Het lijkt er sterk op dat de internationale wereld niet de juiste conclusies uit de coronapandemie heeft getrokken. Wanneer krijgen we de volgende crisis? En wat zal de oorzaak zijn?
Het coronavirus dat vijf jaar geleden eventjes de wereld lamlegde, groeide uit tot een van de meest bestudeerde wezentjes ooit. Volgens een recent overzicht in het topvakblad Nature zijn er al minstens 150.000 wetenschappelijke artikels over verschenen. Er zijn liefst 17 miljoen genetische sequenties van gemaakt, meer dan van eender welk ander organisme. Het virus hield duidelijk ook de wetenschappelijke wereld in zijn ban.
De studies moesten niet alleen meer inzicht verschaffen in de specifieke geaardheid van het coronavirus zelf, maar ook in fundamentele aspecten van de virale evolutie die nuttig kunnen zijn in de strijd tegen een volgende pandemie.
Zo kon de geschiedenis van genetische mutaties die het virus onderging en die zijn ziekmakende kracht wijzigden, vrij goed in kaart worden gebracht.
‘Als het gaat over de preventie van viruspandemieën, dan zijn we nu slechter af dan voor de coronacrisis.’
Het opduiken van de ‘omikronvariant’ van het virus was een gamechanger: die variant was veel milder dan zijn voorgangers, maar wel dominant, waardoor de pandemie kon uitdoven. Het virus is er nog altijd, maar het veroorzaakt niet veel ellende meer.
Dankzij de ontwikkeling van efficiënte mRNA-vaccins, die mogelijk werden gemaakt door de eerste genetische kaarten van het virus, kon de coronacrisis ook relatief snel onder controle worden gebracht.
Wordt vogelgriep de volgende pandemie?
Overreactie van de afweer
Wetenschappers leerden ook veel over de manier waarop ons immuunsysteem met een virale infectie omgaat. Daarbij spelen zulke grote individuele verschillen dat het moeilijk te voorspellen is wie kwetsbaar zal zijn en wie niet. De aanwezigheid in een lichaam van vergelijkbare virussen uit het verleden kan helpen om de strijd tegen een nieuwe infectie efficiënter te voeren. Een cruciale factor is de reactie van het afweersysteem op een nieuwigheid – kan die onder controle gehouden worden? Veel slachtoffers van het coronavirus stierven niet door de infectie zelf, maar door een overdreven reactie van hun afweersysteem, vooral in de longen.
De conclusies van de analyse in Nature zijn ontnuchterend. Veel laboratoria hebben hun werk met het coronavirus ondertussen stopgezet, vooral omdat er minder financiële middelen voor worden vrijgemaakt. Misschien is dat begrijpelijk. Maar het is minder begrijpelijk dat overheden denken dat er geen viraal risico meer is. De Amerikaanse president Donald Trump probeert de coronapandemie af te schilderen als het gevolg van een incident waarbij het virus uit een Chinees laboratorium ontsnapte. Dat moet de aandacht afleiden van het feit dat zoönosen – dierenvirussen die de sprong naar de mens maken – altijd en overal een reëel gevaar blijven.
Vijf jaar geleden hadden regeringen nog de mond vol over de noodzaak van een globaal netwerk voor het monitoren van virussen met een pandemierisico. Vandaag worstelen instanties als de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) om middelen te vinden om dat uit te bouwen, zeker nu de VS van Trump alle financiële steun ervoor hebben stopgezet. ‘Als het gaat over de preventie van pandemieën, zijn we nu slechter af dan voor de coronacrisis’, besluit een viroloog in Nature.
Hoe gevaarlijk is vogelgriep voor de mens? ‘Besmette melkkoeien zijn nieuwe wending’
Organoïden en AI
Hoe zou de wereld nu reageren mocht er ergens een nieuw virus met pandemiepotentieel opduiken? Ook die vraag werd in Nature gesteld, maar het antwoord was simpel: we weten het niet. De kans is groot dat we opnieuw koud gepakt worden. Dan moeten we opnieuw hopen dat er snel efficiënte vaccins gevonden worden, maar dat is geen garantie. En hoe langer het duurt voor er iets nieuws opduikt, hoe lakser we zullen worden en hoe minder voorbereid we zullen zijn. De volgende kwarteeuw is er 50 procent kans op een nieuwe, met de coronacrisis vergelijkbare pandemie, zo wijzen simulaties uit.
Nieuw type vogelgriepvirus maakt eerste dode bij de mens
Her en der wordt geopperd dat nieuwe onderzoekstechnieken de strijd tegen een nieuwe pandemie zullen vergemakkelijken. Science beschreef hoe zogenaamde organoïden van menselijke organen het in kaart brengen van de besmettelijkheid van een virus bevorderen. Organoïden zijn in laboratoria gekweekte kleine weefselmodellen, van organen zoals de longen, waar een virus op losgelaten wordt om te kijken wat het doet.
Nature wees op het belang van artificiële intelligentie (AI). Via een ruwe genetische analyse van een risicovirus kan AI evalueren hoe groot de kans is dat het virus muteert, zodat het zich niet alleen in een mensenlichaam kan vermenigvuldigen, maar ook in staat zal zijn om van de ene mens naar de andere over te springen – een vereiste om tot een pandemie te kunnen uitgroeien. Het lijkt vrij goed te werken om het effect van individuele mutaties te voorspellen, maar minder goed als het gaat over een combinatie van verschillende minder opvallende mutaties.
Kwekerijen van pelsdieren voor de bontindustrie zijn belangrijke haarden voor het overspringen van dierenvirussen naar de mens.
Vijftig nieuwe mutaties
En virussen kunnen snel muteren, zeker RNA-virussen zoals de corona- en griepvirussen. Hun genetische instructies zijn niet als DNA opgeslagen (zoals bij de mens), maar als veel flexibeler RNA. Zo had de omikronvariant van het coronavirus liefst vijftig mutaties die compleet nieuw waren. Maar, stellen de optimisten onder de onderzoekers, 17 miljoen genetische sequenties van een virus in een gegevensbank zijn een weelde voor de succesvolle training van een AI-programma.
Vorige herfst verscheen in Nature een geruchtmakende studie van vooral Chinese wetenschappers over welke virussen er circuleren in wilde dieren die voor hun bont en vlees gekweekt worden. De meest plausibele hypothese over hoe het coronavirus zijn succesvolle sprong naar de mensheid maakte, is dat het gebeurde op een naar onze normen erg ruige wildmarkt in de Chinese stad Wuhan. Aan de studie werd trouwens meegewerkt door de vermaarde Vlaamse viroloog Philippe Lemey (KU Leuven).
De onderzoekers verzamelden 461 pelsdieren, die gestorven waren na een infectie. Ze haalden er niet minder dan 125 virussen uit 20 families uit, waarvan er 36 nooit eerder waren waargenomen. Liefst 39 van die virussen zouden een hoog risico hebben op infiltreren van de mensenwereld. Er werden 7 types van coronavirussen gedetecteerd, waarvan er minstens 2 nu al in staat zijn om van de ene zoogdiersoort naar de andere over te springen. Vooral wasbeerhonden en nertsen konden veel virussen dragen. Pelsdierkwekerijen vormen een groot risico voor zoönosen, zo besloot de studie – een extra argument om deze trieste praktijk en handel zo snel mogelijk aan banden te leggen.
Nieuwe vogelgriepvarianten
Het risico op een pandemie lijkt trouwens almaar groter te worden, als gevolg van onder meer de globalisering, de klimaatopwarming en het binnendringen van mensen in regenwoud- en andere biotopen die tot voor kort relatief weinig geëxploreerd werden.
Een studie in Nature Communications berekende dat er alleen in Zuidoost-Azië al zo’n 400.000 keer per jaar een ‘corona-achtig’ virus uit andere dieren in een mens terechtkomt. In veruit de meeste gevallen overleeft het die sprong niet. Maar als je 400.000 keer per jaar iets kunt proberen, is de kans reëel dat het ooit eens lukt. En dan zijn we in het slechtste geval weer vertrokken voor jaren van miserie.
De Nature-pelsdierenstudie beschreef ook de ontdekking van twee nieuwe vogelgriepvarianten in gekweekte muskusratten en nertsen. Veel wetenschappers beschouwen vogelgriep als het grootste risico op een nieuwe pandemie. De Spaanse griep was een vogelgriep. Ze doodde vlak na de Eerste Wereldoorlog in 1918 meer dan 20 miljoen mensen – ongeveer evenveel als de oorlog zelf, maar veel sneller.
Momenteel circuleert wereldwijd de H5N1-variant van het vogelgriepvirus, die in de jaren 1990 ontstond in enorme intensieve kippenkwekerijen in Azië. Van daaruit besmette die variant wilde vogels en raakte hij over de wereld verspreid. De eerste menselijke slachtoffers werden in 1997 geregistreerd.
Tot dusver was het virus niet in staat om van de ene mens naar de andere over te springen. Daarvoor heeft het nog niet de juiste combinatie van mutaties ontwikkeld, besloot een analyse in Science. Maar dat zal niet meer lang duren. Wetenschappers zijn er, eerder dan het virus zelf, achter gekomen wat H5N1 moet doen om besmettelijk te worden voor mensen – er zou slechts één extra specifieke mutatie voor nodig zijn.
Wetenschappelijke simulaties wijzen uit dat er de volgende kwarteeuw 50 procent kans is op het opduiken van een nieuwe virale pandemie.
Pinguïns en zeeolifanten
De H5N1-vogelgriep heeft een ravage aangericht in de vogelwereld – honderden miljoenen wilde vogels zijn eraan gestorven. Ze heeft zelfs pinguïnkolonies op Antarctica bereikt. Her en der heeft het virus de sprong naar wilde zoogdieren gemaakt, in Antarctica heeft het zeeolifanten gedood.
Begin dit jaar gaf Nature een overzicht van welke zoogdieren al door het H5N1-vogelgriepvirus getroffen zijn: muizen, katten, vossen, dassen, beren enzovoort. De lijst wordt steeds langer. Ook deze studie duidde kwekerijen van pelsdieren voor de bontindustrie aan als belangrijke haarden voor transmissie van het virus naar en tussen zoogdieren. Ze stelde ook dat het virus in zoogdieren nieuwe genetische mogelijkheden voor verspreiding exploreert.
Verontrustend is dat het virus in de VS courant in koeien wordt aangetroffen. Het nestelt zich blijkbaar vooral in de uiers van melkkoeien. Het is onduidelijk hoe het dat voor elkaar heeft gekregen. Als gevolg van gebrekkige overheidsmaatregelen om de vogelgriep in te dijken, woekert het er ook in kippenkwekerijen. Volgens Science zou het er al meer dan 160 miljoen kippen gedood hebben, met een sterke verhoging van de eierprijzen als gevolg – een doorn in het oog van Trump.
Al meer dan vijftig Amerikanen en één jonge Canadees werden gediagnosticeerd met het virus, meestal zonder veel erg. Maar net dat kan verontrustend zijn. Want een van de lessen die we, volgens Nature, uit de coronapandemie moeten trekken is dat een virus zich kan verspreiden via mensen die geen zichtbare besmettingssymptomen vertonen. Zo kan het zich zo goed als ongemerkt op vrij grote schaal in een mensenpopulatie nestelen. Als er dan een fatale mutatie komt waardoor het extra besmettelijk wordt, is het hek van de dam.
We kunnen het ons niet verooroorloven om zelfs maar tijdelijk op onze lauweren te rusten als we een nieuwe pandemie willen vermijden.
Apenpokken
Er gaat momenteel ook veel aandacht naar de apenpokken (officieel ‘mpox’) die vooral in Centraal-Afrika voorkomen. Anders dan de naam doet vermoeden, is het een virus dat vooral in kleine knaagdieren circuleert. Omdat het een DNA-virus is, en geen RNA-virus zoals de corona- en griepvirussen, is zijn mutatiecapaciteit kleiner. Zijn verspreidingscapaciteit is momenteel ook beperkter dan die van veel andere virussen. Er bestaan bovendien efficiënte vaccins tegen, hoewel het moeilijk is om die op de plekken te krijgen waar ze het meeste nodig zijn. Alles samen maakt het dat mpox misschien toch geen grote kandidaat is voor een pandemie.
De aandacht voor pokken in de wereld is sterk verslapt sinds de jaren 1980, omdat het mensenpokkenvirus toen zo goed als volledig was uitgeroeid. Ook het aidsvirus, dat oorspronkelijk wel uit apen stamt, krijgt minder aandacht nu wetenschappers de ziekte zo goed onder controle hebben gekregen dat de sterfte erdoor significant verminderd is.
Onze waakzaamheid voor virussen verslapt snel. En dat is volgens veel wetenschappers een gevaar. Zeker omdat er geen garantie is dat een nieuwe pandemie veroorzaakt zal worden door een variant van iets wat we al kennen. Het is nooit uitgesloten dat er iets compleet onverwachts opduikt. We kunnen het ons niet veroorloven om zelfs maar tijdelijk op onze lauweren te rusten als we een herhaling van de coronapandemie willen vermijden. De natuur is niet altijd een grote vriend.