De strijd tegen het coronavirus: ‘Een massale klopjacht op vleermuizen heeft geen zin’

© iStock
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Het samenleven van dieren en mensen verhoogt de kans op het overspringen van een virus van de ene soort naar de andere. Zo zijn vleermuizen een belangrijke bron van vooral virale ziektes die de sprong naar de mens maken. Maar een massale klopjacht op vleermuizen heeft geen enkele zin.

Vleermuizen zijn een succesverhaal in de evolutie van het leven. Zo’n 50 miljoen jaar geleden evolueerden hun voorouders, die konden zweven met een vlies tussen hun vingers, tot dieren die echt konden vliegen. Vandaag wordt het aantal vleermuissoorten in de wereld op 1300 geraamd, dat is meer dan een vijfde van alle zoogdiersoorten. Het is gissen over hoeveel dieren het in totaal gaat, maar het moeten er miljarden zijn.

Vleermuizen hebben geen goede reputatie in de mensenwereld, daar zal de connotatie met vampiers uit horrorfilms wel mee te maken hebben. Nochtans vervullen ze een belangrijke rol in veel ecosystemen. Fruitvleermuizen bijvoorbeeld bevruchten bloesems. Vleermuizen verorberen ook massa’s insecten, zoals muggen, die ziektes als malaria kunnen overdragen.

Virussen die elk afzonderlijk geen last veroorzaken, kunnen hun krachten bundelen om toch gevaarlijk te worden.

Zoönosen zijn ziektes die van dieren naar mensen overspringen. Liefst 60 procent van de mensenziektes in de wereld zou een dierlijke oorsprong hebben. Voor recente uitbraken van nieuwe ziektes is dat zelfs 75 procent. Toen mensen intensief met dieren, zoals kippen en varkens, gingen samenwonen, werden ze kwetsbaar voor ziektes die de sprong van de ene naar de andere gastheer maakten. Het is een van de redenen waarom de eerste landbouwers het minder goed deden dan de laatste jager-verzamelaars. Ook het consumeren van wild kan een bron van besmettingen zijn. Het aidsvirus maakte ergens in het begin van de 20e eeuw de sprong van chimpansees, die er niet (meer?) ziek van worden, naar mensen, na bloedcontact van jagers of vleesverkopers met geslachte besmette apen.

Nertsen of schubdieren

Het is glashelder dat vleermuizen een belangrijke bron zijn van vooral virale ziektes die de sprong naar de mens maken. Het coronavirus dat de wereld momenteel in zijn ban heeft, stamt oorspronkelijk uit vleermuizen, waarschijnlijk hoefijzerneuzen: algemene vleermuizen met een bizar uitgroeisel op hun neus dat mogelijk dient om de echogolven op te vangen waarmee de dieren prooien lokaliseren.

Onderzoekers stelden namelijk vast dat het nu woekerende coronavirus sterk lijkt op coronavirussen die in hoefijzerneuzen zijn aangetroffen, en die op hun oppervlak eiwitten hebben waarmee ze menselijke cellen kunnen binnendringen. Het is echter onwaarschijnlijk dat mensen de besmetting rechtstreeks van vleermuizen hebben gekregen. Doorgaans is er in dit soort situaties een tussengastheer in het spel, die door een vleermuis besmet is en het virus vervolgens, al dan niet in licht gewijzigde vorm, aan mensen doorgeeft. Als het virus dan in staat is rechtstreeks van mens naar mens over te springen, zonder tussenstap, krijg je een probleem.

In een publicatie in The Journal of Medical Virology concludeerden Chinese wetenschappers dat slangen op een wild- en vismarkt in de Chinese stad Wuhan, waar de recente uitbraak begon, de tussengastheer tussen vleermuizen en mensen waren. Maar andere wetenschappers zijn niet overtuigd, omdat dit soort besmettingen doorgaans door vogels of zoogdieren wordt overgedragen. De conclusie werd dus snel in twijfel getrokken. Nu wordt geopperd dat de overdracht door nertsen of schubdieren zou zijn gebeurd, wat meer aansluit bij de routine van deze infecties. Het is ondertussen ook bijna zeker dat de uitbraak niet begon op de markt die oorspronkelijk geviseerd werd. Waar wel is niet duidelijk.

Volgens een rapport in The Lancet is het virus dat nu amok maakt, het zevende coronavirus uit vleermuizen dat de sprong naar mensen heeft gemaakt en er problemen in het ademhalingsstelsel veroorzaakt. Van de zes andere zorgden alleen het SARS-virus (in 2003) en het MERS-virus (vanaf 2012) voor grote beroering. Voor SARS was de tussengastheer de witsnorpalmroller uit de familie van de civetkatten. Die wordt in China regelmatig op wildmarkten te koop aangeboden. Na de ontdekking vaardigden Chinese autoriteiten een verbod op de handel in witsnorpalmrollers uit, maar dat wordt niet goed nageleefd. MERS dook op in het Midden-Oosten. Zijn tussengastheer zijn dromedarissen die daar algemeen voorkomen, zodat het virus nooit helemaal verdwenen is. Maar het aantal ziektegevallen blijft – gelukkig – beperkt.

De strijd tegen het coronavirus: 'Een massale klopjacht op vleermuizen heeft geen zin'
© Getty Images/EyeEm

Wereldwijd zijn er vier andere coronavirussen die samen een derde van de gewone verkoudheden veroorzaken – de rest is een gevolg van rhinovirussen. Niet alle coronavirussen zijn dus ongrijpbaar voor onze afweer. Een studie in Proceedings of the National Academy of Sciences toonde aan dat een van de vier verkoudheidsvirussen ook in dromedarissen als tussengastheer kan opduiken. Het virus uit dromedarissen kan mensen besmetten, maar onze afweer heeft er geen moeite mee. De vrees is wel dat het MERS-virus in een dromedaris ooit een aanpassing zal doen als die van het verkoudheidsvirus, waardoor het gemakkelijker mensen zou kunnen besmetten. Dan zou het echt een pandemie kunnen veroorzaken, waar we bang voor moeten zijn.

Vleermuizen van bij ons

Voor wie de illusie zou koesteren dat vleermuisvirussen iets van het verre buitenland zijn: Nederlandse onderzoekers rapporteerden in 2010 in het gespecialiseerde vakblad Vector-Borne and Zoonotic Diseases dat ze in 17 procent van meer dan tweehonderd stalen uit dertien soorten vleermuizen in Nederland coronavirussen vonden. In de gewone dwergvleermuis – een van de algemeenste vleermuizen in onze contreien – vonden ze zelfs een speciaal type coronavirus. Maar voor een goed begrip: er is bij ons vooralsnog geen enkel voor de mens gevaarlijk coronavirus in vleermuizen gevonden.

Het lijkt erop dat vleermuizen een reservoir zijn van misschien wel honderden coronavirussen, die allemaal het potentieel zouden hebben om over te springen naar andere gastheren, inbegrepen de mens. Een studie in het vakblad Virus Evolution probeerde dat in kaart te brengen. Ze onderzocht virusstalen van bijna tweeduizend zoogdieren en identificeerde honderd coronavirussen, waarvan er 98 gevonden werden in vleermuizen. Als ze de gegevens extrapoleerde naar het volledige bekende vleermuizenbestand, klokte ze af op meer dan 3200 coronavirussen, waarvan het merendeel onbekend is. Een andere studie extrapoleerde een analyse van virussen in het algemeen naar alle zoogdieren, dus niet alleen vleermuizen, en kwam uit op een totaal van minstens 320.000 virussen (dus niet uitsluitend coronavirussen), ook grotendeels onbekend. De kans dat daar iets gevaarlijks voor de mens tussen zit is misschien klein, maar niet onbestaande.

Een recente studie in PLoS Pathogens onderzocht meer dan duizend soorten insecten en ontdekte honderden virussen die nieuw waren voor de wetenschap. Insecten zijn uiteraard ook belangrijke overdragers van virale ziektes. Het zikavirus, dat enkele jaren geleden zo veel commotie veroorzaakte in Brazilië doordat veel baby’s er met een te klein hoofd geboren werden, wordt door muggen overgedragen, net als de virussen die de westelijke nijlkoorts en dengue veroorzaken.

Virale gevaren loeren overal in het dierenrijk. Wat in feite goed nieuws kan zijn, want onze afweer, geholpen door een steeds efficiënter wordende geneeskunde, maakt komaf met de meeste virussen. Misschien schrikken we daarom zo hard als er iets als het nieuwe coronavirus opduikt. Mensen die sterven aan virussen uit dieren zonder dat we er meteen iets aan kunnen doen – het stemt niet tot rust en kalmte in het hoofd van personen die denken dat we ongenaakbaar zijn.

Niet alleen mensen worden het slachtoffer van coronavirussen uit vleermuizen. In China, waar ze momenteel te kampen hebben met een zware uitbraak van Afrikaanse varkenspest (eveneens een virale ziekte) die de varkenssector decimeert, brak in 2016 een coronavirus uit hoefijzerneuzen in de biggengemeenschap in. Het leek wat op SARS, maar infecteerde geen mensen. Een studie in PLoS Pathogens toonde aan dat de rechtstreekse voorouder van het SARS- virus ontstond uit een genetische recombinatie van verschillende virale stammen in vleermuizen. Virusstammen die elk afzonderlijk geen risico voor de mens (of andere gastheren) vormen, kunnen hun krachten bundelen en wel gevaarlijk worden.

Wetenschappers ontdekten in duizend insectensoorten honderden nog onbekende virussen.
Wetenschappers ontdekten in duizend insectensoorten honderden nog onbekende virussen.© Getty Images

Ebola en marburg

Vleermuizen zijn daarenboven gastheer voor tal van andere virustypes dan coronovirussen, zoals filovirussen. Daaronder valt het ebolavirus dat in 2014 in West-Afrika uitbrak in de mensenwereld en er in een half jaar tijd meer dan 20.000 besmettingen veroorzaakte, met meer dan 8000 doden. Ook de West-Afrikaanse gorillapopulatie werd geteisterd door een besmetting met een uit vleermuizen overgesprongen ebolavirus. Of er een tussengastheer in het spel was, en zo ja welke, is nooit opgehelderd. Nature Microbiology rapporteerde recent dat er in China een nieuw ebola-achtig virus in fruitvleermuizen is aangetroffen. Het werd menglavirus gedoopt, naar het gebied waarin het gevonden werd.

Ook het aan ebola verwante marburgvirus stamt uit vleermuizen. Een studie in Nature Communications beschreef onlangs de ontdekking van marburg in fruitvleermuizen in Sierra Leone, hoewel er in dat land nog geen enkele marburgbesmetting bij mensen is vastgesteld. Net als bij ebola krijgen slachtoffers dikwijls dodelijke bloederige koortsen. Beide virussen worden via bloedcontact doorgegeven. Er zijn tot dusver zeven uitbraken van marburg in mensen geweest, waarvan de laatste (in Angola in 2005) de zwaarste was: 227 van 252 besmette mensen stierven er (wat een waanzinnige mortaliteitsgraad van 90 procent geeft). De in Sierra Leone ontdekte stam vertoont sterke gelijkenissen met het Angolese virus. Fruitvleermuizen hebben de gewoonte om aan fruit te knabbelen om het te proeven, waarna ze het kunnen laten hangen als het nog niet rijp is. Als mensen later dezelfde vrucht eten, kunnen ze besmet raken. Ook contact met urine en uitwerpselen van besmette vleermuizen kan een infectie veroorzaken.

Vleermuizen hebben ook tal van influenzavirussen verwant aan ons griepvirus. De grote analyse van coronavirussen in vleermuizen (zie hoger) wees uit dat in Zuid-Amerika vleermuizen minder coronavirussen met de potentie om naar andere soorten over te springen dragen dan in andere continenten. Maar het vakblad Nature berichtte onlangsover de aanwezigheid van een voor mensen potentieel dodelijk influenzavirus in Zuid-Amerikaanse vleermuizen. Het virus gebruikt daarenboven een compleet andere manier om cellen te infecteren dan klassieke griepvirussen, waardoor het misschien gemakkelijker mensen kan besmetten, aangezien onze afweer er geen ervaring mee heeft.

De strijd tegen het coronavirus: 'Een massale klopjacht op vleermuizen heeft geen zin'

Een studie in Nature Microbiology beschreef waarom vleermuizen geen last lijken te hebben van de vele coronavirussen in hun lijf – veel vleermuizen kunnen naar zoogdiernormen stokoud worden, tot dertig jaar voor hoefijzerneuzen. Ze blijken bizar genoeg hun afweerreacties te onderdrukken. Permanente activiteit van de afweer legt een zware druk op een lichaam, ook bij ons. Het eiwit dat in een lichaam signaleert dat er iets misloopt, reageert bij vleermuizen amper op een virale besmetting. Het zou de verklaring zijn waarom ze zulke grote virusreservoirs kunnen worden. De aanpassing komt waarschijnlijk bij alle (of toch de meeste) vleermuizen voor, hoewel ze niet in alle soorten op dezelfde genetische manier wordt ingevuld. In feite zou je kunnen stellen dat vleermuizen veel toleranter voor virussen zijn dan wij.

De vraag rijst dan natuurlijk hoe het komt dat vleermuizen niet ten onder gaan aan de virussen die ze meedragen. Daar zijn nog niet veel studies naar gedaan, maar een onderzoek in het vakblad eLife dat de ‘wapenwedloop’ tussen vleermuizen en het ebolavirus beschrijft, werpt wat licht op de zaak. Blijkt dat de twee al 25 miljoen jaar een soort evolutionaire wapenwedloop met elkaar uitvechten. Vleermuizen verwerven eerst resistentie tegen het virus, waarna dat zich aanpast om de resistentie te omzeilen en de cyclus herbegint. Blijkbaar volstaat de vervanging van één aminozuur in de lange keten van een receptoreiwit op vleermuiscellen, die het virus gebruikt om een cel te infecteren, om besmetting onmogelijk te maken. Helaas volstaat eveneens één verandering in een van de weinige eiwitten die het virus voor een besmetting hanteert om de weerstand teniet te doen. Zo blijven ze bezig.

Varkens en eenden

Het lijkt erop dat de omstandigheden toenemen waarin virussen uit dieren naar mensen kunnen overspringen. Het houden van huisdieren werkt sprongen in de hand, zeker als je dieren met elkaar mengt. Kleine boeren in onder meer China hebben de gewoonte om varkens en eenden op hun erf door elkaar te laten lopen, waardoor varkens- en vogelvirussen bij elkaar terecht kunnen komen en mengvormen kunnen maken. Het is een doorlopend evolutionair experiment waar in het slechtste geval iets uitkomt wat gevaarlijk kan zijn voor de mens.

Virussen zijn zo flexibel en succesvol dat ze altijd wel een weg zullen vinden om zich voort te planten.

Een analyse in Trends in Parasitology besloot dat biotoopverlies virussprongen tussen soorten in de hand werkt, omdat contacten tussen mensen en wilde dieren er intenser door worden. Door het versnipperd raken van biotopen kunnen virussen in dieren ook geïsoleerd raken van elkaar en meer virale diversiteit creëren. Zo verhoogt de kans op het ontwikkelen van een stam die mensen kan treffen.

Op veel plekken in de wereld voeden mensen zich nog met wilde dieren, inbegrepen vleermuizen. Een studie in PLoS Neglected Tropical Diseases beschreef het wedervaren van een eenvoudig levende stam in het noordoosten van India, die de gewoonte heeft tijdens rituele jachten grotten uit te roken waarin vleermuizen slapen. Veel ‘jagers’ worden dan gewond door vleermuizen, maar tot dusver heeft de praktijk niet tot een uitbraak van vleermuisvirussen in hun populatie geleid. Wat sommige waarnemers geruststelt: de kans op een virussprong van vleermuis naar mens zou minder groot zijn dan soms wordt gevreesd.

Het belet niet dat Chinese autoriteiten ernstig werk maken van het sluiten van de grote en weinig gecontroleerde markten waarin massa’s wilde dieren dood of levend te koop worden aangeboden, dikwijls dicht tegen elkaar gepropt én illegaal. Ze zouden de belangrijkste bron van nog onontdekte virussen met mogelijk schadelijke gevolgen voor de mensheid zijn.Natuurbeschermingsorganisaties laten de kans niet liggen om te pleiten voor een strenger ingrijpen op jachtpraktijken. Zo wijst WWF-België erop dat er via de luchthaven van Zaventem elk jaar meer dan 44 ton wildvlees uit vooral Afrika ons land wordt binnengebracht.

Het is gemakkelijker, en wenselijker, om de contacten tussen mensen en wilde dieren te reguleren dan om de dieren zelf te viseren. Het heeft namelijk geen enkele zin om klopjachten op, bijvoorbeeld, vleermuizen te houden. Het is niet alleen onmogelijk om de dieren uit te roeien, maar ze vertegenwoordigen daarenboven al tientallen miljoenen jaren een onmisbare schakel in het globale ecosysteem. Virussen zijn overigens zo flexibel en succesvol dat ze altijd wel een weg zullen vinden om zich voort te planten. We moeten ons geen illusies maken: een virusvrije wereld is een utopie.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content