Met het aantrekken van Michel Preud’homme als trainer en de nakende bouw van het Arteveldestadion zit AA Gent in de lift. Manager Michel Louwagie over de lange weg naar het succes.
Dit is de eerste journalist die ik op AA Gent ooit tegenkwam”, zegt Michel Louwagie aan een van zijn medewerkers op het moment dat ik binnenstap. Onze ontmoeting in december 1991 in het Gentse Ottenstadion verliep stroef. Louwagie wees me erop dat ik me niet in het stadion mocht bevinden zonder me aan het secretariaat aan te melden. Dat was een nieuwe regel, die wel niet kenbaar was gemaakt. “Zo zal je het nooit meer vergeten”, aldus de voormalige Belgische recordhouder zwemmen op de 200 meter rugslag die per 1 februari 1990 bij AA Gent aan de slag ging.
Intussen is Louwagie al achttien jaar in dienst en daarmee de langst zetelende manager in de eerste klasse. “Toen ik hier begon, was ik naast de sportieve staf de enige administratieve werkkracht, met twee medewerkers. Er waren amper managers in de eerste klasse, behalve Michel Verschueren. Club Brugge had een secretaris, Jacques De Nolf, Standard een secretaris-generaal: Roger Henrotay, bij Antwerp had je Paul Bistiaux. Nu zitten we bij Gent met tien op het bureau, onderhoudswerkers niet inbegrepen. Er was veel minder werk. Ons budget was in 1990 1,5 miljoen euro, nu 10,5 miljoen: 20 procent komt uit tickets en abonnementen, iets meer dan 20 procent uit tv-gelden. We gaan dat budget optrekken naar 11 of 11,5 miljoen.”
Opvallend was dat jij niet uit het voetbal kwam, maar uit de zwemsport.
Michel Louwagie: “Ik werd eerst aangesteld als coördinator. Mijn voorganger, Filip Benoot (ex-voetballer bij Club, Gent, Harelbeke en KV Mechelen), was te veel met het sportieve bezig. Dat was het domein van René Vandereycken. Dus wilde men iemand die de sportwereld kende, maar niet uit het voetbal kwam. De eerste drie jaar had ik geen sportieve bevoegdheden, die kwamen pas in 1993.”
Wat vond je in eerste instantie van de voetbalwereld waar je in belandde?
“Ik overschatte het voetbal, toonde meer respect dan nodig was. Komende van de universiteit dacht ik: zo’n profclub, dat moet het summum zijn, daar ga ik alles vinden zoals het hoort. Maar dat viel dus tegen. Ik kwam uit een wetenschappelijke benadering waar alles gemeten werd. In 1977 kende ik al lactaattesten. Maar toen ik hier in 1990 kwam, had men daar nog niet van gehoord. Toen dacht ik bij mezelf: is het dat maar, profvoetbal?
“Maar ik had een nieuwe uitdaging nodig. Deze job is zo boeiend. De dagen vliegen voorbij. Vooral in de transferperiode is het druk, van april tot half juli. Straks wordt op 15 augustus de eerste steen gelegd van het nieuwe stadion. We moeten dus ons personeelsbestand uitbreiden. Maar dat kan maar als je meer inkomsten hebt. Dankzij Lombaerts, Gillet en Grégoire kon ik een nieuwe boekhouder aanwerven. Vroeger had ik een overbruggingskrediet bij de bank nodig in afwachting van de tv-gelden die eind mei binnenkomen. Nu hebben we een spaarpotje.”
Armste club
Niet slecht voor de armste club uit de eerste klasse.
“Het artikel dat twee weken geleden in Het Nieuwsblad/De Standaard verscheen, suggereert dat wij de armste club zijn en Anderlecht de rijkste. Dat is niet zo. Ze hebben de balans op een verkeerd moment gelezen. In 1998 hadden wij 23 miljoen euro schuld, in 2000 verbouwden we voor vier miljoen euro. Van die 27 miljoen euro stond er op 30 juni 2007 11,5 miljoen schuld open. Ondertussen hebben we vanaf één juli 2007 Lombaerts, Gillet en Grégoire samen verkocht voor zeven miljoen euro. Dus is onze schuldpositie 4,5 miljoen euro, die we afbetalen zoals de gemiddelde Belg zijn huis. Men had dus minstens kunnen schrijven: Gent was de armste club. Mijn conclusie is: na Anderlecht zijn wij de rijkste club in België. Wat heb ik gedaan om al die schulden weg te werken? Voor 40 miljoen euro spelers verkocht! Terecht valt men mij aan omdat ik mijn jonge Belgen wegdoe. Maar dat doe ik om de boel te saneren. Anders krijg ik het verwijt dat ik niets doe aan de schulden. Dat dit artikel de dag na de aanstelling van Preud’homme verschijnt, vind ik geen toeval. Dat noem ik destabilisatie.”
De komst van Preud’homme naar Gent is wel een stunt.
“Ik heb er heel lang niet in geloofd. Ivan De Witte geloofde er nog minder in. Michel is eigenlijk een vriend. De laatste vijf, zes jaar is dat gegroeid, gingen we regelmatig eten. Op een bepaald moment kreeg ik een signaal dat er iets was bij Standard. Toen heb ik hem opgebeld, we zijn dan samen iets gaan eten. Later zag ik hem een tweede keer in Keerbergen, met zijn boekhouder erbij. De derde keer zei ik tegen Ivan: ga mee. Ik gaf ons toen 50 procent kans. Niet meer. Anders rij ik de zaterdag en de zondag niet meer op en af naar Sochaux om er met Bazdarevic te praten. Dat doe je niet als je quasi rond bent met iemand.”
Eerder schetste je in een interview in Het Laatste Nieuws de nieuwe trainer als iemand met het profiel van Preud’homme. Hadden jullie toen al gepraat?
“Nee. Hij was toen ook nog geen kampioen, maar ik wilde iemand die nog de drang had om naar boven te gaan, die meerdere talen sprak en gedreven was.”
Wanneer en van wie heb je de tip gekregen dat Preud’homme benaderbaar was?
“Een paar dagen voor ik met hem de eerste keer ging eten.”
Een gok: het was een tip van makelaar Milan Broceta.
“Juist. Zonder die tip zou ik Michel niet benaderd hebben. Dan waren we gegaan voor Bazdarevic. Die speelde kampioen met Istres, dat met goed voetbal promoveerde naar de eerste klasse, met 8000 inwoners. Nu doet hij hetzelfde met Grenoble. Hein Vanhaezebrouck vind ik een man met veel mogelijkheden. Misschien was het voor hem nog iets te vroeg.”
Janevski vond dat jullie hem aan het lijntje hielden.
“Dat is niet zo. Net omdat we met Janevski het spel zo correct gespeeld hebben, pakten we naast Petrovic. Ik kende Cedo niet. Toen Trond een clausule vroeg in zijn tweejarig contract waarbij hij na één jaar weg kon, zei hij: ‘Als ik ga, moet je Cedo nemen.’ Heel het seizoen bleef Cedo zeer loyaal in de schaduw van Trond. Hoe kan je die man dan als hoofdtrainer evalueren? Toen besliste de voorzitter om met hem te praten. Op dat moment moest Janevski uit de schaduw van Sollied stappen en zich verkopen. Bij het derde gesprek concludeerden we dat hij onze man niet was. We hebben in die periode met niemand anders onderhandeld. Wel heb ik onze scouts gestuurd om de trainingen van drie trainers te volgen: Petrovic, Bazdarevic en Vanhaeze-brouck. Pas toen het met Cedo misliep, heb ik met Petrovic gesproken. Net voor ons tweede gesprek kwam Hamburg. Praatten we niet zo omslachtig met Janevski, dan was Petrovic hier trainer.”
Sollied was de tweede keer minder overtuigend dan de eerste keer.
“Ik heb het altijd goed kunnen vinden met Trond. Nog meer de eerste dan de tweede keer, omdat hij nu iets minder buigzaam was dan de vorige keer. Eigenlijk wilde hij een sabbatjaar nemen.”
Omdat hij het trainerschap bij AA Gent niet zo zag zitten, noemde hij zo’n hoog bedrag, denkend dat Gent het niet zou betalen, maar De Witte zei: oké. Klopt dat?
“We hebben niet lang over geld gesproken: Trond is geen geldwolf. Maar het klopt dat hij niet van plan was om het afgelopen seizoen weer aan de slag te gaan. Dat kwam telkens naar boven op de moeilijke momenten van dit seizoen: ‘Michel en Ivan, vergeet niet dat jullie mij over de streep hebben getrokken, ik heb jullie geholpen.’ Al in november kwam Rosenborg. Maar Trond wilde zijn jaar uitdoen. Zodra bekend was dat hij naar Heerenveen vertrok, kregen de spelers het zeer moeilijk.”
Jonge Belgen
Al tien jaar maken jullie geen evidente trainerskeuzes.
“Ivan is een psycholoog, ik ben licentiaat LO. Wij zoeken voortdurend. Sommige ex-profs zijn goeie trainers, een aantal werkt te weinig, is onvoldoende met zijn vak bezig. Soms geeft de pers te makkelijk voordeel aan de monumenten en aan voormalige ex-topvoetballers. In tweede en derde lopen nog Francky Dury‘s, gedreven trainers die wij niet durven aanstellen omdat we weten: als we met hem drie keer verliezen, krijgen we de pers op ons dak en gaan ook sponsors en supporters morren. Terwijl men van een monument dat twee keer verliest, afblijft. Net voor Leekens hebben we in 2004 nog geprobeerd om Ariël Jacobs te halen. Die had wel het juiste profiel, geen ex-topspeler. Maar hij verkoos bij Genk technisch directeur te worden. Met Trond zijn we de weg van de verandering op gegaan omdat we in België niet vonden wat we zochten. Zo kwamen we bij Patrick Rémy en Jan Olde Riekerink. Dat viel tegen. Voor mij was Jan meer een opleider dan een trainer.”
Hij maakte spelers beter, zei je, maar hij lachte toen Mudingayi opgeroepen werd voor de nationale ploeg.
“Jan zei: Gaby recupereert de bal en verliest hem weer. Maar hij speelt wél in de Serie A. Gaat Torino niet failliet, hadden we nog een flink deel van de meerwaarde bij verkoop voor hem gekregen.”
Hoe raakt een Italiaanse eersteklasser geïnteresseerd in een Belgische speler wiens trainer zegt dat hij niet meekan?
“Omdat een makelaar een sportief directeur kon overtuigen. De carrière van een speler ligt dikwijls in handen van een manager met goeie contacten. Nicolas Lombaerts is een toffe, verstandige jongeman, maar hij kreeg bij Club Brugge géén of maar een klein contract. Als Paul Courant vorig jaar toevallig geen contact heeft met de sportief directeur van Sint-Petersburg, zit Nicolas daar nu niet. Contacten, daar gaat het om.”
Nu hebben jullie al meer jonge Belgen, voorheen gebeurde dat amper.
“Wij zijn altijd op zoek naar jonge Belgen. We hebben nu Sébastien Phiri genomen van Brussels. Gillet is een pluim die ik op mijn hoed mag steken. Ik ben naar Kortrijk-Eupen gereden, na één helft heb ik Yves Barégebeld om te zeggen dat wij hem wilden, terwijl er nog negen clubs in de running waren.”
Jullie hebben de reputatie goed te betalen.
“Spelers weten ook dat we jaarlijks in de top zes zitten en dat je van hieruit vlug kunt springen. Omdat wij geen spelers tegenhouden. We proberen ze beter te maken. We betalen goed in vergelijking met andere Belgische clubs, maar dat is peanuts in vergelijking met de lonen elders. Als het buitenland komt, kunnen wij daar afspraken over maken.”
Welke?
“Jonge beloftevolle spelers krijgen twee jaar contract, zonder opties. Géén valkuilen bij ons. Als ze goed zijn, krijgen ze na vier, vijf maanden opslag, maar ik ga hen nooit voor vier of vijf jaar vastbinden. Ik heb nu een voorwaardelijk akkoord gemaakt met Valery Sorokin voor twee jaar. Als het goed is, krijgt hij opslag, maar dat betekent niet dat ik hem niet ga verkopen als er een goed bod komt.”
Vandaar dat Grégoire de indruk had dat hij verkocht was aan Willem II voor hij het zelf wist.
“Klopt niet. Christophe wou meer verdienen en terecht. Dan moet ik mijn budget bekijken: tien miljoen waarvan 50 procent aan spelerslonen. Vroeger liep dat wel eens op tot 65 procent, waardoor wij een relatief dure kern hadden in verhouding tot onze inkomsten. Maar wat ik wou zeggen: vijf miljoen gedeeld door 30 spelers, maakt gemiddeld 175.000 euro. Als dan een speler 400.000 euro wil, kan ik dat niet betalen. Wat moet je dan doen als je een bod krijgt op Grégoire terwijl je op dat moment op links nog Ruiz hebt terwijl de trainer absoluut Fadiga wil?”
Makelaars
Nog geen jaar geleden zong jij de lof van de makelaars. Weinig clubs doen dat zo openlijk.
“Ik heb vijf, zes huismakelaars waar ik vaak mee werk en van wie ik de sterke en zwakke punten ken. Als ik een makelaar niet ken, stuur ik hem door naar een van onze scouts. We nemen geen spelers die we niet gezien hebben. Het goeie aan de makelaars is: zij weten de spelers zitten die we zoeken. Vervolgens stuur ik mijn mannen. Nu hebben we drie scouts van hoog niveau. Gilbert De Groote is hier pas sinds ’98, naast hem hebben we met Gunther Schepens en Erwin Vandendaele nog scouts van niveau. We zijn twee weken geleden nog in Venezuela geweest, Gilbert en ik.”
Strandvakantie?
“In een stad als Caracas waar 80 doden per dag vallen? We hadden daar als eerste een speler gezien (Ronald Alejandro Vargas, nvdr), maar Club was financieel sterker. Spijtig. Onze drie scouts hadden hem via een tip van een makelaar gezien en goed bevonden. Wij zoeken in landen waarvan we denken dat het niet te duur is.”
Hoe kwamen jullie in Costa Rica terecht?
“Omdat makelaar Walter Mortelmans me in februari 2006 langs zijn neus zei dat hij een Belgische vrouw in Costa Rica had leren kennen. Dat land had zich toen nog maar eens geplaatst voor het WK. Ik heb Gilbert De Groote gestuurd, die is daar wedstrijden gaan bekijken. Niet voor een bepaalde speler, gewoon onontgonnen terrein. Daarna ben ik gegaan. Toen ik terugkwam, zei ik tegen Ivan: ‘Verkoop Boussoufa maar, want ik heb een betere gevonden.’ Dat was Ruiz. Ik stak wél mijn nek uit, want 500.000 euro is voor een club als Gent véél geld.”
Wat was je eerste inkomende transfer uit het buitenland?
“Het Servische trio Dragutinovic-Savic-Vasov via Milan Broceta met de hulp van Walter Mortelmans. Ondertussen is Drago nog steeds basisspeler bij Sevilla, hij heeft zelfs vorig jaar de UEFA Cup gewonnen. Tactisch kan ik een speler niet beoordelen, qua individueel potentieel zag ik vanuit mijn achtergrond als licentiaat LO: linksvoetig, kracht, snelheid, weerstand, sprongkracht. Maar hij mocht bijna een jaar niet spelen. Pas in de 30ste match gaf Boskamp hem een kans.”
Klopt het verhaal dat men Savic in Gent op training testte, dat hij geen bal pakte, waarop de mensen die de test afnamen jouw bureau binnenholden en smeekten: niet kopen, maar dat jij zei: te laat, hij is al gekocht?
“Klopt. Hij had al getekend in Joegoslavië. Hij kostte 1,5 miljoen Belgische frank: 1,92 m, enorme sprongkracht, reactiesnelheid, lef. Alle Balkankeepers hebben een andere opleiding dan de Belgische. Dan is het aan een keeperstrainer om daar iets aan te doen. Waarom heb je trainers? Trainers moeten spelers beter maken. Dat vind ik een zeer belangrijke maatstaf om een trainer te beoordelen.”
Soms kom je in conflict met een trainer die met zijn eigen makelaars wil werken.
“Of met trainers die enkel spelers willen die ze zelf kennen. Georges Leekens grijpt terug naar spelers die hij kent. Komen wij met een voetballer uit Costa Rica, zegt hij: daar is nog werk aan. Georges kiest voor afgewerkte producten: Zewlakow, Noukeu. Aan Boussoufa was ook nog veel werk. Dat was de verdienste van Georges, dat heeft hij goed gedaan. Maar het ligt ook aan Ruiz zelf. De Ruiz van vorig jaar was niet die van dit jaar, hij heeft aan spiermassa gewonnen.”
Heb jij een percentage op transfers?
“Waarom zou ik een commissie moeten pakken als ik een goeie verloning heb? Met een commissie op transfers was ik al schatrijk: we hebben voor 40 miljoen euro verkocht. Wel heb ik een resultaatspremie, afhankelijk van het financiële seizoen dat we maakten. Ik heb zwaar geïnvesteerd in mijn carrière. Toen ik begon, zou een bediendecontract AA Gent 1,3 miljoen oude franken gekost hebben. Te veel. Daarom moest ik een bvba oprichten. Pas na zeven jaar is mijn verloning navenant geworden.”
Badmeester
Stoorde het je dat Boskamp jou ‘badmeester’ noemde, daarmee aangevend dat je er niets van kende?
“Da’s niet plezant, maar ik heb altijd rugdekking gehad van mijn bazen. Nu heb je meer mensen die niet uit datzelfde kleine wereldje komen, het is toch al wat meer open. Boskamp heeft een neus voor voetbaltalent. Ik heb dat buikgevoel, die intuïtie niet. Ik analyseer. Ik heb me erbij neergelegd dat intuïtie soms klopt, maar ik ben er nog altijd van overtuigd dat voetbal meer is dan intuïtie.”
Je bent naast manager van Gent ook voorzitter van de zwembond.
“Dat kost me één vergadering per week. Mijn functie is protocollair, ik ben verantwoordelijk voor de organisatie van het BK en de selecties voor het EK en WK. De zes geselecteerden voor China, dat is niet mijn werk, ik ben afhankelijk van de structuren in dit land. Vroeger hadden we in het zwemmen geen structuren. In 2003 besefte men: we moeten iets doen. Waarom hebben we nu zes geselecteerden voor de Olympische Spelen? Via de topsportscholen! Wereldtop, die valt uit de lucht, maar met goeie structuren vang je veel op.”
Geldt dat ook voor het voetbal?
“Daar functioneren topsportscholen nog niet zoals het hoort. Je moet topsportscholen linken aan topclubs, zoals in Frankrijk.”
Zegt de manager die al tien jaar nog amper geld stopt in de jeugdwerking.
“Ik investeer nu wel: ik heb net een nieuwe jeugdmanager aangesteld, we willen de medische begeleiding van de jeugd uitbouwen, ik wil extra oefenvelden, een synthetisch veld, een commerciële man voor de jeugd. Dat dat de voorbije tien jaar niet gebeurde, was omdat we geen geld hadden. Ons voornaamste product was de eerste ploeg. Voor we flink investeren, moet het decreet op de niet-betaalde sportbeoefenaar aangepast worden. Nu investeer je in iemand, die geeft zijn ontslag en is weg. Ze moeten verplicht worden om hun eerste contract te tekenen bij de club waar ze hun opleiding kregen.”
Ben je diep in je hart nog altijd Cercleman?
“Nee. Ik heb wel als jongere van mijn tiende tot mijn veertiende bij Cercle gevoetbald, via mijn ouders. Nu is Gent mijn club. Anders doe ik dit niet, al achttien jaar lang.” S
door geert foutré – beeld jelle vermeersch