ZES JAAR NADAT HIJ ER ALS BELOFTE VERTROK, IS BART BUYSSE NA VIER SEIZOENEN BIJ SV ZULTE WAREGEM EN TWEE BIJ FC TWENTE WEER BIJ CLUB BRUGGE AANBELAND.
1. Wat herken je nog van het Club Brugge dat je in 2006 verliet?
“Zowat het enige wat er nog hetzelfde is, is de plaats van het stadion. Ik ken er niemand meer en de infrastructuur is er heel veel op vooruitgegaan. Club is vooral veel professioneler geworden dan in de tijd dat ik er in het tweede elftal speelde. Het is mee geëvolueerd met zijn tijd en dat is alleen maar positief.”
2. Ben je na je vertrek een Clubfan gebleven?
“Als je er jarenlang bij de jeugd speelt, ben je natuurlijk een heel grote supporter. Maar als je negentien bent en een profcontract krijgt van Zulte Waregem deemstert dat een beetje weg. Al was het eerste resultaat waarnaar ik daar na de wedstrijd keek altijd dat van Club. Bij Twente werd dat minder, omdat je niet meer in dezelfde competitie speelt en omdat ik zelfs in een vrij weekend nog zelden naar België terugkeerde. Maar de band met Club is er altijd wel geweest.”
3. Ben je in de eerste plaats een transfer van Clubmanager Vincent Mannaert, ex-manager van Zulte Waregem, of is het de nieuwe trainer Georges Leekens die op jouw komst heeft aangedrongen?
“Geen idee. Het eerste contact was met Vincent en dat was positief. We kennen elkaar uiteraard en dat zal wel een voordeel zijn geweest, maar of dat de doorslag gaf, weet ik niet. De trainer sprak ik een uur voor ik tekende. Maar voor mij hoefde dat eigenlijk niet, want Georges Leekens is natuurlijk geen onbekende. Ik had er sowieso vertrouwen in, omdat hij een toptrainer is en ook omdat ik met hem als bondscoach in mijn eerste seizoen bij Twente in de voorselectie van de Rode Duivels zat.”
4. Toen je twee jaar geleden naar FC Twente vertrok, zei je in Sport/Voetbalmagazine: ‘Aanvallend sta ik sterk in mijn schoenen. Als ik ook nog goed leer verdedigen, kan ik ver geraken.’ In welke mate leerde je intussen al goed verdedigen?
“Ik ben verbeterd. Ik ben intussen toch ook al bijna 26, ik voetbalde bij Twente met heel goeie spelers samen, ik speelde wedstrijden voor 50.000 man en deed Europese ervaring op. Daar ben ik beter van geworden. In mijn tijd bij Zulte Waregem was ik een speelvogel en ging dat soms ten koste van mijn concentratie, maar Francky Dury zat er kort op en vormde mij grotendeels. En in Nederland wordt er mandekking gespeeld en leerde ik daardoor nog beter de binnenkant af te dekken en op een man te plakken.”
5. Waarom mocht je bij Michel Preud’homme vrij veel meedoen en bij Co Adriaanse bijna nooit meer?
” Preud’homme wilde met aanvallende backs spelen, wist wat ik kon en zag het in mij zitten. Het eerste halfjaar was het voor mij aanpassen en raakte ik ook geblesseerd, maar na een goeie winterstage kreeg ik mijn kans, greep ik ze en speelde ik alles. Maar na het eerste seizoen kwam Co Adriaanse in zijn plaats en die deed het met vijf aanvallers en zonder aanvallende backs. Toen ben ik eruit gevallen en er nooit meer in gekomen. Na zijn vertrek denk je: misschien krijg ik van de nieuwe trainer een kans. Maar ik voelde snel dat het voorbij was. Op het einde van de wintertransferperiode vertelden ze mij dat ik weg mocht en was Zulte Waregem geïnteresseerd. Maar ik redeneerde: ik kom van een topploeg in Nederland, waarom moet ik op de eerste de beste aanbieding springen? Daarom wachtte ik tot na het seizoen.”
6. Wat onhou je van Co Adriaanse?
“Dat hij een geval apart was. Mocht ik ooit een boek schrijven, dan zal ik drie hoofdstukken aan hem wijden. De voetbaltrainingen waren perfect in orde, maar daarnaast was hij niet altijd… euh… bij zijn zinnen. De wedstrijdbesprekingen waren heel raar. De hulptrainer moest die altijd nog eens overdoen omdat we zijn uitleg niet begrepen. Ondanks de goede resultaten is hij moeten vertrekken en dat kwam omdat de klik met de spelersgroep en de hulptrainers er niet was. De mentaliteit van het Westen, die van Amsterdam, botste met die van het Oosten.”
7. Welke herinneringen hou je over aan de Champions League?
“Op Inter viel ik het laatste halfuur in, maar dat was een ontgoocheling: de grasmat was in een heel slechte staat, in de provinciale reeksen hier zag ik mooiere bezoekerskleedkamers dan daar en het stadion zat niet vol. Dan leerde ik veel meer van de bekerfinale en van de kampioenschapsmatch voor 50.000 man tegen Ajax. Ik hoorde mezelf toen niet praten, er werd naast mijn oren vuurwerk afgestoken alsof het kanonschoten waren, er waren zoveel externe factoren dat ik overmand en uit concentratie geraakte. Maar daar word je vent van. Nadat je zo ’n wedstrijd meemaakte, weet je: dat overkomt mij nooit meer.”
8. Waarin verschilt de Nederlandse competitie van de Belgische?
“Nederlandse ploegen spelen veel meer met snelle buitenspelers en dat is een heel groot verschil. Ik vind de competitie iets sterker, omdat elke ploeg wel over een speler met iets speciaals beschikt. Een flitser of iemand met een fantastische trap bijvoorbeeld. Ik denk dat de Nederlandse trainers die naar Belgische topclubs komen voor meer voetbal, meer combinaties zullen zorgen.”
9. Waarin verschilt de Nederlandse aanpak van de Belgische?
“In Nederland zijn ze veel directer. Af en toe werd er ruzie gemaakt, gescholden en eens geduwd en getrokken, maar niet vijandig. Er wordt veel meer overlegd – al moet ik zeggen dat er nu ook bij Club Brugge veel overleg is. Toen Preud’homme in het begin de lange bal wilde spelen, zijn er drie spelers naar hem gegaan om te zeggen ‘zo doen we het niet’ en paste hij zich aan.”
10. Nam je deel aan de Oranjegekte tijdens het EK?
“Neen, daarvoor ontbrak het mij aan tijd. Maar ik zag wel dat er in Enschede op het binnenplein overal oranje hing en dat er grote schermen stonden. Ik vind het leuk. Het voetbal zit daar bij de mensen heel diep. Ze zijn er rustig en behulpzaam, zelfs na een 6-2-nederlaag en een teleurstellend seizoen bleven de supporters ons steunen. In de twee jaar dat ik er was, werd er nooit een speler uitgefloten.”
DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE
“Zowat het enige wat bij Club nog hetzelfde is, is de plaats van het stadion.”