Knack Roeselare kroonde zich dinsdagavond voor de vijfde keer op rij tot nationaal volleybalkampioen. Met ook de Belgische beker, de BeNe Cup en de titel in de BeNe Conference op zak blijft de West-Vlaamse club dé referentie in het Belgische volleybal. Algemeen directeur Dirk Specenier over het succes, het afscheid van coach Steven Vanmedegael en het gebrek aan mediabelangstelling.
Hoe verklaart u het aanhoudende succes van Knack Roeselare, met vijf titels op rij, tien in de laatste twaalf jaar?
Dirk Specenier: Continuïteit, vertrouwen en een sterke sportieve cel zijn de pijlers. Spelers zoals Matthijs Verhanneman, Stijn Coolman en Stijn D’Hulst blijven lang en vormen een hechte groep die voor de club door het vuur gaat. Ze zijn trots op hun bijdrage aan onze historie. Een toptrainer is cruciaal: Steven Vanmedegael maakte onze spelers twaalf jaar lang beter.
Daarnaast investeren we in een professionele ondersteuning. Vier mensen regelen alles, van administratie tot logistiek. Die rust doet ons sportief excelleren. Het is een West-Vlaamse mentaliteit: hard werken, niet op je lauweren rusten, en geloven in je mensen, ook na een mindere periode.
Vaak wordt succes gekoppeld aan financiële middelen. Heeft Knack Roeselare een groter budget dan andere Belgische clubs?
Specenier: Ons sportieve budget is vergelijkbaar met dat van andere Belgische topclubs, soms zelfs kleiner. We horen weleens bedragen bij andere clubs en schrikken: dat is voor ons te hoog. Het verschil zit in onze extra sportieve investeringen: administratie, commerciële ondersteuning, beleving. Slechts 50 à 60 procent van ons budget gaat naar het eerste team, 10 à 15 procent naar de jeugd, en de rest naar ondersteuning.
Dat evenwicht is essentieel. Een groot sportief budget alleen maakt geen kampioen. Je hebt een sterke structuur nodig, zoals Haasrode Leuven nu probeert op te bouwen. Zonder die basis zakken clubs weg.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Coach Steven Vanmedegael stopte na twaalf jaar bij de club. Wat lag aan de basis van zijn vertrek?
Specenier: De druk op een coach is immens. Steven, een perfectionist, was zeven dagen op zeven met volleybal bezig. Dat weegt op je gezinsleven. Hij wilde zijn kinderen zien opgroeien en een normaler leven leiden. Zijn vrouw heeft een drukke carrière, wat de balans nog moeilijker maakte.
Na twaalf jaar alles te geven, is zo’n keuze begrijpelijk. We respecteren zijn beslissing en blijven on speaking terms. We hopen hem betrokken te houden, mogelijk als adviseur of in een andere rol, en sluiten niet uit dat hij ooit terugkeert. Steven is nog jong en heeft veel te bieden.
Sportief onevenwicht in de BeNe Conference? ‘Binnen vijf jaar verwacht ik een Nederlandse kampioen.’
Waarom viel de keuze op Matthijs Verhanneman als nieuwe coach?
Specenier: Matthijs belichaamt het DNA van onze club. Hij speelde hier zeventien seizoenen, was kapitein en leerde van toptrainers als Dominique Baeyens, Emile Rousseaux en Steven Vanmedegael. We waren van plan om hem als assistent te laten beginnen, maar toen Steven stopte, kozen we meteen voor Matthijs. Een tussenpaus had geen zin.
Matthijs’ gebrek aan ervaring wordt gecompenseerd door zijn kennis van de club, spelers en omgeving. De uitdaging ligt in het overstappen van speler naar coach en het omgaan met tegenslagen, zoals twee nederlagen op rij. We zullen hem ondersteunen met ervaren mensen die voor hem als klankbord kunnen dienen.
Met het vertrek van Seppe Rotty naar Milaan en de terugkeer van Mathijs Desmet, na drie seizoenen in Italië en Polen, is er beweging in de kern. Hoe bouwt u aan verjonging?
Specenier: Verjonging is cruciaal. Mathijs Desmet, 25 en ex-jeugdproduct, brengt talent en ervaring uit Italië en Polen. We haalden Saimen Hage, een 20-jarig Nederlands toptalent, en daarnaast hebben we onze jonge Belgen in wie we erg geloven. We hebben ook een ervaren Duitser met Champions League-ervaring gecontracteerd, wiens naam we pas op 1 juni mogen bekendmaken.
Basil Dermaux, onze hoofdaanvaller, ligt nog twee jaar vast en is een pijler. Al zullen we hem allicht moeilijk kunnen houden als hij zijn niveau nog opkrikt. We blijven niettemin focussen op Belgen en jonge talenten die we lang kunnen binden, want buitenlandse toppers zijn onbetaalbaar. Onze reputatie om jongeren beter te maken helpt daarbij.
De jeugdwerking levert steeds meer op. Hoe belangrijk is dat voor de toekomst?
Specenier: Spelers als Bjarne Angillis, Mauro Lips, Basil Dermaux en Mathijs Desmet bewijzen de kracht van onze jeugdopleiding. Volgend jaar hebben we vier eigen jeugdspelers in de kern, een unicum in onze geschiedenis. Dat versterkt ons DNA en maakt ons minder afhankelijk van dure transfers. We hebben onze jeugdopleiding bewust versterkt, met meer middelen en aandacht. Dat betaalt zich nu uit. Zo kunnen we bouwen aan een duurzame basis.
‘De sleutel tot ons sportief succes is een West-Vlaamse mentaliteit: hard werken, niet op je lauweren rusten, en geloven in je mensen, ook na een mindere periode.’
Wat zijn de Europese ambities van Knack op korte en lange termijn?
Specenier: Dit seizoen bereikten we de kwartfinale van de CEV Cup, maar de lat ligt hoger: de halve finale, minstens één keer om de vijf jaar. In België mikken we op de top twee, een Champions League-ticket en de bekerfinale. De druk is groot, want een mindere prestatie wordt uitvergroot.
De nieuwe BeNe Conference kreeg heel wat lof, maar er was ook een sportief onevenwicht, met Belgische clubs die 23 van de 32 duels wonnen tegen de Nederlandse clubs. Hoe evalueert u dit initiatief?
Specenier: Ik ben zeer positief. Nederland heeft een rijke volleybalgeschiedenis, met olympisch goud in het verleden, maar kende een dip door financiële problemen bij de bond. Nu hebben ze topaccommodaties en een enorme drive.
Het sportief onevenwicht zal snel verdwijnen. Binnen vijf jaar verwacht ik een Nederlandse kampioen, vanwege hun transfers en sterke jeugdopleiding. De BeNe Conference versterkt beide landen.
Ondanks de belangstelling voor de nieuwe BeNe Conference blijft de verslaggeving voor de competitie vrij beperkt in de kranten. Wat vindt u daarvan?
Specenier: Het is een enorm obstakel. Volleybal is wereldwijd een topvijfsport, maar hier krijgen we amper aandacht. Kranten vullen pagina’s met voetbal of wielrennen, terwijl het nieuws van onze titel een voetnoot is – hoogstens een artikeltje van tien bij vijf centimeter.
De kranten kiezen liever voor populistische artikels, zelfs over de kledij van voetballers. Niemand volgt er nog het nationale volleybal. We doen nochtans alles voor de beleving – onze finales zijn spektakel – maar we krijgen te weinig return. Dat frustreert, vooral voor onze spelers, die met minder loon dan in het voetbal of wielrennen betere prestaties leveren in een mondiale sport.
Wat voor gevolgen heeft dat voor het Belgische volleybal?
Specenier: Bestaande sponsors zijn enthousiast over de beleving, dat is het niet probleem. Het bemoeilijkt wel onze zoektocht naar nieuwe sponsors, zeker in deze moeilijke economische tijden. Die zijn nodig om de continuïteit en groei te bestendigen.
Zonder meer media-aandacht wordt de situatie van het Belgische volleybal precair, met minder profploegen en een lager niveau. De coronacrisis heeft het volleybal hard getroffen en daar is het nog niet van hersteld – ook wij niet trouwens. Ons aantal abonnees en toeschouwers is met 10 procent gedaald, terwijl de kosten met 10 à 15 procent gestegen zijn. De media dragen een verpletterende verantwoordelijkheid om onze sport de plek te geven die ze verdient.