François Levrau

‘Waarover gaat de morele verontwaardiging over de heropbouw van de Notre-Dame?’

François Levrau Dr. Sociale Wetenschappen, verbonden aan Centrum Pieter Gillis (UAntwerpen)

De vraag is niet of we eerst iedereen te eten moeten geven en dan pas de Notre-Dame heropbouwen, maar wel waarom mensen zich überhaupt zouden moeten geappelleerd voelen om bepaalde zaken aan te pakken, aldus François Levrau.

In een opiniestuk bekritiseert Farid Zahnoun de stelling van Ignaas Devisch namelijk dat mensen veel meer zouden begaan zijn met datgene wat zich in hun directe levenssfeer afspeelt dan met zogenaamde ‘ver-van-hun-bed’-gebeurtenissen. Mensen zijn volgens Devisch sneller geneigd geld te geven aan beperkte ellende dicht bij huis dan aan grotere ellende die zich ver van hen afspeelt. ‘Rechtvaardig is dat misschien niet, maar zo werkt empathie nu eenmaal.’

Zahnoun lijkt aan te geven dat empathie niet zo werkt en dat mag volgens hem blijken uit het feit dat nogal wat mensen de wenkbrauwen fronsen bij het feit dat er zo veel geld vloeit naar de wederopbouw van de Notre-Dame (niet in het minst door een aantal kapitaalinjecties van superrijken). Die morele verontwaardiging toont volgens Zahnoun aan dat mensen er wel degelijk in slagen empathische grenzen te verleggen en te focussen op meer abstracte problemen zoals klimaat, armoede, hongersnood en vluchtelingen.

De vraag is echter wat die morele verontwaardiging werkelijk indiceert. Naar het mij voorkomt gaat het niet enkel en zelfs niet primair over het feit dat de giften de ‘foute’ doelen toekomen – toegegeven, ook ik vind dat de heropbouw van de Notre-Dame vanuit moreel oogpunt beschouwd niet de allerhoogste prioriteit heeft – maar wel over de frustratie van mensen die zich al te vaak aangesproken moeten voelen om via individuele handelingen bepaalde grootschalige ‘rampen’ of ‘problemen’ op te lossen.

Of nog, in de morele verontwaardiging weerklinkt de machteloosheid van de burger die zich afvraagt waarom de Notre-Dame eigenlijk zou moeten worden heropgebouwd middels schenkingen, net zoals ook de armoede zou moeten worden bestreden en het klimaat zou moeten worden gered door tal van individuele beslissingen.

Anders dus dan wat Zahnoun aangeeft is de vraag niet of de huidige morele verontwaardiging terecht is bij het feit dat mensen liever geld geven aan de wederopbouw van monumenten dan aan de bestrijding van hongersnood, maar wel waarom mensen zich überhaupt zouden moeten geappelleerd voelen om bepaalde zaken aan te pakken.

Faire basisstructuur

En, laat dit nu net de kernboodschap zijn van Devisch, namelijk dat er vooral moet worden geïnsisteerd op de vormgeving van een faire basisstructuur (het geheel van wetten, regels en sociale instituten) – een punt dat overigens in de context van het klimaat ook door Patrick Loobuyck wordt gemaakt.

Zo stelt Devisch: ‘We moeten blijven streven naar een rechtvaardige maatschappij, maar je kan niemand verplichten om te geven aan een ander dan het door hen uitgekozen goed doel. De betrachting moet daarom zijn om een goed en rechtvaardig beleid te voeren en dit niet over te laten aan goede doelen.’

Er is volgens Devisch sprake van een systeemfout eerder dan van een probleem van empathie (omdat men niemand kan dwingen geld te doneren aan een ander doel dan hij zelf heeft uitgekozen).

Tot zover volg ik Devisch, maar, en hier komt de kat op de koord en wordt de vraag van Zahnoun (‘Mogen we ons druk maken over mensen die makkelijker geld geven aan de Notre-Dame dan aan het bestrijden van honger?’) wel degelijk relevant, hoe wordt die basisstructuur eigenlijk fair en hoe worden systeemfouten weggewerkt?

Een faire basisstructuur komt niet zomaar uit de lucht gevallen en betreft wel degelijk een feilbaar project. Mensen moeten daarvoor waakzaam zijn en beseffen dat het wel degelijk fout kan lopen. Dit punt heb ik elders al gemaakt.

Gewoonlijk gaan structurele veranderingen samen met mentaliteitsveranderingen en daarvoor is het meestal wachten op een ‘momentum’ of ‘kantelpunt’. Occupy Wall Street, de Klimaatmarsen, de Witte Mars zijn maar enkele voorbeelden van momenten waarop de democratie zich waarlijk uitsprak en er iets in gang werd gezet (of kon/kan worden gezet). Als mensen het dus ‘moreel bedenkelijk’ vinden dat men niet meer wakker ligt over de zoveelste persoon die van honger omkomt, maar daarentegen wel bereid is geld te doneren voor een kathedraal, dan zegt dat wel degelijk iets over het morele gehalte van een samenleving.

Een ‘gezonde’ basisstructuur etaleert zich immers niet enkel op het niveau van haar instituties en wetgevingen, maar toont zich ook in haar burgers die moreel gevoelig zijn en dat ook in hun dagelijkse handelingen en keuzes tonen. De problemen waarvan sprake zijn te groot om door individuen te worden opgelost en mensen kunnen onmogelijk overal en altijd consequent handelen, maar als het individuele geweten niet meer wordt beroerd, dan zal er niks veranderen. Of nog, het van naderbij bekijken van de morele verontwaardiging die nu wordt geuit in het kader van de heropbouw van de Notre-Dame is voor een democratie van groot belang – iets wat als zodanig niet door Zahnoun wordt geopperd, maar ik maak me sterk dat ook hij daar wil op wijzen.

Collectief gesprek

Wat dat betreft heeft Devisch zijn pleidooi inderdaad te snel afgerond door te zeggen: ‘dat is nu eenmaal hoe empathie werkt’. Hij geeft daarmee immers het laatste woord aan de basisstructuur die mensen de vrijheid geeft om te leven zoals ze dat zelf wensen en dus ook om ad libitum schenkingen te doen, maar daarmee sluit hij tevens de vraag of er niet ook kan en mag (en moet?) nagedacht worden over de richting waarheen die vrijheden en rechten uit moeten.

Naar het mij voorkomt leidt een liberaal-democratische rechtsstaat wat aan morele bloedarmoede als zij niet publiekelijk de vraag durft op te pakken waartoe vrijheden en rechten dienen, waardoor de indruk kan ontstaan dat het werkelijk enkel en alleen maar kwesties van smaak en preferentie en ego-expressie zijn. Dat de conversatie over het goede wat op de achtergrond komt, valt te begrijpen doordat het ganse liberale project er net is gekomen als reactie op de vrees dat vrijheden van mensen (mogelijks met de beste wil van de wereld) zouden worden beteugeld.

Met John Rawls klinkt dat zo: ’the priority of the right above the good’. Nochtans zijn er ook bij Rawls aanwijzingen te vinden die aangeven dat in een goed geordende samenleving mensen best wat meer en andere doelen met elkaar delen dan dat ene immanente doel van het tot stand brengen van een rechtvaardige basisstructuur.

Rawls vult dat niet concreet in, maar het komt me voor dat een gesprek over de kwaliteit van de sociale relaties, de omgang in de publieke ruimte en ja, ook de verhouding tot de ander op macroschaal wat nadrukkelijker collectief zou mogen worden gevoerd. De morele verontwaardiging over de Notre-Dame is wat dat betreft een zoveelste kans om dat gesprek werkelijk en dus niet al te lichtzinnig aan te gaan.

Of nog, in een faire basisstructuur houden voldoende mensen de morele waakvlam brandend en wordt de democratie als een sociale ruimte beschouwd waar over alles gediscussieerd mag en kan en moet worden (bijvoorbeeld ook, zoals recent betoogd door Ingrid Robeyns, of er grenzen aan de individuele rijkdom zijn en, zoals door Peter Singer voorgesteld, of altruïsme niet effectiever kan gebeuren) waardoor niks zomaar in de plooien van de gewoonte valt – Devischs’ opmerking ‘empathie werkt nu eenmaal zo’ is daarom eigenlijk te laconiek.

Een faire basisstructuur en dito wereld redt het niet wanneer het geweten van het individu uitdooft (of in de vlammen van de Notre-Dame opgaat).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content