‘Wat hebben wit privilege en covid-19 met elkaar te maken?’

Volgens Luce Beeckmans van denktank Minerva moet het debat over ‘wit privilege’ als bril dienen om op een andere manier naar de wereld te kijken.

Al decennia tonen cijfers aan dat mensen van kleur in de Verenigde Staten een grotere kans hebben om met politiegeweld in aanraking te komen. Het is dus waarschijnlijk niet toevallig dat de dood van George Floyd net in tijden van pandemie over de hele wereld een discussie op gang heeft gebracht over structureel racisme. Natuurlijk heeft de toenemende rol van sociale media, waarin niet alleen de beelden van het dodelijk geweld op Floyd viraal gingen, maar waar de discussies ook bij uitstek worden gevoerd, daar mee te maken. En ook al valt de situatie in de Verenigde Staten niet te veralgemenen, het is zinvol om ons af te vragen waarom net nu een beweging als Black Lives Matter wereldwijd meer armslag krijgt.

Als er één ding is waar velen het intussen over eens zijn, is het dat covid-19 en de daaruit volgende maatregelen, bestaande ongelijkheden volgens klasse, huidskleur, gender, etc. meer zichtbaar hebben gemaakt en zelfs hebben versterkt. Om een voorbeeld te geven: de lockdown treft gezinnen met een klein huis en/of zonder tuin een stuk zwaarder dan gezinnen waarbij iedereen een eigen slaapkamer heeft en waar een tuin, met wie weet een zwembad, aanwezig is (niet iedereen heeft het dus even goed in zijn of haar bubbel). Om een ander voorbeeld te geven: in wereldsteden als Londen en Parijs, worden mensen van kleur veel vaker besmet met covid-19, omdat ze proportioneel vaker in armere wijken wonen waar ze in erbarmelijke omstandigheden leven, wel naar buiten moeten voor hun levensonderhoud, en vooral ook omdat ze oververtegenwoordigd zijn in de laagstbetaalde jobs in de gezondheidssector (en tegelijk zelf minder toegang vinden tot die gezondheidszorg). De covid-19 pandemie legt dus wel wat vormen en graden van geprivilegieerdheid bloot.

In de nasleep van de dood van George Floyd is een gerelateerde term terug op het toneel opgevoerd: ‘wit privilege’. ‘Wit privilege’ is een beladen begrip en er lijken evenveel betekenissen voor te bestaan als er mensen zijn. Maar hoe kunnen we de discussie over ‘wit privilege’ in de nasleep van de dood van Floyd en in tijden van covid-19 zinvol inzetten?

Mensenrechten

Waarschijnlijk niet door een discours over rechten te verwarren met een discours over privileges. Het is niet omdat een zwarte man in de Verenigde Staten meer kans loopt op politiegeweld dat het niet ervaren van politiegeweld een ‘wit privilege’ zou zijn. Geen (onverantwoord) politiegeweld moeten ondergaan is simpelweg een mensenrecht. We kunnen alleen vaststellen dat mensenrechten van zwarte mensen systematisch geschaad worden, iets wat Black Lives Matter aankaart.

Educatieve tool

Hoe kunnen we ‘wit privilege’ dan wel op een zinvolle manier verstaan, ook los van de specifieke context van de Verenigde Staten? Misschien komt ‘wit privilege’ gewoon neer op de simpele erkenning dat in deze wereld witte mensen in verhouding tot niet-witte mensen, meer platformen hebben om zich te uiten en meer mogelijkheden krijgen om zich te ontplooien. Als relationeel begrip, en educatieve tool (zie bijvoorbeeld de documentaire ‘Wit is ook een kleur’), kan het aantonen dat huidskleur, soms (maar niet altijd) verstrengeld met andere mechanismen als klasse, tot een bevoorrechte positie van mensen met een witte kleur kan leiden. Dit kan zonder dat zij er zelf om hebben gevraagd, bijvoorbeeld wanneer twee mensen met een even grote portefeuille, maar een andere huidskleur, een huis willen huren en de eigenaar discrimineert op basis van huidskleur.

Dat wil natuurlijk niet zeggen dat alle witte mensen in dezelfde mate geprivilegieerd zijn. Sommige witte mensen hebben meer privileges dan anderen en heel veel witte mensen hebben ook weinig tot geen privileges. Het kan niet de bedoeling zijn van ‘wit privilege’ om dat te ontkennen of te vergeten. Maar in de laagste sociale klassen in België zijn niet-witte mensen oververtegenwoordigd. Ook globaal zit in deze wereld de overgrote meerderheid van het kapitaal in witte handen en dat heeft een overduidelijke koloniale en imperiale geschiedenis (ook al zijn de globale machtsverhoudingen aan het schuiven).

Witte schuld?

Het begrip ‘wit privilege’ heeft ontegensprekelijk enorm veel beperkingen. Die beperkingen hebben voor een groot deel te maken met de beperkte interpretaties van het begrip. Het is inderdaad zo dat een aantal mensen van kleur, in het heetst van dit historische moment en in confrontatie met hun persoonlijke discriminatie op basis van huidskleur, wel eens een essentialiserende en pejoratieve kwalificatie aan ‘witheid’ hebben gegeven (de ‘minority identity politics’ waar Dyab Abou Jahjah het in Knack over heeft en waar hij polemisch stelt dat ‘wit privilege’ niet bestaat). Sommigen (niet alleen bij rechts, maar ook bij links) lezen er zelfs een vertoog over ‘witte schuld’ in, dat ze vervolgens wegzetten als ‘moraliserend’, ‘historisch incorrect’ en ‘polariserend’.

‘Witte schuld’ afdoen als een rijzende denkstroming bij mensen van kleur en zelfs binnen de wetenschap is echter te kort door de bocht. De laatste tijd hebben we juist enorm veel kritische interpretaties van het begrip ‘wit privilege’ kunnen lezen, ook van mensen met migratieachtergrond of uit minderheidsgroepen. Zij wijzen net op het risico ‘wit privilege’ te verengen tot een discours over schuld en stellen daarom dat ‘wit privilege’, als morele kritiek, een strategie is die ‘onze potentiële kracht verzwakt, en onze potentiële zwakheden versterkt’ in de strijd tegen racisme. Daarmee hebben ze niet gezegd dat ‘witte privileges’ niet bestaan natuurlijk.

Ook aan universiteiten heeft het begrip ‘witte schuld’ weinig geloofwaardigheid, als het al bestaat. Het mobiliseren van ‘wit privilege’ in postkoloniale studies en dekoloniale kritiek richt zich in essentie niet op een schuldvraag (en al helemaal niet op een suggestie dat alle witte mensen schuld dragen). In tegenstelling tot wat velen nu lijken aan te nemen, staat het ook grotendeels los van een specifieke (post-)koloniale of dekolonisatie periode. Het gaat dus niet alleen over een (onvoltooide) dekolonisatie van een bepaald land, maar in wezen van ieders denken. In feite is het een uitnodiging onze kennis(productie) te provincialiseren door te begrijpen dat ze zich heeft opgebouwd binnen een specifieke (normatieve) context. Eigenlijk gaat het over een bewustzijn over wie onze kennis bepaalt (en wie niet) en welke verhalen er worden verteld (en welke niet) (zie bijvoorbeeld het manifest ‘Het einde van de witte wereld’ van Olivia Rutazibwa). Dit alles heeft dus weinig met de vraag van schuld of onschuld te maken, maar alles met een bewustzijn van de positie van waaruit iemand spreekt of kan spreken.

Slachtofferschap

‘Wit privilege’ tot ‘witte schuld’ verengen, is ook erg problematisch omdat het meteen ook een niet-wit slachtofferschap veronderstelt (een trend die vooral binnen rechts, maar ook binnen links voorkomt). Heel snel bestaat dan het risico te verglijden in een reflex mensen van kleur ervan te beschuldigen zich te wentelen in hun slachtofferschap als ze hun (historische) systeem-onderdrukking op basis van huidskleur aankaarten. Nu voor mensen die gewoonlijk weinig een stem krijgen in het debat, eindelijk een moment is aangebroken om te spreken, lijkt het aangewezen om te luisteren. Hun woorden als een uiting van ‘slachtoffer-emotionaliteit’ wegzetten, zoals onder meer Dyab Abou Jahjah stelde, in plaats van dit als een emancipatorisch moment te beschouwen, delegitimeert en marginaliseert deze stemmen opnieuw.

Cancel-cultuur

In die zin is de intussen beruchte brief waarin door een aantal prominente Engelse en Amerikaanse figuren een vermeende ‘cancel culture’ wordt aangeklaagd (zonder die expliciet zo te benoemen), moeilijk te plaatsen. Hetzelfde geldt voor de recente open brief ter verdediging van het vrije debat waarin een 90 Nederlandse en Vlaamse academici, opiniemakers en politici (in bedekte termen) afrekenen met een zogenaamde ‘afrekencultuur’ en de open brief van 35 Vlaamse schrijvers die vinden dat het recht van vrije meningsuiting wordt ingedamd door de huidige neiging naar ‘politieke correctheid’ en ‘claims op morele suprematie, bekend als wokeness’. Vreemd genoeg hekelen deze mensen met redelijk wat institutionele macht om te spreken onder de noemer van free speech (vrijemeningsuiting) dat hun opinies worden bekritiseerd of dat ze er verantwoording voor moeten afleggen. Daarbij lijken ze zich weinig bewust van de geprivilegieerde positie van waaruit ze spreken.

Als de auteurs van de brief al verwijzen naar de Black Lives Matter protesten, dan lijkt het niet om hun appreciatie uit te drukken voor het gegeven dat mensen van wie de existentiële positie was om te zwijgen nu eindelijk een stem krijgen (hoewel ze daarbij misschien af en toe eens over de schreef gaan), maar eerder om erop te wijzen dat de auteurs zelf meer weerstand ondervinden (over een slachtofferrol en vingerwijzing gesproken). De auteurs lijken dus in hoofdzaak hun eigen bedreiging van vrijemeningsuiting aan te klagen (door oa. antiracistische activisten), terwijl ze andere vormen van institutionele en semi-institutionele bedreigingen van de vrijemeningsuiting (en democratie) onder meer ten aanzien van mensen van kleur niet eens benoemen. Ook spreken ze helemaal niet over de anti-‘politieke correctheid’ afrekencultuur die vandaag wijdverspreid is. Eenzijdig hebben ze het over hun eigen aanvaringen met een ‘cultuur van de uitzuivering die mensen en groepen stigmatiseert of uitsluit’ (oa. bij antiracistische activisten) en dit nota bene in de context van protesten die de structurele uitzuivering, stigmatisering en uitsluiting van mensen op basis van huidskleur aanklagen.

Laten we niet van free naar freeze speech gaan, maar het omhelzen dat mensen die jaren silence(d) waren ook hun mening mogen hebben en delen. Dat geeft anderen die veel ruimte gewoon zijn, misschien wat meer weerwerk en discomfort, maar so what? Ook op dat vlak mogen we wat herverdelen. En uiteindelijk, het is niet dat de stemmen die nu machtig zijn, gesilenced worden. Dat poneren zou even ongeloofwaardig zijn als ‘witte schuld’ als een mainstream idee verkopen.

Een universele strijd

Ideeën over ‘wit privilege’ lijken weinig zin te hebben als het debat vernauwd wordt tot schuld en slachtofferschap. Maar als een bril om op een andere manier naar de wereld te kijken, is het, net als de huidige covid-19 crisis, uiterst zinvol, zeker voor witte mensen. Beide kunnen ze ons bewustmaken van de privileges die we (soms onbewust en ongevraagd) genieten in verhouding tot anderen, wat ons in staat kan stellen om er structureel iets aan te veranderen of tenminste om structurele verandering te eisen.

Als we dat op het oog hebben, is het wellicht productiever (zeker op links) om onze energie in de toekomst niet in de eerste plaats te steken in discussies over de zin en onzin van ‘wit privilege’. In plaats van stromannen te zoeken en zo de strijd tegen racisme te delegitimeren, is het tijd dat de bredere linkse beweging structureel racisme echt serieus neemt (in plaats van te reduceren tot een louter gevolg van klassenverschillen). Laat ons focussen op wat ons verenigt: de erkenning dat het recht op een gelijkwaardig en menswaardig bestaan een universele strijd is, en dat een definitieve uitroeiing van elke vorm van racisme daar deel van uitmaakt.

Luce Beeckmans is postdoctoraal onderzoeker FWO/UGent en schreef dit stuk als gastbijdrage voor denktank Minerva

Partner Content