Stijn Stijnen heeft een nijdig kantje. Dat bracht hem op zijn weg naar de top al diverse keren in de problemen. Zondag donderde de hemel op zijn kop. Een portret.
* naar Hugo Camps in De Morgen van 21 februari 2011
Het was een gerucht in december, in de aanloop naar de wedstrijd tegen AA Gent. Dat Stijn Stijnen (29) niet echt geblesseerd was, maar verwijderd uit de wedstrijdkern na mindere prestaties. Ermee geconfronteerd slikte de doelman zijn woede amper in. Een paar uur later belandde een foto van zijn knie in onze mailbox, genomen op zondagmorgen, de dag van de match waar Club met een 0-2 aan zijn verrijzenis begon. Het zag er niet fraai uit, dat beeld. Bij de foto een begeleidende vraag: of we die wilden doorsturen aan wie het niet zo goed voor had met “zijn mooie club”?
Het tekende Stijn Stijnen. Zijn mooie club was niet altijd mooi, en Stijnen besteedde daar (soms wel wat veel) aandacht aan. Ook aan wat op fora te lezen stond. Soms tot een stuk in de nacht, als hij weer eens de slaap niet kon vatten en dingen las van mensen, soms zelfs het eigen webteam. In plaats van te negeren of ’s anderendaags te reageren, kreeg zijn ergernis een instantgevolg. Impulsief belde hij dan, om zijn verontwaardiging te uiten. Impulsief, zoals hij op het veld ook was. In zijn uitlatingen, in zijn daden. Op het veld, zo gaf hij vorig najaar nog toe in een interview met dit blad, regeert zijn “adrenaline”. En dan komen er ook woorden (en daden) naar boven die ver over de rand gaan. Maar Club is (of moeten we nu zeggen was?) zonder twijfel zijn grote liefde. Club en per uitbreiding Brugge. Deze zomer zou hij er trouwen en “dat zijn dochter ( Alena, nvdr) geboren is in Brugge en dat die stadsnaam op haar paspoort staat, daar is hij heel trots op”. In België, zo zei hij nog in een ander interview, was er maar één ploeg: Club. “Hier kan ik presteren omdat er zo’n enorme rust heerst en een visie hangt. Geen intriges, geen geroddel, geen gesjoemel.”
Handschoenen
Het was Luc Beyens die Stijnen bij Club Brugge tipte. Beyens was trainer van provincialer Hasselt, stad waar Stijnen op 7 april 1981 werd geboren. Hij stelde de tiener voor aan Fernand Goyvaerts, inmiddels overleden. Het is zijn weduwe, Renée Vandermeersch, die nog steeds zijn zaken behartigt. Als Stijnen iemand in de armen sluit, is dat voor lang. Als hij je uitspuwt, is het ook definitief. Als hij wordt geraakt, zo getuigde Dany Verlinden ooit, “dan kan hij raar uit de hoek komen”.
Geduldig wachtte hij in Brugge op zijn kans, in de schaduw van Verlinden, later zijn trainer. De stap was groot, niet alleen geografisch. Er was werk aan zijn stijl, de negentienjarige doelman sloeg in het begin alles weg, omdat het te snel ging. Pas later ging hij ook ballen pakken.
Maar Brugge geloofde in hem. Zeker Trond Sollied. “Als je 27 bent, ben je altijd mijn doelman”, zei hij aan Stijnen. Sollied zou woord houden, toen hij in Heerenveen coach werd, probeerde hij de doelman naar Nederland te halen.
Stijnen had een aantal troeven. Om te beginnen: hij was groot. Moderne keepers moeten lang zijn. Vorige week Andreas Isaksson (PSV) in de spelerstunnel van Lille zien staan? Zo goed als twee meter, de passerende lijnrechter keek ook even raar omhoog. Stijnen is 10 cm kleiner, maar past in het rijtje. Een tweede kwaliteit was geduld. Sommige jongeren die geen kans kregen – Hans Cornelis, Karel Geraerts, … – gingen elders hun weg banen. Stijnen niet, hij rekende op de eerlijkheid van Sollied. “Er waren nog jongens in wie Sollied destijds geloofde, maar die niet wilden wachten. Die zeiden: ik speel niet, dus ik moet weg. Ik heb hier jongens zien vertrekken die het elders goed gingen doen, die zo veel geld gingen verdienen, maar van wie ik me afvraag: waar zijn die nu?”
Hij kreeg tijd om te groeien, zelfs even meer dan verwacht, want toen Verlinden in 2004 stopte, moest Stijnen Tomislav Butina nog een tijdje laten voorgaan. De grote (en eigenlijk ook wel late) doorbraak kwam er in het seizoen 2005/06, toen Butina geblesseerd raakte. Stijnen maakte indruk. Zijn reflexen op de lijn bleken onovertroffen, één tegen één had hij niet alleen mentaal, maar vaak ook fysiek het overwicht en onder druk presteren kon hij als de beste. Een glansprestatie tegen Juventus gaf zijn naam weerklank en geen halfjaar later was hij doelman van de nationale ploeg. 2006 was een boerenjaar.
Stijnen ontwikkelde zich als icoon van Club. Bereikbaar, populair. Je kon hem alles vragen. Een supportersavond? Stijnen gaf present. Inzet voor het goeie doel? Stijnen gaf present. 10.000 euro kreeg hij ooit als vergoeding voor een reclamespot van yourleague.be. De keeper besliste het bedrag integraal over te maken aan een organisatie die zich inzette voor het realiseren van wensen bij zieke kinderen. Ooit lieten we in een interview eens vallen dat we zelf een klein jeugdkeepertje kenden die Stijnen als held had. Hij wilde prompt zijn handschoenen afgeven.
De andere kant
Maar soms kwam hij ook raar uit de hoek. Toen Bertrand Crasson zijn status als international in vraag stelde en daar privézaken bij betrok, zoals de vriendschap tussen zijn vader en de bondscoach, kreeg die de volle laag. Dat overkwam op het veld soms ook spelers ( LukasPodolski, Orlando), die met hem in botsing kwamen. En in de media was er een rel met Portugal en de aanpak van Cristiano Ronaldo. Adrenaline.
Verlinden, in een portret: “Stijn is impulsief en heeft een grote mond. Hij zegt wat hij denkt en soms denk ik: ‘Stijn, je zou beter eerst eens nadenken.’… Hij flirt dikwijls met de rand van het toelaatbare. Net niet erover, soms net wel. Dat is Stijn: als ze hem raken, kan hij raar uit de hoek komen.”
En geraakt werd hij. In referenda van doelman van het jaar werd hij steevast door zijn collega’s-voetballers genegeerd, zeg maar gekleineerd. Hij deed daar een beetje nonchalant over, maar het raakte hem wel degelijk. Toen Joseph Akpala gevraagd werd om op de Gouden Schoen te zingen, gaf Stijnen het advies mee om dat niet te doen. Hij vond dat allemaal niet kunnen. Idem met zijn raad aan zijn goeie maat Glenn Verbauwhede. Die moest met verklaringen uit de bladen blijven, vond hij, en zich concentreren op zijn werk. Dat die raad nu als kritiek wordt gepresenteerd, zal hem ook wel raken.
Op een maandagmiddag (5 oktober) in 2009 sloeg hij de deur naar de nationale ploeg met een harde klap dicht. Er werd door Dick Advocaat naar zijn gevoel wel iets te eenzijdig afgerekend met een minderheid rond Timmy Simons. Toen dat werd uitgelegd als niet omkunnen met kritiek nadat Advocaat op tv zijn status van nummer één wat in twijfel had getrokken – de Nederlander had niet meer gezegd dan dat iedereen bij hem op gelijke voet vertrok – was dat voor Stijnen voldoende. Hij vond dat er gemanipuleerd werd ten voordele van Silvio Proto, de man die hij uit doel had verdrongen, maar het ging om veel meer ergernissen. Ten bewijze: nog anderen sloegen de deur dicht. Frank Vercauteren, die wel op Stijnen en Simons kon rekenen voor de Kirin Cup in Japan waar veel anderen de neus voor ophaalden, gaf Stijnen toen in een eerste reactie gelijk.
Kazan
Hij was/is gevoelig voor opmerkingen. Over zijn trainingsijver bijvoorbeeld. Stijnen geniet graag van het leven. Wie daar een opmerking over maakt, krijgt een weerwoord. Ook de ploegmaats. In interviews werden die passages na een tijdje geschrapt, want het ging toch goed? Dany Verlinden omschreef het als volgt: “Zijn werkijver? Als hij iets graag doet, niks op aan te merken. Laat je hem iets doen wat hem minder zint, dan zal hij het direct zeggen. Af en toe krijg ik wel eens te horen: ‘Ik heb jou ook nog weten trainen, hoor.’ Daarop moet ik altijd antwoorden: ‘Oké, maar ik was er toen al 35, jij bent een twintiger.’ Maar als hij gespaard blijft van blessures en zich goed verzorgt, kan hij makkelijk tot zijn 35e mee.”
Dat geloofde ook Club en het beloonde Stijnen vorig seizoen met een contract voor vijf jaar. Hij moest geen twee jaar uitwijken naar Kazan, om zijn toekomst en die van zijn kind(eren) veilig te stellen, het kon ook in West-Vlaanderen.
Maar net daar ging het dit seizoen compleet de mist in. Een seizoen dat al in mineur begon, met het inleveren van de aanvoerdersband. Aanleiding: een incident in Gent waar hij Ivan De Witte aanvloog. Er was in België die dagen van alles gaande – criminaliteit, politiek, verkiezingen – maar Stijnen haalde drie dagen op rij de media.
Vijf weken lang dacht hij na over een reactie: het inleveren van de aanvoerdersband was de uitweg. Net als zwijgen, de raad aan Verbauwhede indachtig vond hij het ook beter uit de media te blijven. Zijn interviews bleven beperkt tot reacties na een match. Niet dat hij zijn rol in de kleedkamer anders invulde, toen tijdens de moeilijke herfstweken Dorege Kouemaha even voor een roddel in opspraak kwam, ging hij de Kameroener mee verdedigen. Dat deed hij ook met Luc Devroe en Pol Jonckheere, wier “rust” hij wist te appreciëren.
Op dat moment was het tij evenwel ook voor hem al gekeerd. Op supportersavonden, in de tribune, overal hoorden we kritiek aan zijn adres. Het volk lustte zijn held niet meer. En niet alleen het volk, ook de trainer, het nieuwe bestuur, … er heerste plots een nieuwe zakelijkheid die alles en iedereen in vraag stelde. Geremd door blessures kon Stijnen zich niet sportief verweren. Cynisme was zijn uitlaatklep, zwaaien met zijn contract een slecht vallend verweermiddel.
En dan kan een mens soms raar uit de hoek komen. Als een afgewezen minnaar.
DOOR PETER T’KINT
“Dat is Stijn: als ze hem raken, kan hij raar uit de hoek komen.” Dany Verlinden