Dirk Draulans’ Beestenboel: bonte dikkopjes uit België herkoloniseren Engeland (met dank aan de Eurostar)

bonte dikkopje
© imageBROKER/Georg Stelzner
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Het bonte dikkopje is talrijker in België dan in Engeland, waar ze in 1976 uitstierven. Het bracht vlinderbioloog Dirk Maes op het idee om een populatie Belgische bonte dikkopjes naar Engeland te vervoeren met de Eurostar.

De meesten van ons kennen dikkopjes uitsluitend als de larven van kikkers en padden, maar er zijn ook vlinders die ‘dikkopje’ worden genoemd. In Vlaanderen zijn dertien soorten geregistreerd, waarvan drie recent zijn uitgestorven en slechts twee algemeen zijn: het groot dikkopje en het zwartsprietdikkopje, beide overwegend oranje gekleurd. De andere acht bengelen ergens tussenin.

Zeldzaam is het bont dikkopje, dat de dikkopjesversie lijkt te zijn van het bont zandoogje uit onze tuinen: donkerbruin met gelige vlekken. Dikkopjes zijn dikker dan doorsnee dagvlinders, met een breder lijf en steviger lijkende vleugels. Het bont dikkopje is een beestje dat vooral in de Kempen wordt gezien, in heidegebieden en op open plekken in bossen die wat nat zijn.

De volwassen beestjes halen nectar uit bloemen van vooral bramen, de rupsen leven op en van grassen als pijpenstrootje en kortsteel. Ze hebben negen maanden lang groen gras nodig, daarom moet hun biotoop wat nattig zijn. De rupsen overwinteren, stevig ingepakt in aan elkaar gesponnen grassprieten. De vlinders vliegen in mei en juni uit.

In Wallonië is het bont dikkopje algemener dan bij ons. Het zorgde ervoor dat Belgische diertjes konden worden ingeschakeld in een herintroductieprogramma van bonte dikkopjes in Engeland, waar de laatste populatie in 1976 uitstierf – de hete zomer van toen gaf haar de genadeslag.

Vlinderbioloog Dirk Maes van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) ving in 2018 voorzichtig 42 vlinders in twee Waalse regio’s, een ten westen van de Maas (Fagne) en een andere ten oosten (Famenne). Hij had de landschapskenmerken van de biotoop van een aantal Belgische dikkopjespopulaties gemonitord en had, samen met Engelse collega’s, vastgesteld dat de biotoop van de Fagne-en Famennediertjes het beste aansloot bij dat van het Engelse bos waaruit de diertjes in 1976 verdwenen. In 2019 verplaatsten ze nog eens 24 vlindertjes. Nadien werd de populatie aangevuld met vlinders uit een kweekprogramma van het INBO. De diertjes reisden met de Eurostar.

Het bont dikkopje lijkt wel de dikkopjesversie van het bont zandoogje uit onze tuinen.

In 2019 publiceerden Maes en zijn collega’s de hele procedure in Journal of Insect Conservation. Onlangs volgde een evaluatie in Evolutionary Applications. Er zijn nog altijd een dertigtal vlindertjes aanwezig, op de plek waar ze werden uitgezet en op een tweede plek die ze op eigen houtje koloniseerden. Bizar is dat uitsluitend diertjes uit de Fagne bijdroegen aan de nieuwe Engelse populatie. De Famennebeestjes redden het niet.  

Het is voorlopig een raadsel waarom dat zo is. Een wat vreemd klinkende mogelijke verklaring is een verschil in besmetting met zogenaamde wolbachiabacteriën, die veel in de voortplantingsorganen van insecten voorkomen. Hoe dat precies in zijn werk zou gaan, wordt onderzocht.

Het wedervaren van de bonte dikkopjes in Engeland illustreert dat herintroductieprojecten complexer kunnen zijn dan we soms denken (of hopen). Maar dat betekent niet dat we het niet moeten blijven proberen. Tenminste als de kans op succes reëel is en de donorpopulatie niet in gevaar wordt gebracht.

Dirk Draulans’ Beestenboel: ‘Er duiken weer blauwvintonijnen op in de Noordzee’

Partner Content