Dirk Draulans’ Beestenboel: de bruine sprinkhaan kan poten loslaten als hij zich bedreigd voelt

© Bridgeman Images
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

De bruine sprinkhaan is een onopvallend beestje van 1 (voor de mannetjes) tot 2 centimeter groot (voor de vrouwtjes). Hij heeft korte antennes, maar lange voorvleugels en achterpoten, zodat hij geldt als een soort die zich gemakkelijk verplaatst. In Vlaanderen wordt hij als ‘vrij algemeen’ gelabeld, in Nederland als de talrijkste sprinkhaan.

De bruine sprinkhaan is een diertje dat graag vertoeft in gebieden met zowel zandige plekken als hoog gras, waardoor het floreert in wegbermen en op braakliggende terreinen. Die voorkeur verklaart mee zijn ruime verspreiding. De bruine sprinkhaan heeft zelfs geen probleem met leven in een stad.

Sprinkhaansoorten kunnen onderscheiden worden aan hun tsjirpende gezang, dat veel meer variatie bevat dan onze oren detecteren. Voor de bruine sprinkhaan bestaat het uit een reeks van telkens zes tot twaalf ultrakorte raspjes van minder dan een halve seconde. Buurmannetjes kunnen duetten uitvoeren, waarin ze elkaar feilloos raspje per raspje afwisselen, als de punten van twee tandradjes die samen ronddraaien.

Hoe minder een zingend mannetje afwijkt van het gemiddelde zangpatroon, hoe meer succes het heeft. Sprinkhaanvrouwtjes houden niet van extremen, ze willen de mainstream. Zo zijn ze zeker dat ze zich niet van soort vergissen, want de verschillen tussen het gezang van sprinkhaansoorten kunnen subtiel zijn.

Sprinkhanen zingen niet zoals wij dat doen. Ze strijken doorgaans met een poot over de rand van een vleugel, als violisten. Op de vleugelranden staan bultjes die het raspeffect genereren. Mannetjes van de bruine sprinkhaan hebben gemiddeld 63 bultjes, vrouwtjes 53.

Vrouwtjes zingen minder dan mannetjes. Een vrouwtje laat zich alleen horen als ze onder de indruk is van het gezang van een mannetje, waardoor hij weet dat ze klaar is voor een paring. Nadien zet ze pakketjes van telkens een tiental eitjes af op geschikte plekken. De eitjes overwinteren. In de lente komen er jongen uit (zogenaamde nimfen), die na een viertal vervellingen volwassen zijn.

Sprinkhanen zingen niet zoals wij dat doen. Ze strijken met een poot over de rand van een vleugel, als violisten.

Bioloog Hans Van Dyck (UCL) en zijn team ontdekten dat de bruine sprinkhaan zich in een stad anders gedraagt dan op het platteland. Hun resultaten verschenen in Behavioral Ecology and Sociobiology. Omdat het een warmteminnende soort is, gedijt ze goed in de stad, waar het warmer is dan op het platteland. De diertjes zijn er zwaarder en mobieler, met langere vleugels en poten, zodat ze zich beter kunnen verplaatsen. Ze hebben er ook een kortere ontwikkelingstijd en worden dus sneller volwassen.

Verrassend is dat er meer individuen met geamputeerde poten in een stad voorkomen dan elders. Sprinkhanen kunnen een poot afstoten door speciale spiercontracties. Hij breekt af op een voorgeprogrammeerd zwak punt. Het gebeurt als een poot wordt vastgepakt en het dier wil ontsnappen. Maar het gebeurt ook als een poot gewond is geraakt tijdens het springen. Een gebroken poot meezeulen hindert blijkbaar meer dan rondhoppen op vijf in plaats van zes poten. Leven in een stad lijkt zo toch wat risicovoller dan op het platteland.

Het voedsel van de toekomst: ‘Sprinkhanen zijn waardevoller dan kaviaar’

Lees meer over:

Partner Content