Voetbalhaters doen de edele balsport vaak af als ‘een spelletje’, geen echte sport. Voetballers trainen nauwelijks en hun begeleiding is compleet voorbijgestreefd. Alsof er met anabolen of epo moet gerommeld worden vooraleer een spelletje een sport wordt.
Het klopt dat het voetbal een conservatieve wereld is, waarin oud-voetballers maar al te vaak de methodes van hun vroegere trainers overnemen en puur op basis van intuïtie werken.
Inmiddels heeft de wetenschappelijke aanpak ook zijn intrede in het voetbal gedaan. Na de keeperstrainer kwam de fysical trainer en de arts, die het hart van de spelers aan een computer koppelde. Ook de sportpsycholoog heeft zijn plaats verworven onder de voetbaltribunes.
Nieuwe initiatieven worden echter nog altijd lacherig afgedaan. Zoals de linietrainers van Club Brugge. Straks hebben profclubs in de hele wereld op ieder vlak specialisten in huis. Zoals in de Amerikaanse profsporten.
In het voetbal zelf heerst een strijd tussen ex-voetballers en ‘wetenschappers’. De eerste groep vraagt zich vaak af hoe ‘hoog’ hun collega’s gevoetbald hebben. Omgekeerd zien de wetenschappers in de vroegere iconen collega’s die maar wat rotzooien en het vak niet beheersen.
De praktijk leert dat er meerdere wegen naar Rome leiden. Johan Cruijff was de trainer van het Catalaanse Dream Team van de jaren 90 en de geestelijke vader van het Barcelona van Pep Guardiola. Arrigo Sacchi, ooit een derderangs voetballer, tekende voor het wervelende voetbal van het AC Milan van Frank Rijkaard, Ruud Gullit en Marco van Basten, dat ooit met 4-0 een Europese finale won van het Barça van Cruijff.
Raymond Verheijen is een wetenschapper. De Nederlander is inspanningsfysioloog en prepareerde onder Guus Hiddink met veel succes het team van Zuid-Korea voor het WK 2002.
Verheijen maakte op Euro 2012 gehakt van de voorbereiding van Oranje. “Niet fit”, was zijn vlijmscherpe commentaar na match één. De specialist in periodisering werkte in Polen onder de hoede van Dick Advocaat en mocht een stapeltje cynische sms’jes verwerken na de uitschakeling van Rusland. De eensluidende boodschap: ‘Verkeerd gepiekt’. De jongens van president Poetin vlogen in hun openingsmatch tegen Tsjechië, slenterden tegen Polen en sleepten zich naar het einde tegen de Grieken.
Voetbal is een onvoorspelbare sport waarin het toeval een grote rol speelt, zodat het soms lijkt alsof een gedegen voorbereiding niet echt hoeft. Integendeel zelfs. Iedereen herinnert zich dat de Denen in 1992 precies tien dagen voor de aftrap van het EK bijna letterlijk van de zonnige stranden werden geplukt om het brandende Joegoslavië te vervangen.
Iedereen dacht dat de knapen van bondscoach Richard Møller Nielsen een lachertje zouden blijken op het toernooi. Maar wat bleek? De Denen zetten topfavorieten als Nederland en Duitsland opzij en pakten de Europese kroon. “We hadden geen tijd om ons voor te bereiden en speelden zonder de minste druk”, legde Peter Schmeichel uit.
Bij de Engelse voetbalbond kwam iemand op het lumineuze idee dat dit weleens de weg kon zijn naar het succes waar het land nu al sinds de Wereldbeker van 1966 naar snakt. Het Deense model was bij nader inzien zelfs de enige kans.
Wayne Rooney was immers geschorst voor de eerste twee partijen en zes weken voor de eerste bal rolde in Polen en Oekraïne had ‘de ploeg van de drie leeuwen’ geen bondscoach en geen aanvoerder. Kapitein John Terry was door de federatie tot piot gedegradeerd.
Heel Engeland wachtte op de benoeming van Harry Redknapp als bondscoach, maar de bond ging in zee met Roy Hodgson. Ex-bondscoach van Finland en Zwitserland en met het charisma van een cornervlag.
Volgens Verheijen was de aanpak van de Engelsen op dit EK amateuristisch. Neen, voorhistorisch. Hij had niet door dat dit ook de bedoeling was.
Toen Frank Lampard, Gareth Barry en Gary Cahill tijdens de voorbereiding uitvielen, ging het plan er steeds beter uitzien. Periodisering? Ammehoela. Gewoon van de pub het veld op en de coach die nog snel ” Come on, lads!” roept.
Na de laatste match in de groepsfase kreeg Hodgson de vraag wat hij van Italië, de tegenstander in de kwartfinales, dacht. “Geen idee”, zei hij. “Ik heb alleen Spanje bekeken, ik kon me met de beste wil van de wereld niet indenken dat we de groep zouden winnen.”
Dat het tegen Italië toch nog misliep? Volstrekt logisch. De Azzurri gingen pas helemaal mee in het theater van de absurditeit. Antonio Cassano én Mario Balotelli in de spits! De Divina Comedia op voetbalnoppen. Cesare Prandelli? De Dante van het calcio.
DOOR FRANÇOIS COLIN
“Prandelli is de Dante van het calcio.”