler aan de kant zal schuiven. Of hij moet het niet gezien hebben. Maar ik hou er niet van als een speler zegt: ik heb geen eerlijke kans gekregen. Ik voorzie minstens vijftig trainingen en een tiental oefenduels in de voorbereiding. Dat is toch ruim voldoende om aan mij te bewijzen dat je in de ploeg hoort te staan.’
Jij hebt ook de reputatie dat je goed kunt omgaan met bad boys. Je lokt zelfs conflictsituaties uit om spelers te prikkelen.
BRYS: ‘Ik kan een hele week ambras maken met een speler en hem in het weekend toch opstelIen. Joachim Mununga, met wie ik nog geregeld contact heb, was a pain in the ass. Door conflicten te creëren is hij helemaal veranderd en zo heeft hij zijn toptransfer naar een Turkse club ( Gençlerbirligi, nvdr) versierd. Ik vind dat elke speler recht heeft op een persoonlijke benadering. In mijn eerste jaar als proftrainer maakte ik een grove fout door iedereen op dezelfde manier te behandelen. Ik ben dus voorstander van maatwerk. Als je dat doet, kun je het beste in iemand naar boven halen. Maar ik kan niet genoeg benadrukken dat spelers zichzelf beter maken.’
Wil dat zeggen dat sommige spelers privileges moeten krijgen?
BRYS: ‘Correct!’
Zorgt dat niet voor onrust in een kleedkamer als een speler zich elke dag tien minuten te laat aanmeldt en daarmee wegkomt?
BRYS: ‘Ik bemoei mij daar niet mee. Als een groep het gebrek aan stiptheid van een ploegmaat tolereert, dan is dat haar probleem. Een groep moet zichzelf corrigeren. Het is niet aan de trainer om met een timer aan de deur te staan om te checken wie al dan niet te laat komt. Binnen de lijnen die ik heb uitgetekend mogen spelers zich vrij bewegen. Een speler die contraproductief is en de boel bewust saboteert, moet van mij wel geen kus verwachten.’
SPAANSE ENCLAVE
Heeft je ontslag bij STVV pijn gedaan?
BRYS: ‘Neen. Ik heb er in alle eerlijkheid niet onder geleden.’
Je moet toch een paar dagen down geweest zijn?
BRYS: ‘Hoegenaamd niet. Als ik gepakt was geweest op slecht functioneren, domme beslissingen of slechte opstellingen, dan zou ik er wakker van gelegen hebben. Maar dat was niet het geval. Ik ken de echte redenen voor mijn ontslag. Ik ben geen David Meekers die nergens van afweet en er toch een volledig nieuw verhaal aan ophangt. Een dat niet eens het zijne is. Er valt mijn team en mezelf niets te verwijten. Ik ben met een aantal waarden aan mijn trainerscarrière begonnen en ik zal daar nooit van afwijken. Nooit! Ik ben altijd bereid om te luisteren, maar uiteindelijk beslis ik.’
Je koppigheid opzij zetten, luisteren en op een positieve manier omgaan met zaken die je door derden aangereikt krijgt, is dat het geheim van een goede trainer?
BRYS: ‘Doe gewoon je eigen ding. En hou in het achterhoofd dat je niet iedereen kunt plezieren. In mijn eerste jaar bij Berchem introduceerde ik een nieuwe tactiek, maar het draaide van geen kanten in de voorbereiding. De voorzitter, Vasken Cavatti, begon nerveus te worden. Hij vroeg om het vorige systeem te gebruiken en dan zou hij de rest van het seizoen een hand boven mijn hoofd houden. Deed ik het niet, dan riskeerde ik voor de competitiestart eruit te worden gegooid. Ik heb geweigerd – als je daarmee begint, ben je maar een marionet – en ik verzekerde hem dat we er vanaf de eerste speeldag zouden staan. De dag dat we kampioen zijn geworden, heeft Cavatti mij iets toevertrouwd. ‘Je hebt mijn respect en appreciatie verdiend toen je in de voorbereiding niet bent ingegaan op mijn verzoek. Jouw voorgangers hadden zelfs mijn broer van 102 kilogram opgesteld als ik hen dat gevraagd had.”
Je werd eerder al ontslagen bij Beerschot (september 2005), Excelsior Mouscron (december 2007), Al Faisaly (december 2013) en Al Raed (maart 2015). Ben je nu immuun tegen dat soort tegenslagen?
BRYS: ‘Die ontslagen hadden niets met het sportieve te maken. In Moeskroen kreeg ik plots zeven of acht Spanjaarden over de vloer. Ik heb niets tegen Spanjaarden, integendeel, maar een aantal voldeden niet. Van bovenaf werd ik echter onder druk gezet om ze toch te doen spelen. Ontsla mij dan maar. Bij Al Faisaly verdienden mensen een centje op trainers die werden aangesteld. Om hun bron van inkomsten te garanderen, moest er dus veel rotatie zijn. En ook bij Beerschot waren het niet louter sportieve elementen die tot mijn ontslag hebben geleid. Omdat het de eerste keer was, heb ik mij dat zeer hard aangetrokken. Maar achteraf gezien was het goed dat ik zo vroeg in mijn carrière te maken kreeg met een ontslag omdat ik mij in die periode vrij arrogant gedroeg. Wat wil je ook? Ik was met Berchem twee keer na elkaar kampioen geworden, ik had Beerschot vanuit het niets en met het kleinste budget in eerste klasse naar de zesde plaats gebracht en een beker geschonken. Ik dacht ten onrechte ( haalt een Antwerps accent boven): ik zen hier de beste trainer van de wereld.’
Je hebt negen verschillende werkgevers gehad sinds je in 2003 voltijds trainer bent en je bent slechts één keer langer dan twee seizoenen bij dezelfde club gebleven. Het valt op dat je zelf een paar keer bent opgestapt. Wat zegt dat allemaal over jou?
BRYS: ( lacht) ‘Dat ik een wispelturige gast ben? Neen, van nature ben ik helemaal geen jobhopper. Door omstandigheden is het zo uitgedraaid.’
‘Klaar om een topclub te leiden’
Je kunt nog tien jaar mee als trainer. Waar droom je nog van op je 57e?
BRYS: ‘Ik zou bij een grote club willen aftoetsen waar mijn limieten liggen. Ik ben er honderd procent zeker van dat mijn team en ik klaar zijn om het sportieve in handen te nemen bij een topclub. Een ploeg die de kwaliteiten heeft om tiende te worden, kunnen wij naar de zevende plaats piloteren. Met een ploeg die kampioen moet spelen, zullen wij ook kampioen worden.’
Je spreekt in de wij-vorm. Je stapt dus niet in een project zonder je vaste team bestaande uit Issame Charai, Bart Van Lancker en Bram Verbist?
BRYS: ‘Een club die mij contacteert, heeft recht op de beste Marc Brys. En dat is met mijn team. Waarom? We zijn een geoliede machine. Aan Issame moet ik niet uitleggen hoe er op training gecoacht moet worden en welke accenten hij moet leggen. Als ik hem hoor spreken in interviews, dan hoor ik mezelf. Hij is geen na-aper, integendeel, maar wij zijn zodanig met elkaar verweven dat we hetzelfde denken en zeggen. Bram weet hoe hij zijn trainingen moet inplannen binnen ons concept en Bart is iemand die voor drie functioneert én hoogkwalitatief werk aflevert. We matchen op alle vlakken: in ons team vind je een persoonlijkheid van het type geel, groen, blauw en rood ( van het Hartman Personality Profile, nvdr).’
Er zijn wellicht niet veel clubs die geneigd zijn om hun volledige sportief departement te vervangen.
BRYS: ‘Ik kan begrijpen dat een club terughoudend is om vier mensen tegelijkertijd een contract te geven. Aangezien wij veel afzet voortbrengen in de vorm van uitgaande transfers, zijn wij wel goedkope werkkrachten. We hebben een grote troef: bij ons begint iedereen van nul. Wij hebben geen gemeenschappelijk verleden met een speler en dat is gezonder. Welke trainer heeft nog niet te maken gehad met infiltranten in de staf of in de spelersgroep?’
Jij bent loyaal aan jouw team. Omgekeerd verwacht jij van hen dat zij een aanbieding weigeren om binnen jouw team te blijven?
BRYS: ‘Loyaliteit komt van twee kanten. Als ik iets afzeg omdat we niet alle vier aangenomen kunnen worden, zou ik niet willen dat een van hen de eerste gelegenheid gebruikt om ergens aan de slag te gaan. Maar ik zie dat niet snel gebeuren.’