Het moet een van de succesvolste herintroductieprojecten uit de (korte) geschiedenis van het natuurbehoud zijn: de revival van de rode wouw in het Verenigd Koninkrijk. Ooit was de soort er algemeen, tot in de steden toe. Als aaseter maakte ze zich nuttig door kadavers op te ruimen, al dan niet achtergelaten door mensen. Ze kan als een wat discreter equivalent van gieren worden beschouwd.
Maar als aaseter was de wouw ook kwetsbaar voor verdelging, vooral door vergiftigd lokaas. Ondanks zijn nuttige functie werd hij, net als andere roofdieren, geframed als vijand van de mens en eeuwenlang vervolgd. Eierverzamelaars droegen hun steentje bij door nesten leeg te roven – verzamelaars kunnen grote schade aanrichten in de natuur.
In de loop van de 19e eeuw verdween de rode wouw uit het Verenigd Koninkrijk, met uitzondering van een bolwerkje in Wales, waar hij moeizaam standhield. In sommige periodes was er amper één vruchtbaar vrouwtje.
Maar in de jaren 1980 schoten vogelbeschermingsorganisaties in actie. Er werden jonge vogels geïmporteerd uit gezonde populaties in Spanje en Zweden. Het ging om nestjongen die bijna klaar waren om uit te vliegen. De meeste wouwenkoppels brengen twee jongen per keer groot en uit de donornesten werd er telkens één gehaald. Er is zo goed als geen ouderzorg na het uitvliegen van de jongen, dus in principe was dat geen probleem.
Het eerste succesvolle broedgeval van uitgezette vogels werd in 1992 geregistreerd, het eerste broedgeval van jongen van ‘eigen kweek’ in 1994. De uitzetlocaties waren zorgvuldig gekozen, zoals een heuvelachtig gebied tussen Londen en Oxford, waar de vogels initieel vooral leefden van verkeersslachtoffers langs een drukke snelweg.
De eerste uitgezette vogels leefden vooral van verkeersslachtoffers langs een drukke snelweg.
Nu zie je er constant rode wouwen vliegen, ook in de steden. Het zijn grote en slanke dieren met lange vleugels en een gevorkte staart, een silhouet dat met niets anders te verwarren is. Er werd wat voor gevreesd dat het wouwensucces ten koste zou gaan van de buizerd, die ook grotendeels een aaseter is, maar dat bleek niet het geval: ook het buizerdbestand nam toe.
Het aantal broedkoppels van de rode wouw in het Verenigd Koninkrijk wordt nu op 4400 geraamd, goed voor 17 procent van de totale populatie van de soort, die alleen in Europa voorkomt. De bedreigingen zijn niet weg – er worden nog altijd vogels geschoten en vergiftigd –, maar het dier lijkt wel uit de gevarenzone voor uitsterven te zijn geraakt.
In onze contreien blijft de wouw zeldzaam. In Nederland broeden elk jaar tien tot vijftien koppels. Volgens de laatste gepubliceerde cijfers van ons Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) broeden er in Vlaanderen jaarlijks één tot zes koppels, vooral in de Voerstreek, waar vogels uit Wallonië of Duitsland terechtkomen. In Wallonië neemt de populatie wel toe: er zouden nu zo’n 350 broedkoppels zijn.
Maar ook in onze streken wordt de soort nog geviseerd. Een van de twee jongen uit een uitzonderlijk nest in het Oost-Vlaamse Moerbeke (2017) stierf. Hoewel er geen (klassieke) verdelgingsmiddelen in het kadaver gevonden werden, vertoonde het toch vergiftigingsverschijnselen. De strijd is dus nog niet helemaal gestreden.