Atleten met verlammingsverschijnselen kunnen ook ‘doping’ nemen: door een teen te breken, op hun testikels te gaan zitten of een katheter af te knijpen.
De Paralympische Spelen worstelen met dezelfde problemen als de Olympische: atleten die hun prestaties kunstmatig opdrijven om eer en roem te behalen.
Mensen met verlammingsverschijnselen kunnen hun lichaam voor de start van een wedstrijd zo sterk ‘oppompen’ dat het verschil tussen winst en verlies ervan afhangt.
Door een teen te breken, op hun testikels te gaan zitten of een katheter af te knijpen kunnen ze al voor de start een stressreactie opbouwen, waardoor ze in het begin van een wedstrijd geen tijd verliezen met het fysiek opladen van hun lichaam. Volgens de Clinical Journal of Sports Medicine kunnen rolstoelatleten zo tot tien procent sneller zijn.
Maar de praktijk is niet zonder gevaar, en wordt dus bestreden. Volgens Peter Van de Vliet van het Internationaal Paralympisch Comité wordt dit ‘boosting’ al opgespoord door een combinatie van bloeddruktests, hoewel de techniek allesbehalve sluitend is. Toch is Van de Vliet, volgens de New Scientist, geen voorstander van de introductie van een ‘cardiovasculair paspoort’ voor verlamde atleten, waarmee de praktijk efficiënter zou kunnen worden aangepakt. Daarvoor zou er te veel variatie in de meetresultaten zitten. (DD)