De broodkever is sterk verwant aan de houtworm – een houtworm is in feite een keverlarve. Zelf waagt hij zich niet aan hout, wel aan een breed gamma aan producten in onze leefomgeving waarin plantaardig materiaal is verwerkt. Zo kan hij welig tieren in voedselvoorraadkasten, waarin hij zich een weg baant in brood, pasta, dierenvoeding enzovoort.
Alles waar plantaardig materiaal in zit, komt in aanmerking. Er zijn larven van broodkevers aangetroffen in kersenpitkussens en pluchen beesten, in kruidenmengsels en medicijnen – in pillen zit niet zelden zetmeel als bindmiddel. Ze kunnen oude boeken en schilderijen aantasten, want in lijm en verf kunnen plantaardige stoffen verwerkt zijn. De broodkever leeft duidelijk niet van brood alleen.
De kevertjes worden niet groter dan 4 millimeter. Ze zijn roodbruin. Hun borstschild reikt tot over hun kop, zodat die wat verstopt zit – de vergelijking met een monnikskap is al gemaakt. De volwassen kevers kunnen goed vliegen, maar ze kunnen niet eten. Ze fungeren louter als verspreidingsvehikel.
‘De broodkever huldigt het adagium dat je niet kunt leven van brood alleen.’
Als ze klaar zijn voor de voortplanting – dat is héél snel nadat ze uit hun pop zijn gekropen – zenden vrouwtjes grote hoeveelheden feromonen uit: lokstoffen voor mannetjes. Ze kunnen die twee weken lang vrijwel ononderbroken produceren, met een piek op dag vijf. Meestal volstaat het om mannetjes te pakken te krijgen.
Mannetjes reageren op de feromonen vanaf de vijfde dag na hun ontpopping. Ze beschikken over speciale klauwtjes om zich aan een vrouwtje vast te hechten, om te vermijden dat ze eraf vallen voor ze hun zaad geloosd hebben.
Een vrouwtje legt 50 tot 75 eitjes vlak bij een geschikte voedingsbron. Na een maand komen er larven uit, die in het voedsel kruipen en zonder dralen beginnen te vreten. De ontwikkeling tot pop neemt vier vervellingen in beslag, waarbij een larve telkens wat groter wordt, maar ook minder beweeglijk. Ze wordt maximaal een halve centimeter lang.
Hoe warmer het is, hoe sneller het gaat. Bij 30 graden is een volledige cyclus in een maand tijd afgehaspeld, bij 18 graden duurt het een half jaar. Wanneer de kever uit zijn pop sluipt, bijt hij zich door het voedsel een weg naar buiten, als het nodig is dwars door een verpakking.
Dirk Draulans’ Beestenboel: de oliekever maakt het zichzelf nogal moeilijk
Tijdens de leg komen er speciale gistcellen uit het vrouwtjeslichaam op de eitjes terecht. Meteen na de geboorte neemt een larve die op. De gisten leveren groeistoffen en vitaminen. Zonder hen zouden veel larven het niet halen, zeker niet in voedselarme condities. De gisten zelf planten zich in de beestjes voort – ze zitten er afgesloten van gevaren. Het is een schoolvoorbeeld van succesvolle symbiose.
Omdat de kevers doorgaans voedsel besmetten, is het gebruik van pesticiden om ze te bestrijden nog meer uit den boze dan anders. Het is uiteraard aangewezen om besmette producten te vernietigen. Een volle dag diepvriezen volstaat om larven te doden. De bestrijding is puur een hygiënische maatregel, want kevers noch larven zijn gevaarlijk voor de mens. Ze zijn gewoon hinderlijke mee-eters die ons wat geld kunnen kosten. En als het een troost mag zijn: ze komen over heel de wereld voor.
Dirk Draulans’ Beestenboel: de blauwe aspergekever houdt er een nogal wild seksleven op na