Dirk Draulans Beestenboel: ‘Er valt weinig lijn te trekken in de kenmerkende zang van de tjiftjaf’

tjiftjaf
© imageBROKER/McPHOTO / Mathias Schäf
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Zo onopvallend de fysiek van de tjiftjaf is – een groenbruin vogeltje zonder ook maar één duidelijk herkenbaar kenmerk – zo opvallend is zijn zang. In de meeste talen is het beestje genoemd naar zijn ­getjif-tjaf-tjif-tjaf, met goed afgelijnde noten die op en af de toonladder gaan. Het riedeltje is een van de ­eerste geluiden in onze tuinen die de lente aankondigen.

De tjiftjaf doet het de laatste ­halve eeuw uitstekend bij ons. Het Vlaamse broedbestand wordt op 50.000 tot 70.000 koppels geraamd. Het groeisucces heeft te maken met factoren die niet allemaal gunstig zijn voor andere aspecten van onze natuur.

De tjiftjaf profiteert van de verbossing van ons landschap, want hij schuimt graag bomen en struiken af op zoek naar insecten. Daarbij hopt hij rusteloos van het ene blad naar het andere en inspecteert het nauwgezet aan beide kanten.

Hij profiteert ook van de stikstofvervuiling die ons landschap verruigt, met steeds meer bramen en brandnetels waarin hij graag zijn nestjes maakt. De verstedelijking van onze leef­omgeving en verwildering van onze tuinen helpen eveneens.

Bovendien lijkt hij te profiteren van de klimaatopwarming. Almaar meer tjiftjaffen overwinteren bij ons, terwijl ze vroeger naar Zuid-Europa of ­Noord-­Afrika trokken. Ze beginnen nu ook al een week vroeger te broe­den, waardoor ze meer kans hebben op een tweede ­legsel in een seizoen.

De tjiftjaffen profiteren van de stikstofvervuiling die ons landschap ruiger maakt.

Mannetjes komen twee weken vroeger aan in hun broedterritorium dan vrouwtjes. Ze tjiftjaffen om vrouwtjes te lokken en andere mannetjes op een afstand te houden. Het is hun grootste investering in de voortplanting, want het broeden en grootbrengen van de jongen is bijna uitsluitend vrouwenwerk.

Wetenschappers hebben hun zang uitgebreid geanalyseerd. De diertjes hebben drie of vier ­noten in hun repertoire, die ze gebruiken in 9 tot 24 combinaties met verschillende ritmes en pauzes. Maar hoe hard ­onderzoekers ook proberen om er een lijn in te krijgen, het lukt niet.

Mannetjes ­variëren hun liedjes zo geregeld dat ze er niet als individu mee onderscheiden kunnen worden. Zelfs als ze gewoon van zangpost veranderen, kunnen ze al een ander liedje gaan zingen. Misschien kunnen de diertjes zelf hun buren wel identificeren, maar ons lukt het niet.

Een studie in de Journal of Animal Ecology stelde dat tjiftjaffen in de omgeving van luchthavens op lagere frequenties zingen. Veel vogels gaan juist hoger zingen om beter ­gehoord te worden in een context met veel verkeerslawaai.

Tjiftjaffen zijn er ook agressiever tegenover soort­genoten, mogelijk omdat ze hun gezang minder goed kunnen horen en er dus minder informatie uit ­kunnen halen.

Misschien compenseren ze gebrekkige informatie dus met fysiek geweld, maar het is niet uitgesloten dat de grotere baldadigheid mee een gevolg is van de stress die ze ondervinden van de chronische geluidshinder. Je zou dan verwachten dat ze verhuizen, maar ook in de vogelwereld is dat niet altijd een optie.

Suske en Wiske in de bres voor de natuur: Dirk Draulans over hun groene gedachtegoed

Partner Content