Bioloog Jan Seys over de stijgende zeespiegel: ‘We moeten rekening houden met een worstcasescenario’

'De kabeljauw trekt weg, de inktvissen worden talrijker: je wint wat, je verliest wat.' © Lies Willaert

Als we de natuur in de Noordzee nieuwe kansen geven, stelt marien bioloog Jan Seys, komt dat uiteindelijk ook de visserij ten goede.

Als je aan marien bioloog Jan Seys van het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) vraagt om een bondige diagnose te stellen van de Noordzee, krijg je een in bijna lyrische verwoordingen verpakte wetenschappelijke analyse: ‘Weinig mensen beseffen hoe uniek ons deel van de Noordzee is, hoewel ze niet groter is dan een Vlaamse provincie. Dat heeft te maken met haar locatie in de zuidelijke trechter van de Noordzee. Water uit het Kanaal botst er met voedselrijk water uit rivieren. Dat gebeurt ter hoogte van de Vlaamse banken, een zandbankensysteem dat historisch gevormd is door zand uit de rivieren en gletsjerpuin uit de ijstijden. Door de trechtervorm wordt het getij opgestuwd, zodat we op het strand zeeniveauverschillen van vier tot vijf meter waarnemen. Alles samen creëert dat een unieke biotoop die je op niet veel plaatsen in de wereld aantreft.’

Er is nu grote beroering onder de Belgische vissers omdat Nederlandse vissersboten een nieuwe vistechniek hanteren: de pulsvisserij.

Is het ook een goede biotoop?

Jan Seys: Het is zeker een boeiende biotoop, met veel dynamiek door de aanwezige stromingen. De zandbanken zijn tot dertig meter hoog en bieden interessante gradiënten voor tal van soorten. De zee is maximaal veertig meter diep, zodat de banken een belangrijk deel van de watermassa beïnvloeden.

Hoe zou dat landschap eruitzien als je een stop uit de zeebodem kon trekken en het water laten wegvloeien?

Seys: Als een duinlandschap, hoewel de banken strikt genomen geen duinstructuren zijn. Sommige zandbanken zijn tientallen kilometers lang. Het is een fascinerende biotoop.

Is het een kwetsbare biotoop?

Seys: Natuurlijk. Het Kanaal en bij uitbreiding de zuidelijke Noordzee is na de Straat van Malakka in Zuidoost-Azië de drukst bevaren zeeroute ter wereld. Dat leidt tot een grote socio-economische druk. We moeten dus zoeken naar een verzoening tussen mens en natuur.

Is scheepvaart te verzoenen met een gezonde natuurlijke ontwikkeling?

Seys: Ja, de scheepvaart investeert steeds meer in duurzaamheid. In maart zal de Energy Observer ons land aandoen: een ultramodern, volledig energie- en CO2-neutraal schip. Die trend zal zich doorzetten. Het risico op olievervuiling bestaat nog altijd, maar het aantal stookolieslachtoffers op onze stranden bedraagt nu slechts 10 procent van wat het in de jaren 1970 was. Als je vroeger na een strandwandeling met je schoenen aan de huiskamer inliep, was de kans groot dat je het tapijt met olie besmeurde. Die tijd is voorbij.

We vinden op onze stranden wel steeds meer dode vogels met plastic in hun maag.

Seys: Dat is helaas een nieuwe trend, waar dringend iets aan gedaan moet worden. Veel dieren zien in plastic een stuk kwal of vis. Grootschalige initiatieven zullen nooit meer dan enkele procenten van het plastic uit het zeewater verwijderen. De strijd tegen de piepkleine microplastics zal helemaal moeilijk worden. Die bereiken momenteel alleen in enkele havens potentieel gevaarlijke concentraties, maar tegen het einde van de eeuw zouden ze problemen voor het hele ecosysteem kunnen veroorzaken.

Krijgen we dat plastic nooit meer uit de oceaan?

Seys: We moeten vooral voorkomen dat er nog plastic bijkomt. Dat zal in eerste instantie een kwestie van preventie en gedragsaanpassing zijn. We moeten het gebruik van plastic zo veel mogelijk beperken. Experts vrezen dat we door de opkomst van biodegradeerbare plastics niet minder plastic zullen gaan gebruiken. Maar in het koude zeewater breken biologische plastics minder gemakkelijk af dan in composthopen. Dieren op zee zullen er dus nog altijd problemen mee hebben.

We beheren onze stranden te veel als een louter toeristische attractie: het moet plat en glad zijn. Zo gaat de beschermende werking verloren.

Is het Belgische deel van de Noordzee beschermd als biotoop?

Seys: Ongeveer een derde geniet een vorm van bescherming. Maar die bescherming bestaat helaas vooral op papier. De aangeduide gebieden worden onvoldoende beheerd om verstoring van de bodem te vermijden. Het is moeilijk om visserij in de beschermde zones te verbieden. Toch is dat nodig als we opnieuw geschikte bodembiotopen willen.

België kan niet zomaar beslissen dat er in zijn deel van de Noordzee niet gevist mag worden?

Seys: Nee, ons visserijbeleid wordt gedicteerd door de Europese Commissie. Je zou nochtans ook voor de visserij veel kunnen bereiken door bepaalde zones af te sluiten. Vroeger was de zuidelijke Noordzee een paaigebied voor haring. Die legt zijn eitjes op harde substraten, zoals grint en stenen op de bodem. Die waren ruim voorhanden. Maar omdat de zeebodem elk jaar minstens één keer volledig door vissers wordt omgeploegd, kan die biotoop zich niet herstellen. Visserijpromotoren proberen zich er wel eens van af te maken met de boodschap dat onze Noordzee in essentie een zandbak vol water is, maar dat is niet correct. Tot honderd jaar geleden was de bodem heel gevarieerd. Er waren zelfs grote oesterbanken, die men nu in ere wil herstellen. Maar zolang de bodem elk jaar wordt verstoord, kan dat niet.

Vissers hebben er toch belang bij dat soorten als de haring terugkomen?

Seys: Onze vissers vissen niet op haring. Ze vissen vooral op platvissen als tong, die op de bodem leven. Soms heeft de visserijaanpak merkwaardige effecten. Mede doordat de consument gefocust is op tong en weinig pladijs eet, zijn de pladijsstocks momenteel hoog. Bijgevolg is de prijs voor pladijs laag, wat voor vissers niet interessant is.

De prijs voor een zeetong in een restaurant kan oplopen tot 50 euro, maar pladijs vind je er zelden.

Seys: Dat is de realiteit. Hetzelfde geldt voor kabeljauw. Koolvis, een kabeljauwachtige met een goede smaak maar een grijsachtige in plaats van witte kleur, ligt veel minder goed in de markt. Een van de lekkerste vissen uit de Noordzee is de grote pieterman, maar die is helemaal uit het vizier verdwenen omdat mensen hem niet meer kennen. De marketing heeft nog veel werk om de consument ervan te overtuigen ook andere vissen dan tong en kabeljauw te kopen.

Wordt de visserij in de Noordzee minder interessant omdat soorten als kabeljauw door de klimaatopwarming naar het noorden verschuiven?

Seys: We verliezen onze kabeljauw inderdaad aan de Noren en de IJslanders, die daar heel blij mee zijn. We krijgen wel andere soorten in de plaats. De visserij op zeebaars gaat steeds beter, hoewel hij op korte termijn overbevist dreigt te worden. Omdat er minder kabeljauwen zijn, trekken de stocks van grijze garnalen aan, want hun bestand hangt sterk af van de aan- of afwezigheid van kabeljauwen die graag garnalen eten. Ook inktvissen worden talrijker. Je verliest wat, je wint wat.

Bioloog Jan Seys over de stijgende zeespiegel: 'We moeten rekening houden met een worstcasescenario'
© Lies Willaert

Is onze visserij duurzamer aan het worden?

Seys: Vissers zouden zich moeten toespitsen op het verminderen van de drie B’s: bijvangsten die ze niet willen, bodemberoering en brandstofverbruik. Maar in de praktijk werken ze zo goed als uitsluitend aan de derde optie, omdat ze daar het meeste voordeel uit halen. Als je de natuur in de Noordzee nieuwe kansen wilt geven, zul je ambitieuzer uit de hoek moeten komen. Dat is uiteindelijk voor de visserij zelf ook een goede zaak.

Is de afbouw van de visserij een realistische optie?

Seys: Die is al aan de gang. In 2000 waren er 120 Belgische vissersvaartuigen, vandaag zijn er nog 60, waarvan er slechts een dertigtal echt actief is bij ons. Het probleem zijn vooral de buitenlandse vissers die in onze wateren komen vissen. Er is nu grote beroering onder de Belgische vissers omdat 80 Nederlandse vissersboten een nieuwe en bijzonder efficiënte vistechniek hanteren: de pulsvisserij. In plaats van met grote kettingen de bodem om te woelen en zo bodemvissen in de netten te jagen, gebruiken ze elektrische stroomstoten of pulsen. Die doen de vissen opschrikken, waardoor ze in het net belanden zonder dat de bodem ernstig beroerd wordt. De techniek maakt het ook mogelijk om veel selectiever te vissen dan met de klassieke sleepnetten, wat eveneens een groot voordeel is, want er zijn minder ongewenste bijvangsten.

Waarom zijn de Belgische vissers er dan tegen?

Seys: Omdat ze de techniek niet in de vingers hebben. In België is er jaren geleden voor gekozen om er niet in te investeren. Nu worden er allerlei redenen naar voor geschoven om de techniek in diskrediet te brengen, maar wetenschappers zien vooralsnog geen graten in pulsvisserij.

Om de zeenatuur te vrijwaren zouden windmolenparken de oplossing kunnen zijn, want daar mag niet gevist worden.

Seys: De vissers zijn het lang gewoon geweest dat ze overal mochten vissen, maar nu is er inderdaad een nieuwe speler in het veld die veel ruimte nodig heeft en om veiligheidsredenen geen schepen in zijn gebied wil. Daarenboven vormen de palen van windmolens mogelijk een substituut voor de harde structuren die op de zeebodem verloren zijn gegaan. Er groeit een bloeiende biotoop op die palen, met veel mosselen, het ziet er als een natuurlijk systeem uit.

Er komen wel nieuwe windmolenparken in zones die afgebakend zijn als beschermd gebied?

Seys: Daar is veel discussie over. Voor natuurverenigingen kan dat niet, hoewel ze in de strijd tegen de klimaatopwarming willen inzetten op hernieuwbare energie. Niemand kan van tevoren weten hoe groot het effect van zo’n windpark in beschermd gebied zal zijn. We zullen al doende onze lessen moeten leren. De visserij buitenhouden is in ieder geval een groot pluspunt. België is trouwens een pionier in ruimtelijke planning op zee en hield onlangs een publieke consultatie over wat er in de periode 2020 tot 2026 moet gebeuren. Een positief verhaal waar ik erg van gecharmeerd ben.

Jan Seys

– ° 1963: Brugge Humaniora in het St-Lodewijkscollege in Brugge

– 1985: afgestuurd als bioloog aan de UGent

– Werkzaam als marien bioloog in projecten in België, Nederland en Kenia

– 2001: doctoraat aan de UGent

– Sinds 2000: wetenschapscommunicator bij het Vlaams Instituut voor de Zee

– Motor achter diverse burgerwetenschapsinitiatieven zoals de Grote Schelpendag.

Ga je de zee zo niet als een verlengstuk van het land beschouwen?

Seys: Dat kan een gevaar zijn: windmolenparken die aan land voor commotie zorgen, worden naar zee verschoven. Er zijn ook mogelijkheden voor energiewinning uit getijde- en golfstromingen. De bedoelingen daarvan zijn nobel.

Het fameuze energieatol dat voor de kust van Wenduine zou komen, is wel gesneuveld.

Seys: Daar lijkt het op. Het atol moest als een soort megabatterij fungeren om energie die de windmolens ’s nachts opwekken, als er weinig verbruik is, tijdelijk op te slaan om ze overdag in het elektriciteitsnetwerk te pompen. Het was sowieso een moeilijk verhaal, want niemand kon met voldoende zekerheid zeggen of het zou werken, laat staan rendabel zijn.

Ook het proefeiland voor de kust van Knokke stuit op weerstand.

Seys: Het zou te dicht bij de kust liggen en het uitzicht verstoren. Toch kan zo’n eiland een buffer vormen om onze kust te beschermen tegen de zeespiegelstijging en een eventuele superstorm. Daarenboven zou het nuttig kunnen zijn voor vogels en zeehonden, voor duurzame algenkweek en voor een vorm van binnenvaart tussen Zeebrugge en de Schelde, want het water tussen het eiland en de kust zal rustiger zijn dan op de volle zee.

Hoe sterk zal de zeespiegel stijgen voor onze kust?

Seys: De voorbije 80 jaar is de zeespiegel met 15 tot 20 centimeter gestegen. Elk jaar komt er 3 millimeter bij, maar het tempo lijkt te versnellen. Tegen 2100 zouden we een stijging van iets tussen 60 centimeter en een meter hebben, maar we moeten rekening houden met een worstcasescenario en een stijging van twee of zelfs drie meter. Dan moet je drastische maatregelen nemen als je je kustlijn wilt beschermen.

Zoals?

Seys: Meer dijken bouwen is geen oplossing. Dijken zijn duur en geven een vals gevoel van veiligheid, want als ze breken is de schade niet te overzien. De Vlaamse overheid neemt nu al maatregelen in het Masterplan Kustveiligheid: ze plaatst muurtjes in de havens en een stormvloedkering in de IJzermonding. Ze streeft ook naar bredere en hogere stranden. We beheren onze stranden te veel als een louter toeristische attractie: een strand moet plat en glad en goed opgerakeld zijn. Dat is tegennatuurlijk en zo gaat de beschermende werking verloren. Er is dringend een mentaliteitswijziging rond onze stranden nodig. In Nederland is men al verder. Daar wint het concept Duin voor Dijk aan belang. Steeds meer mensen hoeven vanaf de kust niet zonodig de zee meer te zien, en erkennen dat duinen de best denkbare bescherming tegen overstromingen bieden. De natuur is trouwens perfect in staat om zelf de beste duinen te vormen, dat gaat bijna vanzelf. We moeten het dan wel laten gebeuren.

Er zijn mensen die vinden dat een deel van de kust en de polder vrijgemaakt moet worden om de zee erin toe te laten.

Seys: In Engeland is men al zo ver om op sommige plaatsen de strijd tegen de zee te staken. Voor onze dichtbebouwde kust is dat niet erg realistisch, je krijgt het niet verkocht krijgen om een deel van de kust weer bewoningsvrij te maken. Maar er zijn andere mogelijkheden. Zo is er sinds kort een initiatief dat Coastbusters heet: mosselbanken, oestervelden en schelpkokerwormriffen kunnen bescherming bieden. Wetenschappers en industriëlen als de grote Belgische baggeraars hebben voor dat project de handen in elkaar geslagen.

Wat hebben baggeraars te winnen met mosselbanken en schelpkokerriffen?

Seys: Baggeraars zijn specialisten van alles wat met logistieke operaties op zee te maken heeft. Daarenboven hebben ze de financiële slagkracht om zulke initiatieven mogelijk te maken. Als blijkt dat het werkt, hebben ze er een exportproduct bij. Het is sowieso goed dat ze meedenken over initiatieven rond verduurzaming. Als iedereen die iets in de Noordzee wil doen de duurzaamheid zou koesteren, kan de biotoop er alleen maar wel bij varen.

  • Het Vlaams Instituut voor de Zee investeert in sensibilisering en burgerwetenschap.
  • Op 25 november kunt u in het Marien Station Oostende (gratis) gaan kijken en luisteren naar verhalen over de mysteries van de Noordzee.
  • En op 16 maart 2018 vindt de volgende Grote Schelpenteldag plaats.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content