‘Kappen kan perfect passen in verantwoord bosbeheer’

Een bos heeft vele functies, die allemaal met elkaar verzoend moeten worden. © Bart Heirweg
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Mensen verdragen niet meer dat er bomen gekapt worden. Dat is mee de schuld van een populaire Duitse boomknuffelende boswachter, zeggen Vlaamse bosbeheerders. ‘Een kaalslag kan onderdeel zijn van een verantwoord bosbeheer.’

Onlangs kwam het Meerdaalwoud tussen Leuven en Brussel in het nieuws. Een vrouw van een lokaal actiecomité deed haar beklag omdat een stukje van het woud gekapt was. Ze haalde er het televisienieuws mee. De kaalslag zag er inderdaad lelijk uit. ‘Maar hij is deel van een verantwoord bosbeheer’, zegt hoogleraar bosbouw Bart Muys (KU Leuven). ‘Ik durf zonder aarzelen te stellen dat het beheer van het Meerdaalwoud als een schoolvoorbeeld voor heel Europa kan gelden. Dat er af en toe groepen bomen gekapt worden, behoort tot de standaardingrepen. Maar veel mensen maken geen onderscheid tussen ontbossen en regulier bosbeheer.’

In het beheer van onze openbare bossen wordt gestreefd naar een optimale invulling van de vele functies die een bos heeft. Er is de gezondheidsfunctie, want een bos filtert lucht en bevordert het mentale welzijn. Er is de recreatieve functie, want een bos brengt rust en ontspanning. Er is de natuurfunctie, want een bos genereert biodiversiteit. Er is de bio-economische functie, want een bos brengt hout op, een hernieuwbare bron van grondstoffen. En er is ten slotte de klimaatfunctie, want een bos slaat grote hoeveelheden CO2 op die zo niet bijdragen tot de globale temperatuurstijging.

Amerikaanse eik
Amerikaanse eik

Veel mensen die het bosbeheer slechts van een afstand volgen, bijten zich nu vast in die laatste functie. Telkens als er langs een auto- of spoorweg aan hakhoutbeheer gedaan wordt, worden organisaties als de bosvereniging BOS+ overstelpt met telefoontjes van boze burgers die vinden dat zoiets niet kan. Terwijl die ingrepen nuttig kunnen zijn om bos en hout gezond te houden.

Bomencultus

‘De jongste jaren groeit het aantal mensen die bomen en bossen als iets sacraals zien’, zegt hoogleraar Muys. ‘Vlamingen verstedelijken steeds meer en hebben minder voeling met werken en oogsten in de natuur. Bomen worden het symbool bij uitstek van ongeschonden natuur. De bekende Duitse boswachter Peter Wohlleben heeft dat met zijn succesrijke boeken over bomen en bos enigszins in de hand gewerkt. Als je zijn geschriften onkritisch volgt, krijg je als leek de indruk dat er niet aan bomen geraakt mag worden. Onbeheerd bos is natuurlijk prachtig, maar met zo weinig bos en zo veel menselijke verwachtingen is er beheer nodig, waarbij gerichte kap een bos gezonder en stabieler maakt.’

‘Volgens Wohlleben moet je bomen knuffelen’, beaamt boswachter Bart Meuleman, regiobeheerder van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) en al een kwarteeuw coördinator van het bejubelde beheer van het Meerdaalwoud. ‘Dat mag natuurlijk. Ik merk dat mensen vaak veel deugd hebben van fysiek contact met de natuur en met bomen in het bijzonder. Maar ze moeten wel beseffen dat knuffelen voor een boom geen verschil maakt. Een boom kan wel voordeel halen uit een doordacht beheer van zijn bos. Dat klinkt minder romantisch, maar het is wel efficiënter.’

Wintereik
Wintereik© Getty Images

Meuleman kan uren vertellen over ‘zijn’ bos. Tijdens het Oostenrijkse bewind in de 18e eeuw zijn van het Meerdaalwoud en het nabijgelegen Zoniënwoud productiebossen op basis van beuk gemaakt. Na de twee wereldoorlogen moest er herbebost worden, want er waren veel bomen gekapt voor de ‘oorlogsinspanning’. De beuk bleef de hoofdboomsoort – nergens ter wereld vind je hogere beuken. Maar er werd ook op grote schaal exotisch naaldhout en Amerikaanse eik aangeplant, met ernstige negatieve gevolgen voor de bodem en de structuur van het bos.

Beide wouden profiteren van het feit dat ze lang in het bezit zijn geweest van adellijke families (hertogen en koningen), zodat ze overeind bleven. Het zuiden van Vlaanderen heeft ook de beste bodems voor bossen. Elders werden bossen ongenadig gekapt voor menselijk gebruik. Ze werden verdreven naar marginale gronden die nergens anders geschikt voor waren, wat ook niet gunstig was voor de bossen zelf.

‘Als student bio-ingenieur dacht ik dat ik mijn leven lang hetzelfde beheer zou uitoefenen, omdat een bos traag evolueert’, stelt Meuleman. ‘Toch merkten we dat het Meerdaalwoud verdonkerde en verzuurde. Dat kwam door de deposities van vooral naaldhout en doordat het bos door de naoorlogse aanplantingen te homogeen van structuur was geworden, met te veel bomen van dezelfde leeftijd. Zo werd het bladerdek een ondoordringbaar dak. Onze bossen puren voordeel uit een grote diversiteit met meer soorten en bomen in verschillende leeftijdscategorieën. De beuk heeft ook te lijden van de klimaatopwarming, want hij wortelt ondiep in de bodem, waardoor hij gevoelig is voor watertekort in periodes van droogte. Hij krijgt zijn sappen uit de bodem dan niet meer tot in zijn top gepompt, waardoor de kruin afsterft en een stuk lager in de boom komt te zitten. Dat verzwakt de boom, waardoor hij kwetsbaar wordt voor ziekten en stormen. De beuk zal niet uit ons landschap verdwijnen, maar hij zal een stuk kleiner blijven dan nu.’

Linde
Linde© Getty Images/iStockphoto

Revival van de taxus

Meulemans lievelingsboom is de linde. Die boom is sinds de 19e eeuw grotendeels uit onze bossen verdwenen omdat het er te donker werd door de dominantie van beuk en exotisch naaldhout. Een van de speerpunten van het bosbeheer in het Meerdaalwoud is het stimuleren van groei en bloei van de linde. Daarvoor moet plaatselijk onder meer de Amerikaanse eik verdwijnen: een mooie boom met mooie herfstkleuren en goed hout, maar hij is zo dominant dat hij geen andere boomsoorten in zijn omgeving verdraagt. Hij wordt waar mogelijk vervangen door wintereiken. Die zijn, ondanks hun naam, klimaatbestendiger dan de verwante zomereik.

Bosbeheerders breken ook graag een lans voor de vaak verguisde populier, bekend van aanplantingen en van lange rijen in polderlandschappen. Het is een snelle groeier, die in vijf tot tien jaar tijd een bosecosysteem kan vormen – voor andere bomen duurt dat tientallen jaren. Populierenbossen hebben ook een grotere biodiversiteit dan algemeen wordt aangenomen. Zijn kwalijke reputatie dankt de populier niet aan zichzelf, maar aan slecht beheer door de mens. Zo is de inheemse zwarte populier bijna uitgestorven in Vlaanderen. Op korte termijn kan de populier een mooie houtproductie opleveren, en in de tussentijd kunnen in de onderbegroeiing eiken en andere soorten de kop opsteken. Die kunnen dan de hoofdmoot van het volgende bostype vormen.

Beuk
Beuk© Getty Images

Bart Muys schuift de taxus als ondergewaardeerde boom in het Vlaamse bosbeheer naar voren. ‘Net als de eik is het een boom die onze voorouders als “heilig” beschouwden. Hij is een van de drie inheemse naaldbomen in Vlaanderen, samen met de jeneverbes en de grove den. Grove dennen en taxussen kunnen uitgroeien tot indrukwekkende bomen van honderden jaren oud. De taxus produceert trouwens een geneesmiddel dat nuttig is in de strijd tegen kanker. Daarenboven groeit hij goed in de schaduw van andere bomen én is hij relatief droogtebestendig, wat een voordeel is in tijden van klimaatopwarming.’

Muys benadrukt dat het uiterst belangrijk is dat de proportie bos op Vlaams grondgebied wordt opgekrikt (en dat het aantal boswachters en regiobeheerders omhooggaat, want dat is gezakt tot een absoluut minimum voor een goed beheer). Nu is zo’n 10 procent van het Vlaamse grondgebied – zo’n 140.000 hectare – bos, terwijl de ideale bosindex voor een Europees land 30 procent is. In 1997 werd bij wet beslist dat er 10.000 hectare Vlaams bos bij moest komen, maar dat is er nog altijd niet. Er is ook 60.000 hectare ‘zonevreemd bos’ (bos in gebieden die op het gewestplan niet als bos zijn ingekleurd), waarvan 12.000 hectare in woon- en industriezones. Die raken maar niet ‘geregulariseerd’, waardoor ze kwetsbaar blijven.

Populier
Populier© Getty Images

Daarenboven is veel Vlaams bos te versnipperd om een echte bosfunctie uit te kunnen oefenen. Twee derde van het Vlaams bos is in privéhanden, maar niet al die bossen worden goed beheerd. Een bosje met rododendrons onder sparren is niet wat we willen. Bosgroepen – vzw’s die private boseigenaars ondersteunen – moeten daar soelaas brengen.

Nuloperatie

‘De ambitie zou moeten zijn dat er tegen 2050 nog eens 50.000 hectare bos in Vlaanderen bijkomt’, zegt Muys. ‘Dat kan alleen als er landbouwgrond wordt vrijgemaakt voor bosbouw. Helaas liggen landbouworganisaties dan bijna systematisch dwars. Elk jaar gaat er zo’n 6000 hectare landbouwgrond verloren aan urbanisatie, wat betekent dat je met een verstandige aanpak in twee jaar tijd 10.000 hectare extra bos zou kunnen krijgen. Een bos is ook nuttig voor wat de betonstop zou moeten zijn, want het is minder gemakkelijk om het te ontwikkelen voor vastgoed dan een landbouwgebied.’

Een moeilijk punt is dat er nogal wat bos wordt gerooid zonder efficiënte compensaties. In principe moet elk gerooid bos in Vlaanderen vervangen worden door een nieuw bos van dezelfde oppervlakte. Verenigingen als Natuurpunt rooien soms bossen om zeldzame heidelandschappen in ere te herstellen, waarvoor ze van de compensatieplicht zijn vrijgesteld. De Europese natuurwetgeving verplicht de lidstaten om zowel open natuur als bosnatuur in ere te herstellen, maar voor open natuur gaat dat gemakkelijker én goedkoper, waardoor de focus op de bosdoelstellingen weleens flou wordt. Europa waakt er ook over dat onze koolstofbalans niet te ver doorslaat: als we te veel bos doen verdwijnen, zullen we moeten betalen voor de extra CO2-last die dat veroorzaakt.

Taxus
Taxus© Getty Images/iStockphoto

Bart Muys vindt dat élk verdwijnend bos gecompenseerd moet worden, ook als het plaats moet ruimen voor andere natuur. Met de boscompensatie is het in het verleden schromelijk misgelopen. Een ontbosser betaalt de overheid om voor hem of haar het verloren gegane bos te compenseren. Dat geld gaat in een boscompensatiefonds. Het Rekenhof berekende in 2016 dat slechts 16 procent van de verplichte compensaties er kwam, maar daarvoor werd wél meer dan 50 procent van de beschikbare middelen gebruikt. De achterstand in aan te leggen bos in de context van boscompensatie beslaat op dit moment een oppervlakte groter dan die van het Zoniënwoud.

Natuurpunt, dat al geen sterke publieke reputatie in bosbeheer heeft, vond ook een achterpoortje in de boswetgeving. Dat bestond erin dat het betaald kon worden voor een boscompensatie voor een buitenstaander (meestal in het kader van een industriële of vastgoedontwikkeling), die het echter niet uitvoerde door een jong eigen bos zogezegd te kappen en vervolgens weer aan te planten – een nuloperatie dus. Het Hutsepotbos bij Gent was een schoolvoorbeeld van zo’n pragmatische constructie. Het zo vrijgemaakte geld werd gebruikt om natuurgebieden aan te kopen. Ondertussen heeft het ANB dat achterpoortje wel gesloten.

Jeneverbes
Jeneverbes© Getty Images/iStockphoto

Vlaams hout naar China

‘Wat mij tegen de borst stuit’, zegt bosbeheerder Bart Meuleman, ‘is dat tegenwoordig veel van het prachtige hout uit onze bossen dat op de markt komt, in een container naar landen als China, India of Turkije gaat. Dat is een gevolg van de vrije markt, en van het feit dat er zoveel containers met goederen uit die landen komen dat men problemen heeft om ze volgeladen terug te sturen. Ons hout wordt dan ginder verwerkt tot onder meer planken voor parket, terwijl we dat evengoed zelf zouden kunnen. We verwijten ontwikkelingslanden dat ze ruwe producten zomaar exporteren terwijl ze er een maakindustrie rond zouden kunnen ontwikkelen, maar met ons hout doen we hetzelfde. In het Meerdaalwoud werd dit jaar voor het eerst een houtverkoop georganiseerd, specifiek gericht op lokale duurzame verwerking van kwaliteitshout uit de Vlaamse openbare bossen.’

Meuleman blijft het belang van bossen voor de mens uitleggen. Dat is een proces waarbij je nooit op je lauweren mag rusten. De ontboste zone die recent in het nieuws kwam, is de grootste open plek die het ANB ooit kapte in het Meerdaalwoud. ‘Over enkele jaren valt het niet meer op en is het een mooi gebied geworden, maar nu is het natuurlijk een kaalslag’, zegt Meuleman. ‘Misschien hadden we het beter in twee keer gekapt, maar ook efficiëntie speelt helaas een rol. Open plekken trekken trouwens extra dieren en planten aan, op voorwaarde dat ze voldoende breed zijn. Ze bieden afwisseling in het landschap, waardoor ze ook recreatief gunstig zijn. Maar blijkbaar ligt dat gevoelig.’

Grove den
Grove den© Getty Images/iStockphoto

In Nederland is de druk van het grote publiek tegen ontbossen nog groter dan bij ons. Natuurmonumenten, de Nederlandse tegenhanger van Natuurpunt, heeft op eigen houtje een moratorium van een jaar ingesteld op ontbossing voor het creëren van open natuur, omdat de vereniging meent dat het belang ervan eerst nog eens goed moet worden uitgelegd. Het Nederlandse Staatsbosbeheer (de tegenhanger van ons ANB) zal een jaar lang geen kaalkappingen van meer dan een halve hectare uitvoeren.

Een kwarteeuw geleden werd in het Meerdaalwoud een zoneringsbeleid ingevoerd. ‘We splitsen het woud op in zones met verschillende functies’, legt Meuleman uit. ‘Kwetsbare boszones worden recreatieluwer gemaakt, maar elders bieden we mensen een fijne natuurbeleving aan. We werden daar destijds door de meeste houtvesters voor verguisd, maar het is cruciaal gebleken voor een goed bosbeheer. We proberen het bosbelevingsverhaal zo goed mogelijk te verzoenen met de biodiversiteitsfunctie en de functie van productiebos. We krijgen steeds meer zeldzame dieren en planten in het bos, en we waken erover dat er een evenwicht blijft bestaan tussen de groei van het bos en wat we eruit halen. We proberen ook moeilijke sectoren te bedienen. We hebben nogal wat last van mountainbikers die in het bos rondcrossen, maar we willen aan hun verzuchtingen tegemoetkomen door op een nieuwe geluidsbuffer langs de autoweg een uitdagend parcours aan te leggen.’

Groene vingers in de stad

Verstandig bosbeheer heeft nog meer positieve kanten. ‘We hebben berekend dat je de volledige Antwerpse petrochemie kunt vervangen door houtchemie uit duurzaam beheerd West-Europees bos en gerecycleerd afvalhout’, stelt Bart Muys. ‘De productie van werkelijk alles uit die sector kan door hout worden vervangen, van plastic en fijne chemicaliën tot geneesmiddelen. Met een financiering van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek worden die houtstromen in kaart gebracht. Het spreekt voor zich dat deze sector veel minder op monoculturen kan draaien dan de klassieke houtproductie. Voor een diverse houtchemie zijn diverse bossen nodig.’

Ook stadsmensen, die dikwijls de kern vormen van georganiseerde weerstand tegen boskap, kunnen profiteren van een goed bosbeheer. Recent verscheen er een studie van de Gentse universiteit, waarin wordt aangetoond dat je inzake aanpassing aan de klimaatopwarming winst kunt boeken door bossen in de stadsrand aan te leggen en ze via zogenoemde groene vingers langs verkeersassen met het centrum te verbinden. Zo creëer je in een stad een natuurlijke ventilatie, die een deel van de opwarming compenseert.

Om de totale Vlaamse uitstoot aan CO2 te compenseren zijn bossen minder geschikt, want je zou dan elk jaar zeven keer de oppervlakte van Vlaanderen moeten bebossen. Dat kan wél in het buitenland, wat een optie is die het overwegen waard is. Misschien moeten we investeren in massief bosherstel in de door enorme branden aangetaste Zuid-Amerikaanse bosgebieden?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content