Geneticus Maarten Larmuseau delft dankzij DNA diep in onze persoonlijke en historische voorgeschiedenis. ‘Het is verbazend hoe weinig sporen van inteelt we vinden.’
Vaderschapsdetective! Dat was de term die het Amerikaanse topvakblad Science boven een reportage over het werk van KU Leuven-geneticus Maarten Larmuseau plaatste. Volgens het blad is de belangrijkste vraag die Larmuseau onderzoekt: ‘Hoe dikwijls zijn kinderen genetisch níét verwant aan hun veronderstelde vaders?’ De vele grappen over de melkboer en de postbode, vandaag ingeruild voor de Deliveroo-koerier, illustreren dat het thema leeft.
Waar slaat de term vaderschapsdetective precies op?
Maarten Larmuseau: Mijn onderzoek gaat breed, maar vaderschap is natuurlijk wereldwijd een actueel thema. Met DNA kun je een link tussen ouders en kinderen leggen. De huidige commotie over spermadonorschap toont bijvoorbeeld dat er druk komt om de anonimiteit weg te nemen, ook retroactief, want met DNA kun je terug in de tijd gaan. Vaderschap heeft vier componenten: een juridische, sociale, emotionele en biologische. Er is lang een – onterechte – trend geweest om de biologische component als minder relevant te beschouwen. Uiteraard is het veel beter dat je een sociaal geëngageerde vader hebt dan een biologische vader die niet naar je omkijkt. Maar de realiteit wijst uit dat mensen na adoptie of spermadonatie dikwijls op zoek gaan naar hun biologische vader.
‘De argeloosheid waarmee mensen DNA-testen doen, is problematisch’
Omdat genetisch vaderschap deel is van hun identiteit?
Larmuseau: Zeker. Wie je bent en wat je talenten zijn, wordt deels bepaald door je genetische afkomst. Daarom heb ik problemen met de argeloosheid waarmee sommige mensen een DNA-test doen. Ze krijgen een testkit als cadeau voor Kerstmis of Vaderdag, en dan blijkt ineens dat je vader niet je biologische vader is, of je kind niet je kind. Dat zorgt niet zelden voor spanningen, trauma’s en zelfs psychiatrische problemen. We hebben berekend dat wereldwijd ongeveer 300.000 mensen zo’n onverwacht resultaat gekregen kunnen hebben. Dat zijn veel potentiële drama’s. Commerciële DNA-tests voorzien ook niet in counseling.
Nochtans hebt u aangetoond dat in onze cultuur niet 10 procent, zoals lang gedacht werd, maar amper 1 procent van de kinderen niet van de officiële vader is.
Larmuseau: Ik vind dat nog altijd veel hoor. Zeker omdat het afhangt van de sociale situatie. In de omwentelingen van de negentiende eeuw liep het bij ons op tot 6 procent in arme stadswijken. Arme vrouwen waren kwetsbaarder voor overspel en verkrachting – de film Daens geeft dat goed weer. Veel mensen migreerden toen van het platteland, waar meer sociale controle was, naar de stad, waar ze ontheemd raakten. Net als andere dieren en planten gedragen mensen zich in een stadscontext anders dan op het platteland.
‘Commerciële DNA-tests? Wie op zoek wil naar verloren familie, bereidt zich best voor op een lang en ingewikkeld zoekproces’
Die 10 procent is nochtans lang als een solide cijfer gepresenteerd.
Larmuseau: Het steunde op werk van gerenommeerde genetici, ook bij ons. Maar de eerste vaderschapstesten werden vooral uitgevoerd bij mannen die al twijfels hadden over hun vaderschap, wat tot afwijkende resultaten leidde. Er kwamen ook wetenschappelijke modellen om het te verantwoorden. In een studie uit 1997 verdedigde een Amerikaanse bioloog de stelling dat baby’s bij de geboorte allemaal wat op elkaar lijken, met de hypothese dat zo verdoezeld kon worden dat ze misschien niet door de officiële vader verwekt waren. Om dat evolutionair mogelijk te maken, moest 10 procent van de kinderen buitenechtelijk zijn. Wij hebben aangetoond dat dat niet klopt.
‘DNA biedt een extra venster op ons verleden, met nieuwe inzichten over verwantschappen, migraties en ziekten.’
Is het goed of slecht nieuws dat het niet 10 maar 1 procent is? Het zou minder genetische diversiteit kunnen impliceren.
Larmuseau: Je kunt stellen dat het goed nieuws is. Als een kind op zijn vader lijkt, gaat de vader er, vaak onbewust, een betere band mee opbouwen. Het is nog een reden om voorzichtig te zijn met DNA-tests. Je kunt er een band tussen vader en kind mee breken.
In sommige andere culturen ligt dat cijfer veel hoger. Bij de Himba in Namibië is 48 procent van de kinderen niet van de officiële vader.
Larmuseau: Die mensen kijken anders naar ouderschap dan wij. In Zuid-Amerika zijn er volkeren die ervan uitgaan dat een kind twee biologische vaders kan hebben – kinderen met twee vaders doen het er doorgaans ook beter. Bij ons is het anders, maar we weten niet hoelang dat al zo is. Hoe belangrijk was biologisch verwantschap toen we nog geen notie van erfelijkheid hadden? Volgens mij was het altijd belangrijker dan sommigen nu aannemen.
Spelen met DNA: hoever kunnen we gaan met gentechnologie?
Het Science-verhaal beschrijft ook uw zoektocht naar de genetische wortels van Vlamingen met de naam Van Beethoven.
Larmuseau: We hebben helaas aangetoond dat die mensen geen biologische link met de befaamde componist hebben. Maar dat heeft te maken met het feit dat de componist zélf geen biologische Beethoven was, zijn vader was een buitenechtelijk kind. Dat werd al vermoed, maar onze DNA-analyse leverde het bewijs. Voor de huidige families is het een drama. Ze verliezen een deel van hun identiteit.
‘Commerciële DNA-tests? Wie op zoek wil naar verloren familie, bereidt zich best voor op een lang en ingewikkeld zoekproces’
Hoe ver gaat genetische identiteit terug in de tijd?
Larmuseau: Je identiteit wordt deels gevormd door je ouders en grootouders. Hun keuzes, zoals naar welke school of jeugdbeweging je gaat, bepalen mee je toekomst. Stamboomonderzoek wijst uit dat veel families generatieslang in dezelfde sociale klasse blijven hangen, ook nu nog, ondanks mei ’68 en de democratisering van het onderwijs. Wij steunen voor ons werk veel op burgerwetenschap, en veel burgerwetenschappers behoren tot de hoger opgeleide middenklasse. We zien dat ook hun voorouders vaker dan verwacht uit die groep kwamen.
Volgens Nature heb je als mens veel voorouders, maar weinig mensen met wie je DNA deelt?
Larmuseau: Dat klopt. Het aantal voorouders neemt exponentieel toe naarmate je verder in het verleden duikt. Het loopt op tot meer dan 1 miljoen in twintig generaties, goed voor zeshonderd jaar geschiedenis. Maar vanaf zes of zeven generaties geleden duiken de eerste voorouders op met wie je geen DNA meer gemeen hebt, hoewel je er biologisch wel van afstamt. Wij noemen dat ‘spookvoorouders’.
Bent u familie van de bekende milieuadvocate Isabelle Larmuseau?
Larmuseau: Zij is een verre achternicht. We kennen elkaar, maar zien elkaar niet op familiefeesten. Toch is onze verwantschap zo nauw dat we, als we voor de kerk zouden willen trouwen, toestemming van de bisschop nodig hebben. Onze westerse samenleving is zich altijd goed bewust geweest van de gevaren van inteelt. We vinden in onze historische analysen opvallend weinig sporen van inteelt.
‘Vroeger werd gedacht dat 10 procent van de kinderen niet verwekt was door de officiële vader, maar het blijkt amper 1 procent te zijn.’
Wat vindt u van de Russische eigenaar van het socialemediakanaal Telegram, die ermee pocht dat hij meer dan honderd kinderen heeft verwekt met spermadonatie en ze allemaal wil laten erven?
Larmuseau: Ik vind dat opvallend. Net als de Nederlander die via fertiliteitscentra en contacten op sociale media meer dan vijfhonderd kinderen zou hebben verwekt. Dat is biologisch uitzonderlijk – zelfs in harems waren er nooit zoveel kinderen van één persoon. Ik denk niet dat zoiets wenselijk is. Wat gaan, bijvoorbeeld, de sociale vaders van die kinderen denken als ze dat horen? Sommige filosofen zetten biologisch vaderschap nog altijd als iets louter symbolisch weg, maar zij onderschatten het effect ervan.
Steeds meer ouders van donorkinderen zijn open over het bestaan van een biologische vader.
Larmuseau: Het is de enige correcte aanpak. Ons onderzoek zegt dat verzwijgen het slechtste is wat je kunt doen, want als het toch uitkomt kunnen de gevolgen dramatisch zijn. Sommige mensen denken nog altijd dat spermadonatie te vergelijken is met bloed doneren, maar het is natuurlijk veel meer. Een zaadcel geeft eigenschappen door die mee je identiteit, uiterlijk en talenten bepalen.
Recent publiceerde u in Genome Biology een analyse van vierhonderd historische skeletten uit Sint-Truiden.
Larmuseau: Een opvallend resultaat van dat werk was dat de mensen in Sint-Truiden in de achtste en negende eeuw heel divers waren. Genetisch verschilden ze onderling evenveel als Vlamingen en Spanjaarden vandaag. Vanaf de elfde eeuw was er een homogenisering. Sindsdien is er niet veel meer veranderd aan het genetisch profiel van de Truienaar. We vonden trouwens iets vergelijkbaars voor Koksijde in West-Vlaanderen.
‘In de 8ste en 9de eeuw verschilden de mensen in Sint-Truiden genetisch onderling evenveel als wij en de Spanjaarden vandaag.’
Ruw samengevat viel de bevolking uiteen in rosse Galliërs en bleke Germanen met een apart vitamine-D-metabolisme?
Larmuseau: (lachend) Zo zou je het kunnen samenvatten, hoewel er natuurlijk veel diversiteit in beide groepen was. In Koksijde vonden we tussen die twee groepen ook klassenverschillen. In vergelijking met de Germanen aten de Galliërs minderwaardige voeding en hadden ze meer last van botslijtage.
U vond genetische linken tussen een aantal skeletten en Schotten en Ieren. Vanwaar kwamen die?
Larmuseau: We denken dat het gelinkt is aan de belangrijke abdij van Sint-Truiden. Wij zijn hier vooral bekeerd door monniken uit Ierland.
U ontdekte sporen van de pest in het DNA uit Sint-Truiden, veel vroeger dan die ziekte bij ons gedocumenteerd is.
Larmuseau: Dat was speciaal, zeker omdat de slachtoffers niet apart in een massagraf begraven waren. Over de pest in de veertiende eeuw is niets terug te vinden in archieven, hoewel de bevolking van Sint-Truiden in die tijd wel afnam, maar dat kan evengoed aan een dalende populariteit van de stad te wijten zijn. We vonden ook geen indicaties van een genetische aanpassing van het immuunsysteem.
‘DNA-onderzoek wees uit dat de befaamde componist Beethoven geen biologische Beethoven was: zijn vader was een buitenechtelijk kind.’
In Science verscheen een reportage over een massagraf onder een 17de-eeuwse armenkliniek in Milaan. Daar werden DNA-sporen van marihuanagebruik en syfilis gevonden, lang voor die in officiële rapporten opdoken.
Larmuseau: Het illustreert hoe belangrijk DNA als extra archief is. Het geeft ons een ander venster op ons verleden, met nieuwe inzichten over verwantschappen, migraties en ziekten. Wij vonden in middeleeuws Sint-Truiden sporen van een koorts veroorzakende Borrelia-bacterie, die wijzen op erbarmelijke hygiënische omstandigheden. Internationaal onderzoek toonde aan dat haar verspreiding bevorderd werd door de handel in wol vanaf 5000 jaar geleden. Zoiets vind je niet in geschreven bronnen of archeologische artefacten. Daar heb je DNA voor nodig.
Vanaf wanneer verandert een skelet voor jullie van een mens in een abstract onderzoeksobject?
Larmuseau: Ik heb voor elk skelet dat we onderzoeken 100 procent respect. Er wordt steeds vaker overwogen om archeologisch opgegraven skeletten uit oude begraafplaatsen over te brengen naar leegstaande kerken, zodat ze op een respectvolle manier bewaard kunnen worden voor verder onderzoek. Wij gaan er in ieder geval veel respectvoller mee om dan de gemeentes die na het vervallen van grafconcessies meteen de grijpkraan sturen om graven op te ruimen.
We gaan wel extra voorzichtig om met DNA van mensen van wie we de naam kennen. We hebben DNA uit bloed onderzocht dat gevonden werd in Marche-les-Dames, in het kader van het dodelijke ongeval van koning Albert I. Maar we hebben het nooit helemaal geanalyseerd, omdat het een directe impact zou hebben op de huidige koninklijke familie. Bij Beethoven lag het anders. De componist had in zijn testament zelf aangegeven dat hij na zijn dood onderzocht mocht worden om na te gaan waar zijn gehoor- en andere gezondheidsproblemen vandaan kwamen. Anders zouden we zijn DNA nooit zo gedetailleerd geanalyseerd hebben.
Bio Maarten Larmuseau
° 1983 Zottegem
Gehuwd, drie kinderen
2005 Bioloog (KU Leuven)
2009 Doctor in de populatiegenetica (KU Leuven)
Postdoc forensische genetica (KU Leuven en University of Leicester)
Senior scientist in genealogie (Histories vzw)
Sinds 2021 Hoogleraar en hoofd van het laboratorium voor menselijke genetische genealogie (KU Leuven)
Sinds 2025 Directeur KU Leuven Institute for Genetics and Society.