Vierenveertig jaar nadat het Europees kampioen werd, won Spanje opnieuw de finale van het EK. Daarmee triomfeerde het voetbal, want de Spaanse ploeg was de beste van het tornooi.

Eigenlijk is het een triomf voor het voetbal, dat Spanje zich zondag kroonde tot Europees kampioen. Een hoogstaande finale was het zeker niet, maar dat was ook niet te verwachten, met zo’n hoge prijs als inzet. En dus was er iets te veel kracht, iets te vaak de elleboog, iets te weinig oog voor het voetbal en iets te veel voor de tegenstander. Maar bij vlagen toonden de Spanjaarden ook zondag waarom ze de terechte kampioen waren. In een voetbalwereld die vaak door kracht wordt gedomineerd en waar spelhervattingen zo immens belangrijk zijn, toonden zij aan dat de basis van het voetbal nog steeds techniek en snelheid is. De bal het werk laten doen, maar op een gedoseerde manier. De Spanjaarden toonden zich in Oostenrijk zes wedstrijden lang meester in het manipuleren van de bal en van de snelheid van het spel. Traag rondtikken en dan plots versnellen om zo een kans te creëren. Dodelijk tegen Rusland, Zweden, Griekenland, nog een keer Rusland en uiteindelijk ook Duitsland, alleen tegen Italië vonden ze geen gaatje. Gemiddeld waren ze op het middenveld maar een dwerg groot, maar wat die heren spelmakers daar met de bal konden, grensde bij vlagen aan het ongelooflijke. Voeg daar twee gevaarlijke spitsen aan toe, eerst David Villa en zondag in de finale Fernando Torres, en je hebt een dodelijk geheel.

Het probleem van het Spaanse voetbal, vond Luis Aragonés altijd, was dat de Spanjaarden niet konden strijden in een toch vrij lange competitie die een EK of een WK is. Niet konden behouden, waar de Duitsers meester in zijn: de concentratie, de motivatie. Talent genoeg, maar altijd liep er wel wat fout. Dit keer lukte het wel. E viva España schalde zondagavond om 22 u. 57 terecht door de boxen van het Ernst Happelstadion.

Vier jaar werk

Waarom kon Spanje het nu wel en vroeger niet? Heeft het met de volksaard te maken? Kunnen ze geen drie weken lang aan één zeel kunnen trekken, vanwege te veel verschillende etnische groepen?

Bijlange niet, dat bewezen de Spanjaarden de voorbije jaren voldoende in andere sportdisciplines. Hockey, volleybal, basketbal, handbal,… Spanje haalde in al die disciplines recent nog succes, de ene keer mondiaal, een andere keer Europees. Uniek is het dus niet, alleen de Selección voetbal liet het tot dusver afweten.

En dat had zijn redenen.

Daags voor de finale liet El País wat oude vedetten van het vroegere Spanje aan het woord, om kanttekeningen te zetten bij dit succes en te vergelijken met de finalisten van 1964 en 1984. Moeilijk, want in die jaren werd heel ander voetbal gespeeld, op een heel andere manier in beeld gebracht ook nog eens. Zo herinnerde Chus Pereda zich toch.

Pereda is naast leeftijdsgenoot ook een vriend van bondscoach LuisAragonés. Daags na het bereiken van de finale sms’te hij nog met de man. Met deze woorden: ‘Lachen, Luis, lachen!’ Pereda maakte in 1964 in de finale (2-1-winst tegen de Sovjet-Unie) de eerste goal en bracht de tweede aan. Een paar dagen later bleek in de cinema – zo ging dat vroeger: het journaal zag je in de cinema, niet op tv – uit de beelden dat het tweede doelpunt er gekomen was op voorzet van Amancio, en niet van Pereda. Spanje leefde toen nog onder de dictatuur van generaal Franco en protesteren tegen die vernieuwende montage durfde Pereda niet.

Om u maar te zeggen hoe de tijden veranderd zijn en generaties vergelijken quasi onmogelijk is. De meeste voetballers die El País aan het woord liet, loven deze generatie, als zijnde de meest complete. Ze is sterk, zowel fysiek, technisch als mentaal, en werd nu en dan gediend door het geluk: een strafschoppenreeks blijft een loterij. Maar niemand die zei dat de ploeg het niet verdiende. Spanje was het meest regelmatige elftal van het tornooi: het was het doelgevaarlijkst, zo bleek uit de statistieken, zette het meeste aanvallen op van alle teams, maar het incasseerde ook het kleinste aantal doelpunten én het speelde mooi voetbal. Toque toque. Balbezit, niet altijd het meest aanvallende systeem – je kan ook het spel bevriezen -, maar aan dat balbezit koppelden de Spanjaarden bijwijlen ook vliegensvlug counterspel.

Ook dit: als er één ding is wat dit EK ons leerde, dan is het dat in al de teams die ver raakten individueel talent werd gekoppeld – en ondergeschikt gemaakt – aan een sterk groepsgevoel. Voetbal is meer dan het cultiveren van de kracht van één individu. Een voorbeeld: David Villa, topschutter van het EK: sterke spits, meer dan 90 goals in de Spaanse Primera División tijdens de voorbije vijf jaar. Maar vorig seizoen ook gever van het grootste aantal assists (10) onder de spitsen. Ander voorbeeld: Cesc Fàbregas. Beslissend in veel matchen, maar het grootste deel van de tijd hier een niet morrende bankzitter.

Opvallend was hoe alle Spanjaarden hier de voorbije dagen dat groepsgevoel loofden. Ze gaven ook aan dat het niet iets was dat was ontstaan tijdens de voorbije maand onder invloed van de resultaten, vaak dé sfeerbepalende factor.

Iker Casillas: “Dit is geen toeval, maar de vrucht van vier jaar werk.”

Xabi Alonso formuleerde het zo: “Er zijn twee jaar terug in Duitsland dingen gebeurd, details waar we van geleerd hebben. Ginder is alles begonnen. Er waren toen slechte en goeie zaken. Uit de slechte hebben we lessen getrokken, de goeie hebben we nog verbeterd.”

Kortom: alles is twee jaar terug in Duitsland begonnen. Vandaar deze korte flashback.

* * *

Juni 2006. In volle wereldbeker in Duitsland – de Spanjaarden hebben hun kamp opgeslagen in Kamen – doet er zich een incident voor met een aantal spelers. Al de hele tijd werkt aanvoerder Raúl González ongelooflijk op de zenuwen van de bondscoach. De spits van Real Madrid, niet volledig fit en daardoor luxe-invaller, moeit zich met letterlijk alles. Tot de kleinste details: het eten, de voorbereidingen, de trainingen, de opstelling, de uren waarop dingen worden afgesproken, de interne discipline. Er zijn voortdurend spanningen. Raúl is professioneel genoeg om tegenover de buitenwereld niet te mekkeren over zijn statuut als invaller, maar laat intern zijn onrust voldoende blijken. Als hij ’s ochtends aan de ontbijttafel bijschuift, hangt er elektriciteit in de lucht aan de tafel waar Cañizares en Salgado, ook verbannen naar de bank, ontevreden aanzitten. Dat werkt op het gemoed van de jonge spitsen Torres, dan 22, en Villa, 24. Hun idool, de aanvoerder, gedraagt zich niet als de beste ploegmaat.

En dan gebeurt dit: op een dag zijn Albelda, Reina en Villa gaan stappen. Iets wat de Spanjaarden overigens ook hier mochten, zo zocht Senna vrijdag in Wenen een oude Braziliaanse maat op. Zomaar. De drie doen het niet achter de rug van de coach, ze hebben vrij, maar het uur waarop iedereen zich terug in het afzonderingsoord moet melden, ligt vast op middernacht. De drie komen echter een half uurtje te laat. Raúl wil een sanctie en dringt daar bij de coach op aan. Die moet even zijn stem verheffen en maakt de aanvoerder duidelijk dat alleen hij beslist over een eventuele straf.

Een paar dagen later gaat Spanje er in de kwartfinales uit tegen Frankrijk (3-1). Raúl speelt, maar is dus niet volledig fit en dat is te merken. Tot vandaag beklaagt Aragonés zich volgens de Spaanse journalisten nog steeds dat hij die dag toegaf aan de smeekbeden van de Madrileen.

Oktober 2006: Spanje begint slecht aan de EK-kwalificaties. Het verliest met 3-2 van Noord-Ierland, in Belfast. Die avond spreekt Aragonés de volgende, intussen in Spanje beroemde, woorden: “Vandaag heb ik gezien wie in de boot zit en wie eruit valt. Het is de laatste keer dat Raúl en zijn vriend Michel Salgado worden opgeroepen.”

Helaas voor Aragonés valt het resultaat van de wedstrijd die volgt, weer tegen: Spanje verliest opnieuw, in Zweden. De pers beklemtoont het gegeven dat het krediet van de coach op is en laakt zijn selectiebeleid. De jongere spelers nemen het echter op voor hun coach. Cesc, die avond in Stockholm voor het eerst basisspeler, Inies-ta, Torres, Villa,… allemaal spreken ze hun bewondering voor Aragonés uit. Op de bank is Reina Cañizares, heel ongelukkig om de manier waarop hij zijn plaats aan Iker Casillas verloor (door in een gebroken glas te trappen), komen vervangen. Reina, sterk bij Liverpool, ontpopt zich tot aanvoerder van de bank, die hij in toom houdt. Het credo vanaf nu is: er is geen basisploeg en geen reserveploeg meer, maar er moet van een heuse kern worden gesproken. Iedereen gelijk voor de wet. De hele selectie schaart zich openlijk achter de beslissing van de trainer om zijn aanvoerder aan de kant te houden.

Madrid, februari 2008. In een poging om terug bij de kern te geraken, wil Raúl de vredespijp roken. Hij vraagt aan Aragonés om op een persconferentie de verzoening bekend te maken. Aragonés blijft diplomatisch en zegt: “Als ik vind dat ik hem nodig heb, zal ik hem oproepen.” Het zal niet meer gebeuren. Raúl moet wachten. Tot na het EK, als Vicente del Bosque, veel dichter bij de Madrileen dan Aragonés, het roer van de Selección overneemt?

Reactie van een van de nieuwe leiders van de groep op die persconferentie: “Amai, de coach heeft ballen.”

Het werpt zijn vruchten af. Nog een keer Xabi Alonso: “Ik ga niks zeggen over of afbreuk doen aan vorige groepen, maar tijdens dit tornooi heb ik een tot dusver onbekende harmonie bij de Spanjaarden geconstateerd.”

Discotheek

Tot zover de teambuilding. Een andere kracht van het Spaanse succes is het ‘systeem’. Dat is een tweede reden waarom Aragonés Raúl, die puur sportief zijn plaats in de selectie meer dan verdient (31 jaar nog maar en dit seizoen bij Real Madrid achttien doelpunten), aan de kant laat: hij valt vaak terug en loopt eigenlijk in de weg van de middenvelders.

In oktober 2007 probeert Aragonés voor het eerst zijn 4-1-4-1 uit, met Fàbregas achter één spits. Iedereen is verrast, maar het werkt, Spanje wint in Denemarken met 1-3 en plaatst zich daarmee virtueel. Zekerheid over de kwalificatie komt er pas in november als thuis gewonnen wordt van Zweden (3-0) in Madrid en in Las Palmas (Gran Canaria) met 1-0 van Noord-Ierland. De spelers vieren in een discotheek de kwalificatie en tot hun verrassing krijgen ze daar even het bezoek van El Mister, abuelo (opa) Aragonés.

Aragonés maakte komaf met een oude Spaanse mythe: veel goeie spelers, weinig groepsgeest. Maar belangrijk is: hij finetunede ook het spelsysteem. Of liever de twee spelsystemen, want naast zijn 4-1-4-1 blijft Aragonés ook kiezen voor een 4-4-2. Met quasi dezelfde elf, twaalf spelers, dat is ook een vast gegeven hier bij Spanje. Omdat er tegen Griekenland niks meer op het spel stond, mocht de tweede ploeg aantreden, maar in het gros van de andere wedstrijden kwamen altijd dezelfde spelers in actie: de basiself + Fàbregas, Xabi Alonso, en iets minder frequent nog Cazorla of Güiza. Van kritiek op vorm trok Aragonés zich niks aan.

Opa deed het wel op zijn manier. Volgende maand wordt hij 70, maar de man is allerminst uitgeblust. Zijn sterkte: naast bezetenheid het individuele gesprek met spelers op het trainingsveld. Sergio Ramos, Iniesta, Xavi, Torres, allen werden ze te gelegener tijd apart genomen voor een goeie, duidelijke babbel.

Puyol: “Hij heeft ons geleerd in onszelf te geloven. En dat we konden winnen met de stijl die we ons eigen hebben gemaakt. Hij zag dat er in de Spaanse competitie heel veel kleine balvaste middenvelders rondliepen en op een intelligente manier heeft Luis daar een systeem op gekleefd.”

Het succes dat hij met de nationale ploeg haalde – 70 procent van de Spanjaarden vindt dat hij moet bijtekenen -, wekt in Spanje verbazing, want een echt groot palmares heeft Aragonés, die hier zaterdag nog teleurgesteld reageerde op het feit dat de voetbalbond hem niet vroeg om zijn aflopende contract te verlengen, niet. Hij trainde, op Real Madrid na, de grootste Spaanse ploegen, maar werd slechts één keer kampioen. Geen Real, dat komt omdat Aragonés een man van Atlético is, hij voetbalde er tien jaar en keerde er als trainer maar liefst vier keer terug. Toen hij er in het begin van de jaren 90 mentaal wat door zat, liet voorzitter Jesús Gil y Gil zelfs een psychiater uit Dallas overvliegen, om zijn coach voor een opkomende depressie te behandelen. Nadien ging Aragonés weer door.

Opvallend

Binnen het Spaanse collectief toch een paar opvallende figuren: Iker Casillas in doel. San Iker. Toen hij tegen Italië twee strafschoppen stopte, gingen er in Spanje even stemmen op om hem heilig te verklaren. Daarvoor is een mirakel nodig, klonk het doodserieus bij de katholieke kerk… Velen noemen hem de beste doelman van het tornooi, maar San Iker moest wel maar negen (!) reddingen doen tijdens al zijn wedstrijden, zo sterk was zijn defensie.

Carlos Marchena: de voetballer-schilder, al gaf de man heel eerlijk toe dat hij de voorbije twee jaar geen kwast meer aanraakte. Hij raakte gefascineerd onder invloed van een vriendin, maar die is nu ex. Geen goed seizoen achter de rug, en in de nationale ploeg voor het tornooi nog sterk gecontesteerd door de pers vanwege geen eenheid met Puyol. Maar naarmate het tornooi vorderde, raakten ze steeds beter op elkaar ingespeeld.

Marcos Senna: de vierde spelmaker op het middenveld. Een genaturaliseerde Braziliaan, die eigenlijk als aanvallende middenvelder begon, zich vroeger veel te geregeld vastliep in een dribbel, maar inmiddels leerde zich weg te cijferen voor het geheel. Een van de stuwende krachten van Villareal. Anoniem begonnen aan zijn eerste grote tornooi als basisspeler (op het WK in Duitsland zat hij meestal op de bank), maar ontzettend gegroeid. Kreeg hier al heel veel lof van Arsène Wenger en de Engelsen die in hem de nieuwe Makelele zien. Religieus man, zit naar verluidt elke dag in de bijbel. Moet ook wat persoonlijke drama’s verwerken: net als Puyol raakte hij al zijn vader kwijt, die van Senna stierf op het voetbalveld, in een wedstrijdje met veteranen. Maar ook een dopingdrama: in 2004 werd hij nog betrapt op het gebruik van cortisone tijdens een wedstrijd voor de Intertoto. Het kostte hem twee maanden schorsing. Zondagavond was hij dicht bij de 2-0, we hadden het hem gegund.

David Silva: ook al zo’n lichtgewicht, maar wat een voetballer, zowel met links als met rechts Op zijn twaalfde afgekeurd door Real Madrid, nu ja, iedereen kan zich vergissen. Komt van de Canarische eilanden, maar speelt als een Bask, volgens Aragonés. Voor de niet-kenner van Spanje: eilandbewoners worden niet serieus genomen, maar als ze zeggen dat je uit Baskenland komt …

Veldwerk

De toekomst van Spanje ziet er mooi uit: het aanvallende compartiment is jong, de verdediging staat er en kan nog wel twee jaar mee. Cesc, Villa, Silva, Iniesta, Torres, Sergio Ramos, Casillas, Xavi, voor velen moet het beste nog komen.

En de opa? “Wellicht wordt het weer een club”, zei hij zaterdagavond. Eind juli wordt hij 70, maar naar verluidt mist hij het dagelijkse veldwerk … S

door peter t’kint

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content