
‘ALS JE NAAR ME KIJKT, ZIE JE EEN STOMME KOP’
Het is heel fijn als P’tit Franck losgelaten wordt op het veld. En het is nog fijner als hij zich niet inhoudt tegen een dictafoontje. Dat van die stomme kop heeft hij wel degelijk gezegd. Tot twee keer toe.
Met Franck Berrier moet je geluk hebben dat je hem op een goed moment te pakken krijgt. Soms heeft hij duidelijk geen zin om zijn hart te luchten. Hij wandelt dan rond met het gezicht van iemand die vindt dat men hem met rust moet laten. Op andere momenten is Berrier een crème van een kerel: beschikbaar, lach op het gezicht, ontspannen. Met de goesting om een en ander scherp te stellen. Het treft, we ontmoeten hem op een dag dat hij veel wil vertellen.
Je hebt een hekel aan interviews en zit hier alleen maar omdat de club jou dat gevraagd heeft, juist?
FRANCK BERRIER: ‘Helemaal niet. Als alles goed georganiseerd is, stoort het me niet om interviews te geven. Geen probleem. Integendeel zelfs, ik doe dat graag. Als ik de dingen kan zeggen zoals ik erover denk en als het niet verdraaid wordt, ben ik er vaak voor te vinden.’
Maar we horen jou heel weinig op de radio en zien je zelden op tv.
BERRIER: ‘Dat is iets anders. De enscenering, de studio’s en zo, nee, dat is niet mijn ding. Ze hebben het me al heel vaak voorgesteld… Ik heb al heel vaak geweigerd.’
Omdat je van het voetbal houdt en niet van alles errond, is het dat?
BERRIER: ‘Dat is het, prima samenvatting! Wat ik leuk vind, wat me boeit, dat is het veld. Niet de bijkomstigheden. Zodra je je begint te interesseren voor alles eromheen, voel je vlug dat dat helemaal niet zuiver is. Het is toch een wat bizar wereldje. Ik ben voetballer, speler. Ik wil me alleen daarmee bezighouden. Zodra je de mensen die een andere job doen in het voetbal – makelaars, bepaalde voorzitters, bepaalde sportief directeurs… – van dichterbij bekijkt… Nee, ik denk daar liever niet aan. Er is veel gesjoemel en ik wil daar niet aan meedoen. Je moet de dingen zeggen zoals ze zijn, de werkelijkheid onder ogen zien: er zijn eerlijke mensen in het voetbal, maar er zijn vooral veel oneerlijke. En ook, ik heb een rustig karakter, ik laat het leven zijn gang gaan. Maar dat is soms moeilijk in dit milieu. Een speler die minder goed is, ziet mentaal af, maar in plaats van hem te helpen, geeft men hem kritiek. Ik begrijp dat niet. Er zijn toch wel veel ergere dingen dan een slechte match! Het probleem is dat er veel mensen zijn die het voetbal belangrijker maken dan de dingen die als essentieel zouden moeten worden beschouwd.’
Wat heeft jou al het meest gestoord sinds je prof bent?
BERRIER: ‘Ik kan daar nu niet over spreken. Ik zou namen en plaatsen moeten noemen, ik heb daar geen zin in. Ik houd dat dus allemaal voor mij.’
HYPOCRIETE VOETBALWERELD
Je zei al dat het voetbal een wereld van hypocrieten is.
BERRIER: ‘Welja, iedereen weet dat toch? En die hypocrisie wordt vooral veroorzaakt door het geld. Men is snel geneigd om toenadering te zoeken tot bepaalde mensen uit eigenbelang. Als je onderaan staat, kijkt niemand naar je, wil niemand je zien. Als je bovenaan staat, wil iedereen naast je komen zitten. Is dat geen hypocrisie? Neem Landry Dimata. Een jaar geleden kende niemand hem en wilde niemand hem kennen. Ze lieten hem waar hij was. Nu staat iedereen in vuur en vlam voor hem.’
Het was toch logisch om geen interesse te hebben voor een speler die niet speelde…
BERRIER: ‘Daarin volg ik je niet. Als de mensen die in het voetbal werken hun job op een professionele manier doen, moeten ze ook oog hebben voor spelers die kans maken om door te breken. En hij had een kans om door te breken, of niet? Het is al te makkelijk om hem te benaderen als hij al doorgebroken is.’
Is het een wereld waar je vrienden kunt maken voor het leven?
BERRIER: ‘Ik denk het wel. Maar zelf heb ik er geen, omdat ik ook niet probeer om er te hebben. Ik heb veel kennissen, ik kom met iedereen goed overeen. Je mag gaan kijken in alle clubs waar ik gespeeld heb, 95 procent van de mannen die je zult tegenkomen lopen hoog op met me. Maar vrienden? Nee. Als ik een club verlaat, draai ik de bladzijde om. Ik ben in contact gebleven met enkele ex-ploegmaats. Bijvoorbeeld Laurent Ciman, Thorgan Hazard, Teddy Chevalier. We kunnen elkaar een berichtje sturen voor een geboorte of een hattrick, maar daarom ben je nog geen vrienden.’
Kortom, je vrienden zitten in een andere wereld …
BERRIER: ‘Zelfs in het leven heb ik niet veel vrienden. Daar ook, ik heb veel kennissen, dat is wat anders. Mijn vrienden zijn mijn familie. Dat is het belangrijkste. Na de training keer ik meteen terug naar huis, ik rust, ga mijn kinderen van school halen. Meer heb ik niet nodig.’
BANGE CLUBS
We zien je zelden met een glimlach…
BERRIER: ‘Vraag het maar aan de andere spelers, of ik niet lach! Zij die dat beweren, zijn de mensen die me niet kennen.’
Je ziet er vaak kregelig uit, op het randje van ongelukkig zelfs.
BERRIER: ‘Je vergist je. Maar ik weet dat ik een reputatie heb in het milieu. Ik heb al gehoord dat ik een rotkarakter heb, men heeft gezegd dat ik rotzooi breng in de kleedkamer. Maar dat is nooit gebeurd. Nooit. Feitelijk kent men mij heel slecht en ik denk dat dat mijn carrière beïnvloed heeft. Ik denk dat bepaalde goeie clubs bang zijn geweest om me te nemen, omdat ze vreesden dat ik problemen zou maken.’
Hoe verklaar je dat?
BERRIER: ‘Als je naar me kijkt, zie je een stomme kop.’
Excuseer?
BERRIER: ‘Welja, toch! Als je naar me kijkt, zie je een stomme kop. Als de mensen me niet aanspreken, stap ik niet zelf op hen af. Ik glimlach niet naar mensen die ik niet ken, ik streef daar ook niet naar, ik probeer niet om vrienden te maken of om toenadering te zoeken tot de supporters. Zodra de training is afgelopen, stap ik in de wagen en rijd ik naar huis.’
Ben je verlegen?
BERRIER: ‘Niet speciaal, maar ik heb daar gewoon geen zin in, dat is het. Nu, als je me echt kent en een avond met me doorbrengt, zal je zeggen dat ik de vriendelijkste en vrijgevigste ben. Maar nu ben ik mezelf in de bloemetjes aan het zetten, dat is niet goed…’
Ben je dezelfde persoon in de periodes dat je minder speelt?
BERRIER: ‘Ik moet daar nog aan werken, dat klopt… Als ik weet dat ik niet ga spelen, moet je de dag voor de match niet te dicht bij me komen, ik ben dan wat vervelend. Ik ben me daar bewust van.’
DIRECTEUR VAN DE KLEEDKAMER
Een tweet van jou: ‘Het voetbal is als een telefoonkaart. Er zijn er die veel krediet hebben, anderen minder en nog anderen helemaal geen.’
BERRIER: ‘Juist, toch? Je hebt spelers die meer geapprecieerd worden door de trainer, ook al zijn ze minder goed. Soms waardeert de coach iets in hen dat jij niet ziet. Hij denkt dat hij naar de oorlog kan met hen. Het is hetzelfde als in de onderwijswereld, hetzelfde als een leraar-leerlingrelatie. Je hebt natuurlijke voorkeuren. Dat kan aan het uiterlijk liggen, je hebt meer sympathie voor een jongen van wie het gezicht je bevalt. Als een voetbaltrainer een speler in het begin graag heeft, zal hij bij hem alleen maar kijken naar de dingen die marcheren. Een trainer die jou niet graag heeft, zal alleen maar zien wat er niet marcheert bij jou.’
Heb je nooit baas van de kleedkamer willen zijn?
BERRIER: ‘Helemaal niet. Ik heb me nooit willen laten opmerken. Er zijn coaches die het me gevraagd hebben, die gezegd hebben dat ze me meer nodig hadden. Maar ik zie mezelf niet iets aanmerken op een ploegmaat, terwijl ik zelf niet onberispelijk ben. Altijd de eerste zijn in de kleedkamer, ik kan dat niet. Altijd het voorbeeld tonen, ik kan dat niet. Ik heb geen zin om directeur te spelen… Ik wil alleen tonen dat ik goed ben de dag van de match.’
Ben je graag in Oostende?
BERRIER: ‘Ik heb hier twee jaar geleden een huis gekocht, dat wil zeggen dat ik er graag ben… Ik voel me echt goed. Maar ik ben einde contract. Als ze mijn contract niet verlengen, zal ik verplicht zijn om te vertrekken deze zomer.
Ja, als er niets beweegt, ben ik binnen drie maanden werkloos… (lacht) Maar goed, ik denk wel dat ik aanbiedingen zal krijgen. Er waren er al in januari, maar Oostende wilde me niet bepaald laten gaan. Ik moest zelfs een nieuw contract tekenen. Uiteindelijk is dat niet gebeurd, ik weet niet waarom. Nu wacht ik tot ze me opnieuw iets voorstellen. Indien niet, zal ik proberen om België te verlaten. Ja, mijn prioriteit zou dan zijn om eens elders te gaan kijken, iets anders te ontdekken. Ik ben 33, maar ik ben ervan overtuigd dat ik nog vijf seizoenen kan standhouden aan de top, ik bedoel in een competitie van het niveau als deze hier. Fysiek voel ik me echt nog goed. Ik ben altijd bij de beste twee of drie.’
Zou een exotische competitie je iets zeggen?
BERRIER: ‘Als het bod financieel echt mooi is, zal dat voorrang krijgen. Ik ga me niet wegsteken wat dat betreft. Als China of Dubai me contacteert, zelfs al is het een rotstad, als het geld er ligt, ben ik weg. Of anders, als er financieel niets aantrekkelijks komt, zal ik voorrang geven aan een land waar het leven mooi is. In de Spaanse tweede klasse spelen, bijvoorbeeld, dat lijkt me leuk.’
Niet in Frankrijk?
BERRIER: ‘Dat is moeilijk. En ook, hoe ouder ik word, hoe meer ik er plezier wil aan beleven. Ik denk dat dat in Frankrijk niet speciaal het geval zou zijn. Het is niet echt de competitie die me het best ligt.’
VEEL LOON VOOR WEINIG WERK
Heb je hier plezier op het veld?
BERRIER: ‘Om te beginnen ken ik de competitie door en door, dat is een voordeel. En wat het plezier betreft, ja, dat is er in de belangrijke wedstrijden, tegen de ploegen die de match niet op slot doen. Als je tegen Anderlecht speelt, tegen Brugge, amuseer je je. Daarnaast heb je tegenstanders die mandekking spelen over heel het veld en dat is minder leuk.’
Hoe beleef je de druk?
BERRIER: ‘Niet. Omdat ik de druk niet voel… Ik mag niet klagen, de pers is nooit in het bijzonder tegen mij geweest. En voor de druk die in sommige stadions heerst, ben ik compleet ongevoelig. Je hebt spelers die 10.000 mensen nodig hebben om zichzelf te overstijgen en te laten meeslepen. Ik niet! Ik schep evenveel plezier als er vijf toeschouwers zijn. Als je eraf gaat vóór het einde en goed gespeeld hebt, is het uiteraard aangenamer om een applaus te krijgen van 20.000 mensen dan van tweehonderd, maar bij mij is het geen behoefte. En als 20.000 man mij uitfluit, gaat dat mijn spel niet beïnvloeden. Misschien heb ik soms al eens minder goed gespeeld daardoor, maar op het moment zelf was ik me er in elk geval niet van bewust.’
Wanneer je zal stoppen, zal je dan iets denken in de aard van ‘Oef, en nu over naar iets anders’?
BERRIER: ‘Ja, ik denk het.’
Terwijl er heel veel kinderen zijn die denken dat dit het mooiste beroep ter wereld is…
BERRIER: ‘Maar het is het mooiste beroep ter wereld! Als je ziet wat we verdienen in verhouding tot wat we doen! We werken drie uur per dag, soms iets meer. Oké, het gebeurt dat we twee trainingen op één dag hebben, we hebben geen weekends, we kunnen niet op vakantie gaan zoals iedereen in juli en augustus, we moeten geregeld verhuizen, we moeten ons aanpassen aan nieuwe collega’s, maar goed… Vergeleken met mensen die naar de fabriek gaan voor 1200 of 1400 euro per maand… Bij ons gaat het toch om veel meer. En ook, het is het enige beroep dat ik had kunnen doen. Ik zie echt geen enkele andere branche waarin ik iets had kunnen betekenen. Toen ik nog heel klein was, droomde ik er al van om profvoetballer te worden, ik heb het gedaan. Ik ben in het voetbal gegaan op mijn dertiende, dat maakt twintig jaar, vandaar misschien dat ik er nu genoeg van heb.’
GELD VOOR IEDEREEN
En wat ga je dan wel doen als je zal stoppen met spelen?
BERRIER: ‘In feite weet ik dat helemaal niet. Ik zeg soms tegen mijn vrouw dat ik het echt beu ben en alles zou willen stoppen. Aan de andere kant bedenk ik me dat ik geen andere branche ken. En bovendien moet ik rekening houden met het financiële aspect. Geld zal er in het voetbal altijd zijn. Dat zal altijd geld in het laatje brengen. Voor iedereen, of je nu trainer bent of sportief directeur of makelaar.’
Ik kan me jou helemaal niet voorstellen als makelaar…
BERRIER: ‘Nochtans is het dat wat ik me nog het meest zie doen.’
Je zal bits moeten worden, op het randje van het crapuleuze…
BERRIER: ‘We kunnen het vak misschien anders uitoefenen? Met respect voor de spelers? Ik stel vast dat we marionetten zijn. De makelaars en bestuurders doen wat ze willen met ons, de voetballers zijn de idioten in het verhaal. Ik kom terug op het voorbeeld van Landry Dimata. Bij Standard hebben ze hem gedumpt, en ze hebben er trouwens goed spijt van! Het was: ‘Maak dat je wegkomt, het kan ons niet schelen.’ Nu draait hij een topseizoen met ons en iedereen wil hem. Als een club weldra met tien miljoen euro komt, zal hij niets te zeggen hebben, hij zal moeten vertrekken. Ook al heeft hij zin om te blijven. Het zijn anderen die beslissen over jouw carrière. Of die dat in elk geval proberen. Als je niet genoeg karakter hebt, kan dat slecht aflopen.’
Heb jij je laten manipuleren?
BERRIER: ‘Ik kon een betere carrière gehad hebben en meer geld verdiend hebben. Maar ik heb altijd laten betijen. Soms was ik ook te gehaast. Toen het niet liep bij Standard, ben ik naar Zulte Waregem teruggekeerd zonder veel onderhandelen. Anderhalf jaar heb ik gespeeld voor peanuts. Dat is iets waar ik spijt van heb, een keerpunt op mijn parcours. Ik had geduldig moeten zijn, ik weet zeker dat ik andere aanbiedingen zou gekregen hebben.’
Standard, blijft dat een litteken?
BERRIER: ‘Ja, omdat het een echte topclub is. Als daar alles goed gaat, met de supporters, is het magisch. Ook al kan het mij niet schelen of er publiek is of niet, bij Standard was dat anders. Van alle clubs waar ik gespeeld heb, is het de enige waar ik me er bewust van was dat er supporters waren! Ik ben daar niet geslaagd, dus ja, ik ben nog altijd ontgoocheld. Ik was graag een belangrijke speler van Standard geworden.’
DOOR PIERRE DANVOYE – FOTO’S BELGAIMAGE
‘Altijd de eerste zijn in de kleedkamer en het voorbeeld tonen, ik kan dat niet.’ – FRANCK BERRIER
‘Ik heb geen vrienden in het voetbal, omdat ik er niet naar streef om er te hebben.’ – FRANCK BERRIER
‘Als China of Dubai me contacteert, ook al is het een rotstad, als het geld er ligt, ben ik weg.’ – FRANCK BERRIER