Evolutie: er zit een neanderthaler in ieder van ons

De neanderthaler was klein en gedrongen, maar moet veel sterker zijn geweest dan de moderne mens. © ddp images/AFP
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Lange tijd overheerste de gedachte dat de moderne mens de neanderthaler heeft uitgeroeid. In werkelijkheid, zo leert het nieuwste genetisch onderzoek, is de neanderthaler nooit echt uitgestorven. En hij was ook geen aapachtig grommende dommerik.

Hij is al minstens 30.000 jaar van het wereldtoneel verdwenen, maar hij blijft de wetenschappelijke gemoederen beroeren. De neanderthaler was de laatste andere mensensoort waar wij mee samengeleefd hebben, maar hij is plots uit het plaatje verdwenen. Dat wakkerde de vrees aan dat de allereerste genocide die wij op onze kerfstok konden krassen, er één tegen de neanderthaler was. Mede daarom worden alle mogelijke gegevens tot in de kleinste details geanalyseerd. Niet evident, want er zijn nog altijd maar een twintigtal min of meer intacte fossiele skeletten van neanderthalers gevonden, naast weliswaar een massa losse beenderen en artefacten uit neanderthalerkampen.

Een mensenman kon nakomelingen krijgen met een neanderthalervrouw, maar een neanderthalerman niet met een mensenvrouw.

Bijna wekelijks verschijnt er een wetenschappelijk artikel over een nieuw inzicht in het leven van de neanderthaler. Twee weken geleden publiceerde Proceedings of the National Academy of Sciences een studie waaruit blijkt dat neanderthalers ongeveer 60.000 jaar geleden een epische tocht ondernamen van meer dan 3000 kilometer: van Oost-Europa naar Siberië. De conclusie volgde uit een analyse van vondsten van neanderthalerwerktuigen in een grot in Siberië, die als twee druppels water lijken op werktuigen van neanderthalers in Oost-Europa. Een DNA-analyse had eerder al een link gelegd tussen Siberische en Europese neanderthalers.

De huidige kennis over de neanderthaler is samengevat in het pas verschenen boek Wie vermoordde de neanderthaler?, een vertaling van Néandertal, mon frère, van paleoantropologe Silvana Condemi en wetenschapsjournalist François Savatier. De Franse titel dekt veel beter de lading dan de Nederlandse, die puur op drama mikt, maar niet aansluit bij wat er in het boek verteld wordt. Op de cover van de Nederlandstalige versie staat een schedel met een gat in de bovenkant, op die van de Franse een nadenkende neanderthalerman in wit hemd. De achterflap van de Nederlandse vertaling heeft het over een whodunit, maar dat is het boek hoegenaamd niet. Het is, zoals de ondertitel op de originele Franse versie aangeeft, een beschrijving van 300.000 jaar geschiedenis van de mensheid. Je krijgt in de loop van de lectuur echt een mooi beeld van de neanderthaler geborsteld.

Leeuwen en tijgers

De voorloper van de neanderthaler zou een half miljoen jaar geleden Afrika verlaten hebben, in heel kleine aantallen. Zo’n 400.000 jaar geleden zag de neanderthaler in Europa het levenslicht. Hij maakte drie lange cyclussen van ijstijden en tussenijstijden (warmere fase tussen twee ijstijden in) mee. Telkens veranderden fauna en flora, zodat hij met andere leefomstandigheden te maken kreeg. Maar het ging gelukkig geleidelijk genoeg om zich aan te kunnen passen. In de tussenijstijden zag Europa eruit zoals Noord-Canada nu, met gletsjers en toendra, en met mossen in plaats van bossen. De dierenwereld had leeuwen, tijgers, hyena’s en beren, naast oerrunderen, neushoorns en olifanten.

De neanderthaler was veel beter tegen de koude bestand dan wij. Toen onze voorouders zo’n 100.000 jaar geleden Afrika begonnen te verlaten, trokken ze eerst naar het oosten, omdat het in het westen te koud was. De neanderthaler moet er hebben uitgezien als de Inuit vandaag: klein en gedrongen, met kortere ledematen dan wij hebben. Een figuur als een tonnetje, stellen de auteurs, want dat impliceert minder verlies van lichaamswarmte. Zo’n 120.000 jaar geleden zou zijn fysieke voorkomen definitief zijn vastgelegd. Hij moet een stuk krachtiger geweest zijn dan de moderne mens.

Hij had een langgerekte schedel, als een liggende rugbybal, wat hem, volgens de auteurs, een ‘muilkorfachtig’ gezicht gaf. Wetenschappers zien daar geen specifieke functie in. Het kan een gevolg zijn van ‘genetische drift’: het toevallig tot uiting komen van bepaalde kenmerken, omdat het om piepkleine populaties gaat. Iets afwijkends kan dan de norm worden, zeker als er geen concreet nadeel aan verbonden is. Als er vandaag volbloed neanderthalers zouden rondlopen, zou de vorm van hun schedel wellicht het belangrijkste kenmerk tot onderscheid met de moderne mens zijn.

In 1856 werd het eerste fossiel van een neanderthaler gevonden (in het Duitse Neandertal, vlak bij Düsseldorf). In 1886 werden spectaculaire vondsten gedaan in een grot in Spy, in de Ardennen. Daaruit werd in 1887 het eerste portret van een neanderthaler gedistilleerd. Hij werd gepresenteerd als een aapmens, een inferieure bruut die intellectueel primitief was. De opkomst van de moderne genetica corrigeerde dat beeld: de doorsnee neanderthaler zou er hebben uitgezien als Noord-Europeanen vandaag, met blond of ros haar, een licht vel en lichte ogen. De lichte huid maakte de productie van vitamine D onder invloed van zonnestralen mogelijk, wat nodig was om sterke beenderen te kunnen ontwikkelen.

Silvana Condemi en François Savatier, Wie vermoordde de neanderthaler?, EPO, 286 pagina's.
Silvana Condemi en François Savatier, Wie vermoordde de neanderthaler?, EPO, 286 pagina’s.

Analyse van het genoom van drie individuen uit de laatste generaties neanderthalers leidde tot de conclusie dat ze amper honderd genen hadden die fundamenteel anders waren dan de onze – een mens beschikt in totaal over een twintigduizendtal genen. Vooral genen voor vetmetabolisme springen eruit – weer een aanpassing aan koude omstandigheden. Van die specifieke genen is 20 procent bewaard gebleven in de moderne mens. Vandaag nog zijn 1 tot 3 procent van de genen van elke Europeaan afkomstig van neanderthalers.

Egalitaire samenleving

De neanderthaler was veel meer dan de moderne mens een jager. Hij had veel vet nodig om zich te beschermen tegen koude. Een analyse van de structuur van zijn tanden leert dat zijn voeding te vergelijken moet zijn geweest met die van wolven. Met zijn voeding zouden wij vandaag zwaarlijvig worden. Hij jaagde zelfs op de grootste beesten. Met zijn speren en de gave om vuur te beheersen kon hij die aan.

De jacht leverde regelmatig verwondingen op, maar er zijn aanwijzingen dat neanderthalers zorg droegen voor de zwakste leden in hun kleine groepen. Vandaag overheerst het beeld van de neanderthalergemeenschap als een egalitaire samenleving met een directe herverdeling van de beschikbare middelen. Een extra voordeel van de jacht op grote dieren was dat hun vlees kon worden gedeeld, wat sociale cohesie bevorderde. Dikwijls verhuisden neanderthalers tijdelijk naar de plek waar een groot dier was geslacht. Uiteraard aten ze ook andere dingen, zoals kikkers, schelpdieren en planten als bessen, gerst en waterlelies.

Een klein mirakel is de kwestie dat de neanderthaler erin slaagde zo lang te overleven met zo’n kleine populatie. Er moeten maximaal 70.000 neanderthalers tegelijk geleefd hebben, van de Atlantische Oceaan tot in Siberië, en dat in de beste periodes. Tijdens de ijstijden zouden het er misschien maximaal zelfs maar 10.000 geweest zijn – dat is de bevolking van een kleine Vlaamse gemeente. Omgerekend zouden er in de tussenijstijden gemiddeld zo’n 35 neanderthalers op de gezamenlijke oppervlakte van de provincies Antwerpen en Limburg geleefd hebben, en in de slechte periodes 35 op de gezamenlijke oppervlakte van België en Luxemburg. De kans dat groepjes elkaar tegen het lijf liepen, was dus klein.

Maar neanderthalers leefden waarschijnlijk geconcentreerd op de beste plekken, zodat er toch regelmatig ontmoetingen met ‘buren’ waren. Anders zou er een inteeltprobleem gespeeld hebben. Het genetisch onderzoek heeft uitgewezen dat er weinig sporen van inteelt in de onderzochte genomen zitten. Er moet dus voldoende mengeling van genetisch materiaal tussen groepjes neanderthalers geweest zijn om die kwalijke problematiek te omzeilen.

Een belangrijke vraag is of de neanderthaler kon spreken. Er zijn sterke aanwijzingen dat hij dat effectief kon. Op de binnenkant van fossiele schedels zijn indicaties gevonden dat zijn hersenen over de centra van Broca en Wernicke beschikten, die bij ons instaan voor respectievelijk kunnen spreken en taal kunnen begrijpen. Onderzoek van een in Israël gevonden tongbeentje van een neanderthaler wees uit dat het exact dezelfde structuur had als het onze, en dat het routinematig dezelfde krachten onderging.

Er zijn sterke aanwijzingen dat de neanderthaler kon spreken.

Ook een gen dat bij ons met taalvermogen is geassocieerd, was aanwezig in het neanderthalergenoom. Hij was dus zeker geen aapachtig grommende dommerik, maar hoe taalvaardig hij wél was, blijft voer voor speculatie. De interpretatie van zijn taalrijkdom hangt af van de mate waarin men hem als verwant aan de moderne mens beschouwt. De neanderthaler etaleerde zeker elementaire vormen van kunst en cultuur, met sieraden en hebbedingetjes en rode oker als lichaamsversiering (en mogelijk als antimuggenmiddel).

Tijdelijke kannibalen

Dan rest er nog de prangende kwestie van zijn verdwijnen. In ieder geval blijkt dat een gradueel proces te zijn geweest, waar duizenden jaren overheen gingen, en geen plotse eliminatie, wat pleit tegen de genocidehypothese. Tussen 43.000 en 34.000 jaar geleden verminderden de sporen van neanderthalers in de fossiele vondsten geleidelijk, terwijl de moderne mens in dezelfde periode in Europa een expansie kende. Er zijn geen aanwijzingen voor een virale uitbraak en evenmin voor hersenaandoeningen als de ziekte van Creutzfeldt-Jakob, waar ernstig naar gezocht is, omdat neanderthalers minstens tijdelijk kannibalen waren, hetzij uit noodzaak (voedsel in schaarse omstandigheden), hetzij om rituele redenen (het meenemen van voorouders in het eigen lichaam).

Het lijkt waarschijnlijk dat er een passieve competitie is geweest tussen beide mensensoorten, waarbij de handigere en mogelijk slimmere moderne mens de demografisch meest kwetsbare soort niet echt heeft verdrongen maar eerder in zich heeft opgenomen. De moderne mens is een soort die van het begin af aan een populatiegroei kende, terwijl de neanderthaler honderdduizenden jaren lang eenzelfde laag populatieniveau aanhield. De schaarse neanderthalers zouden geleidelijk opgegaan zijn in de talrijker moderne mens. Het is ook duidelijk geworden uit genetisch onderzoek dat een kruising tussen een moderne mensenman en een neanderthalervrouw wel vruchtbare nakomelingen gaf, maar het omgekeerde niet: een neanderthalerman zou geen nakomelingen met een mensenvrouw hebben kunnen krijgen.

De moderne mens zou geprofiteerd hebben van genen die hij meekreeg door het kruisen met neanderthalers, die al héél lang waren aangepast aan een leven in de toenmalige Europese context. Hybridisatie kan dus voordelen voor ons hebben gehad. De conclusie luidt dus dat de neanderthaler niet echt is uitgestorven, maar geleidelijk opgenomen werd in de moderne mens, zodat er uiteindelijk geen ‘zuivere’ neanderthalers meer overbleven. Dat is in feite een vervanging van de ene soort door de andere. Met zo’n verhaal is te leven.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content