Vijf werven om Amerika te redden

De Amerikaanse vlag in Atlantic Beach, New York. © /

Steven De Foer, journalist bij De Standaard, zou vandaag geen Amerikaan willen zijn. ‘Het is er te veel een puinhoop’, schrijft hij in zijn nieuwe boek Amerikanen. Het had zo mooi kunnen zijn. De Foer vreest voor de toekomst van de Amerikaanse democratie. ‘Het is echt vijf voor twaalf.’ In dit fragment biedt hij vijf werven om het land te redden.

Het is niet echt vrolijk, het beeld dat dit boek schetst van de VS en zijn inwoners. Laat me nog een laatste keer onderstrepen hoeveel Amerikanen qua normen en waarden erg lijken op u en mij. Het is een menselijke en journalistieke neiging vooral stil te staan bij de verschillen, en misschien verstoort dat het evenwicht soms een beetje – onvermijdelijk haast. Zeker in tijden van Trump, waarin ook die vele redelijke Amerikanen zich nog dagelijks in de arm knijpen om te checken of ze wakker zijn of een nachtmerrie hebben. Onder president Biden, of een andere opvolger, wordt Amerika zonder enige twijfel weer een stuk normaler, maar tovenaars bestaan niet, zoals ook onder Obama al is gebleken.

Het was niet mijn bedoeling zo’n kritisch boek te schrijven, het vloeide er vanzelf uit. Toen ik in 2001 Onder Hollanders schreef op het einde van mijn correspondentschap, schrokken sommige Nederlandse lezers. Belgen horen gezellig en blind bewonderend te zijn.

Er zat echter op zijn minst evenveel waardering en respect als kritiek in dat boek over onze noorderburen. Als het toeval me geen andere paden op had gestuurd (de aanslagen op de Twin Towers vonden plaats een halve dag nadat ik de definitieve drukproef van Onder Hollanders naar de uitgever had gemaild), was ik nu misschien een Nederlander met nog een beetje een Vlaamse tongval. Dat zou me best gezind hebben.

Ik denk niet dat ik ooit Amerikaan zou kunnen worden. Het land is te groot, letterlijk en figuurlijk, met veel te veel bagage. Wie graag een wereldburger is, komt beter uit een onbelangrijk oord, zodat hij zich ongeremd met andere landen kan bemoeien. Ook veel Amerikaanse intellectuelen zijn vandaag erg kritisch over hun land. That Used to Be Us is de titel van een boek van Thomas Friedman en Michael Mandelbaum. De auteurs noemen zich ’teleurgestelde optimisten’, een gedachte waarbij ik me graag aansluit. Het jonge Amerika van na de Revolutie droeg de kiemen in zich van een utopia, een ideale staat – vanuit het standpunt van blanke mannen althans. Zijn mix van gelijke kansen en meritocratie was zijn tijd ver vooruit. In de jaren na 1776, op het einde van de Burgeroorlog (1861-1865), en na de Great Societyhervormingen (1964-1965) hebben de Amerikanen diverse kansen gehad om die belofte van een droomland in de praktijk om te zetten. Ze hebben het telkens weer verknald, vandaar de teleurstelling.

En toch blijft de VS een land van belofte. Met majestueuze natuur en ruimte – nog steeds – en vriendelijke, enthousiaste mensen. Een smeltkroesnatie, in principe rijk genoeg om al haar burgers welvarend te maken, en dan komt de raciale en seksuele tolerantie vanzelf wel. You may say I’m a dreamer, maar ik word gelukkig van de bonte mix van mensen in steden als New York en San Francisco. Ik ben helaas de enige niet, aan de prijzen voor een flat te zien.

Ik benijd Amerikanen ook de omvang van hun taal- en cultuurgebied. Hoewel ik dol ben op vreemde talen en op diversiteit, bedenk ik soms hoe heerlijk het zou zijn als we in Europa allemaal dezelfde taal zouden spreken, zodat ik moeiteloos enkele jaren voor een krant in Parijs of Rome zou kunnen gaan werken. In Amerika kan zoiets probleemloos – al kun je er ook van Manhattan naar Oklahoma gestuurd wordt, zoals Chandler in Friends.

Maar Amerikaan, vandaag? Nee, bedankt. Het is er te veel een puinhoop. Amerikanen zijn te obsessief gefocust op economische gegevens om het te erkennen, maar in een land waar mensen zo hard moeten werken om toch nog zo’n onzeker bestaan te leiden, daar schort iets essentieels aan de leefkwaliteit. Ik voel bij mijn vijfenveertig jaar geleden naar Atlanta geëmigreerde oom en tante nog steeds een stuk heimwee naar Europa. Dat is de laatste jaren gegroeid, uiteraard. Stel je voor, leven in een land waar een kleine helft van de mensen op Donald Trump heeft gestemd, en dat opnieuw wil doen.

Toch lijkt het nog remedieerbaar. Sommige kwalen kunnen zelfs zichzelf oplossen. De wapengekte, het hevige verzet tegen het homohuwelijk, het rabiate antifeminisme en zelfs white supremacism hebben de demografie tegen, het blinde kapitalisme bereikt zijn grenzen. Je zou haast denken dat het volstaat het einde van de storm af te wachten. Maar Amerikanen kunnen zich niet veroorloven af te wachten. Nog vier jaar van dit zou hun democratie niet overleven, zo valt te vrezen. Het is echt vijf voor twaalf.

Ik zie vijf grote werven (na die eerste prioriteit: het bedwingen van het coronavirus en het economisch herstel daarvan uiteraard). Ontgiften van hopelijk slechts vier jaar Trump. Het aanzien van de VS in de wereld herstellen. Een vriendelijker gezicht (her)vinden. Het tweepartijenstelsel openbreken en de corruptie aanpakken. En de oogkleppen afdoen en op meer terreinen het voorbeeld van andere landen volgen.

Ontgiften van Trump

De eerste en hopelijk enige termijn van president Trump is een ramp van formaat geweest voor de VS en de rest van de wereld. Hij lijkt wel een soort monster van Frankenstein, samengesteld uit de slechtste onderdelen die te vinden waren op een kerkhof met een kwalijke reputatie. Oplichter, leugenaar, racist, egoïst, fraudeur, bullebak, seksist, haatzaaier, narcist, domoor, machtswellusteling. Een drama voor het milieu, het sociaal weefsel in de VS, de wereldvrede. Een gewetenloze man en de slechtste president die de VS ooit kende.

Geen mens met een geweten kan hopen op four more years, of zelfs nog langer: op zijn rally’s vraagt Trump geregeld aan zijn fans of ze hem niet langer dan acht jaar als president zouden willen. Alsof het 22ste Amendement bij de Grondwet, dat zoiets verbood in 1951, niet bestaat. Zijn openlijk geflirt met een presidentschap voor het leven, zoals zijn makker Vladimir Poetin, illustreert hoeveel gevaarlijker Trump in die drieënhalf jaar nog is geworden.

Zijn autocratische instincten komen steeds prominenter naar voren. Hij bakt liever zoete broodjes met Vladimir Poetin, Recep Tayyip Erdo?an of Kim Jong-un dan met Emmanuel Macron of Angela Merkel, en gedraagt zich sinds zijn vrijspraak als een absolute vorst op wie geen enkele rechtsnorm nog van toepassing is. De aanslag op Qassem Soleimani was strikt genomen een moord. De VS en Iran zijn immers niet in oorlog met elkaar. Trumps dreigement om Iraans erfgoed te bombarderen was een zware overtreding van allerlei internationale verdragen.

Trump sprong in de bres voor Special Operations Chief Edward Gallagher, die beschuldigd werd van oorlogsmisdaden zoals het willekeurig doodschieten van een passerend Iraaks meisje en een oude man, en het doodsteken van een gevangen IS-strijder, een tiener. Gallagher werd veroordeeld voor een foto die hij naar vrienden en kennissen stuurde: hij poseerde daarop glunderend met het lijk van de jonge IS’er, wiens hoofd hij bij de haren omhooghield. Tijdens het proces noemden andere Navy SEALs Gallagher ‘een boosaardig mens, klaar om alles te doden wat bewoog’. Trump nodigde Gallagher uit in Mar-a-Lago, zijn privéresort in Florida, waar hij hem amnestie verleende.

Eerder deed hij al hetzelfde met sheriff Joe Arpaio, ‘the toughest sheriff in the USA‘. Volgens The Washington Post moedigt Trump in privégesprekken alle betrokken diensten aan vaart te maken met het bouwen van zijn beloofde muur tussen Mexico en de VS: hij zal hun wel amnestie verlenen als ze iets illegaals doen. Zo gaat dat nu al jaren, maar het is aanzienlijk erger geworden sinds Trump de laatste ‘adults in the room‘ zoals stafchef John Kelly en minister van Defensie Jim Mattis dumpte, en verving door onvoorwaardelijke ja-knikkers. In de laatste dagen van het proces tegen Trump wegens machtsmisbruik verkochten zijn advocaten de potsierlijke theorie dat ‘wat een president ook doet om herverkozen te worden per definitie de stabiliteit van het land dient en dus nooit reden kan zijn om hem af te zetten’. De Republikeinen, Mitt Romney uitgezonderd, gingen achter die gotspe staan en spraken hem vrij. ‘L’état, c’est Trump‘, kopten kritische media.

Na zijn vrijspraak gingen alle remmen los. Trump ontsloeg meteen alle belangrijke getuigen tegen hem en zelfs familieleden van hen, zoals de broer van luitenant-kolonel Alexander Vindman. ‘Ratten’ bestraffen door hun familieleden te viseren is een favoriete techniek van de Siciliaanse maffia, de cosa nostra, schreef The New York Times. Per tweet eiste hij bovendien dat de strafvordering tegen Roger Stone drastisch verminderd werd, zijn oude vriend en adviseur, die veroordeeld werd voor zijn aandeel in de Russische inmenging bij de verkiezingen. Was het dankbaarheid omdat Stone Trump niet meesleurde in zijn val, of angst dat een te zware straf hem alsnog loslippig zou maken? ‘Ik kan dit onrecht niet toelaten’, zei Trump, en zijn minister van Justitie William Barr floot zijn procureurs terug. De scheiding der machten begraven, en Trump schepte er zelfs over op.

Ik ben geen fan van vergelijkingen met Hitler, omdat de ongeëvenaarde gruwelen van de nazi’s niet gebanaliseerd horen te worden, maar wat te verwachten van een herverkozen Trump, die zich ongebondener dan ooit zal voelen? Wie houdt hem dan nog tegen, in wat dan ook? Het maakt van de verkiezingen van 2020 de belangrijkste presidentsverkiezingen in de geschiedenis.

De heksenjacht door senator Joe McCarthy op vermeende communisten in de jaren vijftig was een donker hoofdstuk in de geschiedenis van de Amerikaanse democratie, maar toen McCarthy overdreef en zelfs het leger als een rood bolwerk bestempelde, kreeg hij de rekening gepresenteerd. ‘Have you no decency, sir? At long last, have you left no sense of decency?‘ zei advocaat Joseph N. Welch in een hoorzitting, en de schellen vielen de Amerikaanse bevolking van de ogen.

In 2020 is er geen advocaat om zulke gevleugelde woorden te spreken, maar de kiezer kan zich wel laten horen op 3 november. De Democraten hoeven slechts één ding te doen: het eens raken over een kandidaat, het hoeft geen superheld te zijn, en er eendrachtig en enthousiast achter gaan staan. Moge wie die eendracht doorbreekt levenslang pijnlijke aambeien krijgen.

Het alternatief is immers rampzalig. Wat een bittere ironie zou het zijn als het land dat in 1776 afrekende met de wantoestanden van het ancien régime ernaar zou terugkeren.

Vijf werven om Amerika te redden
© Polis

Aanzien in de wereld herstellen

Een van de eerste en grootste slachtoffers van het trumpisme was Amerika’s aanzien in de wereld. Over de erfenis van Barack Obama kan getwist worden. Zijn intellect, moreel gehalte en retorisch talent staan buiten kijf, maar een vijandig Congres belette hem zijn plannen waar te maken. Boven alle twijfel verheven is echter dat Obama het internationale aanzien van de VS gigantisch heeft verhoogd. Bij de verkiezing van een wereldpresident zou de concurrentie kansloos geweest zijn. Al dat krediet is in één klap verbrijzeld op de dag dat zijn opvolger verkozen werd.

Dertig jaar geleden lanceerde George Bush senior de term ‘Nieuwe Wereldorde’. Het Sovjetrijk was ingestort; dertig landen hielpen in naam van de VN om Irak te bestraffen voor de inval in Koeweit. Een unipolaire wereld, met de VS als de leidende macht, die ook gelijkgezinde naties toeliet om welvarender te worden. De Pax Americana vervuld, voor even toch, tot die tweede, veel dubieuzere oorlog in Irak. Obama had wel wat ideeën voor een meer internationaal gedragen versie van die wereldvrede, maar het bleef grotendeels bij woorden. Hillary Clinton, op internationaal terrein meer bedreven, zou het werk voortzetten, maar toen besloot de kiezer in 2016 dus een grote verrassing te serveren als president: een egotripper zonder historisch of strategisch benul, te eigenwijs om te luisteren naar adviseurs.

‘Ik ben het beu dat er van ons geprofiteerd wordt’, is de basis van Trumps ‘doctrine’. Blind voor het feit dat de lusten van de Amerikaanse leidersrol in de eindbalans groter zijn dan de lasten. ‘America First‘ voortaan. De ‘superieure dealmaker’ begon onverdroten aan de afbraak van de wereldorde. Hij zei verdragen op, schoffeerde bondgenoten, flirtte met autocraten en liet democratie en mensenrechten letterlijk schrappen uit de missionstatement van Buitenlandse Zaken. Een verbijsterde Japanse topambtenaar kwam tot de conclusie: ‘De troon is leeg.’ De woorden inspireerden topdiplomaat Ivo H. Daalder en topjournalist James M. Lindsay tot de titel van hun uitstekende boek The Empty Throne.

Trump is de allereerste Amerikaanse president die geen buitenlands beleid voert. Hij zegt en doet geregeld iets opvallends, of het nu met Noord-Korea is of met Irak of met Israël. Het is echter steeds impulsief en ‘intuïtief ‘ en vaak overduidelijk gedreven door financieel eigenbelang. Zonder overleg met zijn verbijsterde bondgenoten, zonder ethiek, zonder enige langetermijnvisie.

Zijn eeuwige ‘We zullen zien wat er gebeurt…’ is geen boutade, het is een impliciete bekentenis van onkunde. Zijn obsessie met handelsoorlogen en protectionisme bijvoorbeeld heeft zijn land al meer geschaad dan gebaat, leggen Daalder en Lindsay zeer verhelderend uit in hun boek. ‘America First‘ wordt zo steeds meer ‘America Alone‘.

De morele autoriteit en de soft power van de VS zijn verdampt. Op internationale ranglijsten hebben Duitsland (als economisch merk) en Frankrijk (culturele uitstraling) de nummer 1-positie van de VS overgenomen, en qua geopolitieke macht heeft het China van Xi Jinping de VS overtroffen. Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog is de Amerikaanse president volgens The Economist niet langer de machtigste man ter wereld.

Het voetstoots aanvaarden dat de eenentwintigste eeuw die van China zal zijn, zoals de Britten over de negentiende en de Amerikanen over de twintigste heersten, is een verontrustende tendens. Voor de democratie en de mensenrechten in de wereld is het nefast dat Peking de lege troon van Washington opeist.

Er is echter één voordeel. De toestand is ernstig, maar niet hopeloos. Meer nog dan op binnenlands gebied zal op buitenlands gebied een andere president een quick win zijn. Autocraten als Vladimir Poetin, Benjamin Netanyahu en Mohammed bin Salman, die Trump om hun vinger wonden, zullen het betreuren, maar de rest van de wereld zal opgelucht ademhalen als er aan Trumps presidentschap een einde komt.

De VS hoeft ook niet opnieuw de alles controlerende moloch te worden die het was. Trump heeft niet vaak gelijk, maar zijn eis (en die van zijn voorgangers) dat de EU, Japan en Canada aanzienlijk meer moeten bijdragen aan de NAVO is gewoon terecht. De bondgenoten hebben decennialang van de ambitie van de VS geprofiteerd. Wij Europeanen hadden zelfs het lef te zeuren over een eigen defensiepijler, zonder hem echter te willen financieren. En geen nood, de machtigste militaire natie ter wereld blijft de VS sowieso, ook als het land niet langer, zoals nu, ruim de helft (!) van het federale budget uitgeeft aan defensie en beveiliging.

Het is niet meer politieman Amerika die de wereld nodig heeft, wel meer leiderschap van het vrije, democratische Westen.

Een vriendelijk gezicht (terug)vinden

Tijdens een reportagereis in Californië in 2019 had ik een Belgische fotografe mee, Kaat Pype. Kaat gebruikt vaak het woordje moh, een West-Vlaamse uitdrukking van verbazing. Toen we op een namiddag weer in de auto stapten, was Rush Limbaugh aan het woord op de radio, de rechtse demagoog. Ik besloot niet te reageren. Het duurde niet lang voor Kaat spontaan moh begon te zeggen, steeds luider, over het naar goede gewoonte racistische en vrouwonvriendelijke betoog van Limbaugh. ‘Moh!! Kan dat zomaar gewoon op de radio hier?’ Ik vertelde haar over de erg absolute interpretatie van vrijheid van meningsuiting in de VS, en dat dat dus inderdaad kan.

Toen zei ze: ‘Maar waar komt al die haat toch vandaan, wij komen hier toch niets dan vriendelijke mensen tegen?’ Die opmerking is blijven hangen, want de fotografe had gelijk. Amerikanen zijn inderdaad vaak vriendelijke, spontane, gastvrije mensen. Paradoxaal genoeg gaat die vriendelijkheid soms gepaard met voor ons, redelijke Europeanen, onaanvaardbaar harde maatschappelijke normen en waarden. Ik denk vaak dat hun ongenadige politieke klimaat hen tot veel onaardigere mensen maakt dan ze eigenlijk zijn. De man op een Trumprally die mij schamper behandelde omdat ik van de pers was, dús een leugenaar, was een erg lieve opa voor de kleindochter op zijn schouders.

Amerikanen zijn over het algemeen opgewekte mensen, altijd tot een praatje bereid. Met uitzondering van het personeel aan de incheckbalie van hun vliegtuigmaatschappijen en helaas ook vaak hun politiemensen kunnen ze je met hun pure opgewektheid blij maken. Dat is vooral zo met barmannen, kelners en waitresses. Uiteraard doen die dat om een grotere fooi te krijgen, maar vrolijke vriendelijkheid maakt het leven aangenamer, zeker voor de eenzame reiziger.

Ze zijn ook niet te beroerd om in hun portefeuille te tasten om anderen te helpen, al blijft het een systeemfout dat zoveel geld en zweet van privépersonen moet komen omdat de overheid haar taken verwaarloost. En als vijf mensen aarzelend de weg zoeken op een straathoek in New York, Brussel, Parijs, Moskou en Peking, is het ongetwijfeld die in New York die het snelst spontaan hulp aangeboden krijgt van een voorbijganger. Zelfs hun verkeer is vriendelijker dan het onze. Ze houden zich veel meer aan hun zo al lagere maximumsnelheid, en aan kruispunten kennen ze geen voorrang van rechts, maar laten ze hoffelijk de eerst aangekomen auto als eerste oversteken. Stel je de chaos en verkeersagressie voor als we dat in Europa zouden invoeren.

Zo zijn er nog meer redenen waarom Amerikaanse mensen me doorgaans veel beter bevallen dan het Amerikaanse maatschappelijk model. Ik hou van hun energie: het zijn vaak echte doeners, die na een lange dagtaak nog betrokken zijn bij het bestuur van de bibliotheek, de vrijwillige brandweer, een serviceclub, een sportvereniging. Het stoort me enerzijds dat cultuursubsidies in de VS (zeker onder Trump) op sterven na dood zijn, maar anderzijds vind ik het ook bewonderenswaardig hoe bibliotheken, musea en theaters opengehouden worden door vrijwilligers. Dat is niet alleen het geval in kleine stadjes. In het Ford Theatre in Washington heb ik het eens nagevraagd. Aan de koffiebar, bij de ticketcontrole, de plaatsaanwijzers: het waren allemáál vrijwilligers, van wie de meesten ruimschoots de zeventig voorbij. ‘Ik doe dit voor de gezelligheid en omdat je gratis naar stukken kunt kijken’, zei een van hen, een kranige oudere dame. Ze vond niet dat het betaalbaar aanbieden van een breed cultureel palet ook een overheidstaak is. ‘Waarom zouden belastingbetalers moeten betalen voor mensen zoals ik die van cultuur houden?’ En hoewel ik dat principieel een verkeerd standpunt vind – vernieuwende en commercieel minder voor de hand liggende kunst is gedoemd te verdwijnen zonder subsidies – vond ik haar bereidheid om gewoon haar steentje bij te dragen ook charmant. Zeurkousen zijn het in geen geval, die Amerikanen.

Aan hun inborst ligt het dus niet, dat Amerika tegelijkertijd vaak zo ronduit onvriendelijk kan zijn. Het is het systeem. Een systeem dat ervoor zorgt dat er meer vuurwapens dan inwoners in het land zijn, waardoor de straten gevaarlijker zijn en de politie nerveuzer. Een systeem dat niet louter gezond ondernemerschap stimuleert, maar de grootst denkbare geldzucht tot een deugd uitroept: de inhaligheid, die in de jaren tachtig zo treffend werd beschreven door Tom Wolfe in Het vreugdevuur der ijdelheden en door Oliver Stone in Wall Street (‘greed is good‘, zei Gordon Gekko), is springlevend, en maakt bedrijven meedogenloos.

Dat ontmenselijkt de maatschappij, het voedt het wantrouwen en de haat, en de doorgeslagen aansprakelijkheidscultuur, waardoor je geen fiets meer kunt huren zonder een halfuur documenten in te vullen.

Ik liet ooit mijn bagage achter in een hotel in New York nadat ik ’s ochtends al uitgecheckt had, en toen ik die later op de dag kwam ophalen en even naar de wc wilde, mocht dat niet van de receptionist. Toen ik aandrong, zei de man haast smekend dat het tegen het hotelbeleid was en dat hij zijn baan riskeerde als hij een uitzondering maakte.

Ook dat is Amerika, helaas. Het land waar lifters een boete riskeren in de meeste staten. Kun je het wantrouwen nog meer bevorderen dan door mensen te bestraffen omdat ze een vriendendienst vragen of aanbieden aan een vreemde? Wat voor een land ben je, als je een sympathiek medemenselijk (en ecologisch) gebruik als liften verbiedt uit angst voor geweld?

Het grootste slachtoffer is het Amerikaanse kind. Kinderen uit gebroken gezinnen met een moeder die drie hamburgerjobs combineert zijn niet te benijden, maar kinderen uit de betere middenklasse zijn dat al evenmin. Zij krijgen namelijk geen ademruimte. In de meeste staten kunnen ouders die hun kinderen buitenshuis uit het oog verliezen, vervolgd worden. Er zijn verhalen bekend van ouders die in de boeien geslagen werden omdat ze hun kind van acht alleen naar het wijkparkje hadden laten gaan om te spelen. Van Amerikanen wordt verwacht dat ze helikopterouders zijn, die hun kinderen nimmer uit het oog verliezen, tenzij ze thuis zijn of onder het toezicht van een of andere vereniging staan. Wie een verjaardagsfeestje voor acht kinderen organiseert, moet dus ruimte, chips en limonade hebben voor zestien, want de begeleidende ouder blijft ter plaatse wachten. Soccer moms.

Gelukkig bestaan er Amerikaanse equivalenten van Jan Terlouw en zijn touwtje uit de brievenbus. (De schrijver/politicus had het over het menselijk vertrouwen dat zoek is, en de verdwenen gewoonte in Nederlandse dorpen waarbij huisgenoten zonder sleutel toch de voordeur konden openen door aan een touwtje in de brievenbus te trekken.)

Ook in de VS zijn er mensen die de staat van permanente paranoia beu zijn, en hun kinderen de ruimte willen geven. In 2018 werd Utah de eerste staat die een wet aannam die ouders expliciet het recht geeft om hun kinderen ‘op verantwoorde wijze’ alleen op straat te laten. Free-range parenting (door de Nederlandse columniste Pia de Jong als ‘scharrelkinderen’ vertaald) is opeens een stuk beter bespreekbaar. Fijn. Amerikanen moeten dringend wat minder overspannen worden over veiligheid, en weer wat vrolijker en vriendelijker.

Het tweepartijenstelsel openbreken en de corruptie aanpakken

Maar hoe doe je dat, een land ontgiften waar vriendschappen kapotgaan en familieleden elkaar niet meer spreken, waar zelfs je keuze van koffie of hamburger een politieke keuze is, waar het laatste greintje politiek fatsoen verloren is gegaan? De ontmijning is kansloos als Trump herverkozen wordt, maar zou het president Joe Biden wel lukken om het land te herenigen? Je moet met zijn tweeën zijn om een compromis te sluiten.

Het probleem is de Republikeinse Partij. The Grand Old Party (GOP) wordt die ook genoemd, maar wat blijft er van die reputatie van grandeur nog over sinds de ruwe interne machtsgreep, eerst door de Tea Party en dan door Trump? Het is er zo ver gekomen dat oorlogsheld John McCain zelfs na zijn dood nog beschimpt werd, dat Mitt Romney een paria van zijn eigen partij is geworden, dat iedereen die Trump ooit een strobreed in de weg heeft gelegd met pek en veren besmeurd uit de partij is verjaagd.

De fatsoenlijke conservatieve Republikein met inhoudelijke bagage en het vermogen om over partijgrenzen heen een redelijk compromis te bereiken, is uitgestorven. Al wie de laatste jaren enig teken van redelijkheid gaf, is in de voorverkiezingen verslagen door een radicalere partijgenoot. De GOP bestaat vandaag voor 95 procent uit mensen die tien jaar geleden als fanatici en buitenbeentjes zouden zijn behandeld. De metamorfose is spectaculair.

En de achterban van Trump? De kans is reëel dat die wat afkalft uit teleurstelling over niet-gehouden beloftes, maar de basis staat ook veel te stevig en is te enthousiast om echt te imploderen. Deze betreurenswaardigen schakelden hun verstand en hun ethiek uit om voor de bedenkelijkste politicus in de Amerikaanse geschiedenis te stemmen, tégen hun eigen belangen dan nog vaak: veel respect verdienen ze daar niet voor, hoe begrijpelijk hun frustratie ook is.

Toch zijn ze niet allemaal reddeloos verloren. Velen zijn veeleer schuldig aan nalatigheid: ze hebben zich niet verzet tegen desinformatie; ze zijn wellicht nog terug te lokken naar het kamp van de normaliteit. Geef hun minder redenen om gefrustreerd te zijn, en ze zijn niet hopeloos. Een beetje sleutelen aan de buitensporige inkomensongelijkheid kan al een flink stuk helpen. De vervrouwelijking, etnische verandering en vooral verjonging van het kiespubliek kan de rest doen.

Zoals Edward Luce van de Financial Times – een van de beste VS-analisten – me zei in een interview in 2018: ‘Het zou kunnen dat het nog erger wordt voor het beter wordt, maar de slinger slaat uiteindelijk wel terug. Daarvoor reken ik op de millennials. Zij gaan minder wrokkig door het leven, omdat ze met minder zijn opgegroeid. Ze nemen sneller genoegen met een bescheiden economische groei, kleinere huizen, een andere manier van leven. Als die generatie politiek volwassen wordt, hoop ik dat er nieuwe antwoorden worden geformuleerd, minder populistisch en gevaarlijk als die van vandaag.’

Sommige analisten hopen dat de Republikeinse Partij instort na Trump, in 2020 of pas in 2024 – omdat de partij al te zeer afhankelijk is geworden van diens aantrekkingskracht op de kiezers. Een tweede Trump is er immers niet. Het einde van de Republikeinse Partij? Dat lijkt op wensdenken, maar een opsplitsing in een radicale en een redelijke vleugel lijkt wel mogelijk na een zware nederlaag.

Dat zou tot een lange periode van Democratische hegemonie kunnen leiden, maar misschien zou het de Democraten ook tot openbreken bewegen. Een absurd brede machtspartij die schakeringen vertegenwoordigt die bij ons van Alexander De Croo tot Kristof Calvo, van Mark Rutte tot Jesse Klaver lopen, geeft de kiezer immers weinig keuzevrijheid.

Nog dringender heeft de Amerikaanse politiek behoefte aan een rem op de invloed van big money op de politiek. Verkiezingen horen niet gekocht te worden. Niet door multimiljardairs die uit hun privéspaarpot honderden miljoenen dollars toveren om kiezers te overtuigen, en nog minder door carrièrejagers die door rijke donateurs worden gesponsord in ruil voor welwillende wetgeving of prestigieuze benoemingen zodra ze aan de macht zijn. Barack Obama’s grassrootscampagne en zijn hoge graad van moraliteit hebben Amerika even in slaap gewiegd. Het scheen dan toch niet zo’n vaart te lopen met dat verkopen van de hoogste macht aan de meestbiedende.

Maar wat er zich inmiddels heeft afgespeeld, in beide kampen, is niet hoopgevend. ‘Ik vrees dat haciendapolitiek voor lange tijd de norm wordt’, zei Edward Luce. ‘Bij de Republikeinen, maar misschien ook bij de Democraten.’

Het stelsel openbreken tot een meerpartijenstelsel zou de beste manier zijn om dat te vermijden.

Oogkleppen afdoen en ons voorbeeld volgen

Ondanks tien jaar mooie economische groei is Amerika er de laatste tijd niet greater op geworden. In peilingen zegt zowat 60 procent van de ondervraagden dat het met het land de verkeerde kant uit gaat. Dat het voor een deel dezelfde mensen zijn die in 2008 en 2012 ‘Yes, we can‘ stemden en in 2016 ‘Make America great again‘, illustreert hoezeer de Amerikanen willen dat er echt iets verandert ten goede, al weten ze niet wat of hoe. Je kunt pas oplossingen verzinnen als er een minimale eensgezindheid bestaat over de problemen.

Het grootste probleem met Amerikanen en hun politici is dat de meerderheid te kortzichtig is om te beseffen dat veel oplossingen niet ingewikkeld zijn en geen testfase hoeven te doorstaan. Ze bestáán immers al, in Canada, Nieuw-Zeeland, Noordwest-Europa.

Ik ben geen onvoorwaardelijke fan van de zelfingenomen documentairemaker Michael Moore. In films als Bowling for Columbine, Sicko en Capitalism. A Love Story analyseert Moore steevast goed de kwalen, maar hij verzandt ook geregeld in manipulatieve retoriek. Dat was ook zo in Where to Invade Next (2015), waarin hij op missie ging naar een hele reeks vooral Europese landen, om te tonen hoe het beter kon, maar de situatie in die landen te blind verheerlijkte.

We hebben echter geen radicaal-linkse regisseurs nodig. Data van onverdachte organisaties zoals de OESO volstaan. Als de Amerikanen hun oogkleppen afdoen, lezen ze daar meteen af welke voorbeelden ze moeten volgen om hun gezondheidszorg en onderwijs drastisch te verbeteren, hun moordcijfer met vuurwapens te toen verschrompelen, hun transport te moderniseren enzovoort.

De interesse in en kennis van buitenlandse voorbeelden is echter zo miniem dat ieder voorstel van de ‘socialist’ Bernie Sanders meteen kan worden afgeschoten als de weg naar een nieuw Venezuela. Zes op de tien Amerikanen beschouwen de eigen cultuur als superieur aan alle andere. Dat is veel meer dan in om het even welk ander land. Die navelstaarderij is nefast voor een inhoudelijk debat.

Het beste voorbeeld is de gezondheidszorg. Die is in de VS grotendeels privaat, met sinds de jaren zestig via Medicare en Medicaid ook een regeling voor bejaarden en armen. Een grote categorie mensen viel volledig uit de boot, maar Obama haalde die drenkelingen aan boord met zijn Affordable Care Act. Hij werd er aanvankelijk zwaar op aangevallen door rechts Amerika, en Trump probeerde ‘Obamacare’ af te schaffen, tevergeefs. Inmiddels zijn ook veel Republikeinse kiezers gaan beseffen dat Obamacare hen echt helpt, ondanks zijn kinderziekten.

De Amerikaanse gezondheidszorg blijft echter per capita veruit de duurste ter wereld, en met slechte resultaten. Veel werknemers zijn als het ware gegijzeld door het bedrijf waar ze een goed gezondheidsplan hebben, andere vallen nog steeds tussen de mazen van het net of betalen zich arm aan peperdure medicijnen.

De gezondheidslobby (Big Pharma en de grote verzekeringsmaatschappijen) heeft in Washington voor ieder Congreslid twee voltijdse lobbyisten in dienst. Zij stellen een algemene, door de overheid georganiseerde gezondheidszorg voor als des duivels, en politici die zo’n Medicare for all willen invoeren (zoals Bernie Sanders en Elizabeth Warren) als gevaarlijke radicalen.

Zoals gezondheidswetenschappers en economen telkens weer aantonen, is dat onwaar. ‘Universal health care‘ bestaat in tweeëndertig van de drieëndertig meest ontwikkelde landen ter wereld. Als de VS het zou invoeren, zou de gezondheidsrekening met honderden miljoenen dalen. Ik vertel tegen conservatieve Amerikanen soms dat in West- Europa geen zinnig mens het ooit zou willen afschaffen: noch de armlastige patiënten, noch de welvarende artsen. De Amerikanen hoeven niet eens naar ons te kijken, gewoon de buren in Canada bestuderen is genoeg.

Zo zijn er wel meer onderwerpen. Gun control bijvoorbeeld: haal er statistieken bij, en de voorstanders van vrije wapendracht staan met de mond vol tanden. Hun tot een soort religie gepromoveerde hobby eist onverantwoord veel mensenlevens, punt.

Of onderwijs. Veel mensen in de VS geloven mij gewoon niet als ik zeg dat jongeren uit de armste lagen van de bevolking zich zonder levenslange studieschuld kunnen opwerken aan topuniversiteiten in Europa.

Zelfs als ze het wel geloven, verzetten ze zich: ‘Dat kan wel zijn, maar de belastingen zijn torenhoog in Europa.’ Daarmee eindigt meestal het debat, want de afkeer van belastingen en het wantrouwen tegen de overheid zijn in de VS uitgegroeid tot een cultus.

Francis Fukuyama, de politicoloog die in 1992 ‘het einde van de geschiedenis’ voorspelde, zei me in een interview dat het allemaal de schuld was van Ronald Reagan. ‘”Government is not the solution, government is the problem“, zei Reagan vaak. Met die woorden heeft hij een zaadje geplant in de geesten, waardoor jongeren niet meer willen werken voor de overheid, en burgers er niet meer financieel aan willen bijdragen. Het is een vicieuze cirkel. Amerikanen willen geen belastingen betalen en klagen dat hun overheid machteloos is. Het tegendeel van bijvoorbeeld Denen of Zweden, die zonder veel morren hoge belastingen betalen omdat ze zien dat de regering er een zinnig beleid mee voert.’ Aldus Fukuyama, toch allesbehalve een linkse rakker.

De Antwerpse hoogleraar Ive Marx schreef in een vrije tribune in De Standaard een opmerkelijk pleidooi voor belastingen, na een studiereis naar de VS. ‘Op ons loonbriefje zien we elke maand hoeveel we bruto verdienen en wat we netto krijgen. Dat is een ontnuchterend verschil’, schreef Marx. Hij verwees ook naar tunnels die instorten, rechtszaken die jaren aanslepen, treinen die weer niet rijden, en hij vergat regeringsvormingen die eindeloos duren. Dat zou allemaal niet mogen in een land waar meer geld vloeit naar de overheid dan vrijwel waar ook ter wereld, communistische landen als China of Vietnam inbegrepen.

Maar Marx riep op ook eens stil te staan bij wat we ervoor in de plaats krijgen: nagenoeg gratis kwaliteitsonderwijs, en nagenoeg gratis gezondheidszorg, kinderopvang en openbaar vervoer. Hij wees op een OESO-studie, die berekende dat zulke diensten alleen al zo’n 30 procent aan ons inkomen toevoegen. Daarin is een cultureel aanbod van uitzonderlijk hoog niveau niet eens verwerkt, noch de gemoedsrust.

Amerikanen zijn voortdurend bezig met zich te verzekeren tegen alle risico’s in het leven, en dat lukt nooit volledig. Zijn de belastingen (vooral het loonbeslag) te hoog in België? Ongetwijfeld, maar zou ik willen ruilen met de Amerikanen? Nooit van mijn leven. Je krijgt het aan weinig Amerikanen verkocht. Als je verwijst naar de veel hogere welzijnsscores in Scandinavië, de Benelux, Nieuw-Zeeland, Canada, bots je vaak op een muur van arrogantie en onwetendheid, die zich vertalen in een onwil om de alternatieven te bestuderen.

Barack Obama had de openheid van geest en het lef om te zeggen: ‘Ik geloof in American exceptionalism, net zoals de Britten geloven in Britse uitzonderlijkheid en de Grieken in Griekse.’ Een dergelijke nuchterheid en wijsheid zijn dringend aan een comeback toe.

De Amerikaanse oogkleppen zijn trouwens niet alleen geografisch, maar ook historisch. Niemand schijnt nog te beseffen dat de belastingdruk in de welvarende Eisenhowerjaren even groot en zelfs groter was als die in Europa. Is het links om in te zien dat de VS dringend behoefte heeft aan investeringen in infrastructuur, onderwijs, culturele vorming, zorg, milieu, zeker na vier jaar totale ontmanteling? Deskundigen zeggen dat zo’n politiek vooral heel erg nodig is – een ruk naar links, als compensatie voor een jarenlange ontsporing naar rechts.

De alternatieven zijn uitgeput

Patiënt Amerika is ziek. Minstens even ziek als Europa. Het economische rapport leek er wat rooskleuriger, maar dat voordeel is verdampt door het coronavirus, en de politieke verdeeldheid is er nog verlammender. En toch lijkt de situatie niet hopeloos. Amerikanen kunnen terugkeren naar de toestand vóór de simultane waanzin toesloeg van christelijk fanatisme, ziekelijke geldzucht en haat tegen wie anders is of anders denkt. De menselijke kwaliteiten en de ambitie zijn er om te slagen, en ze hebben een waarlijk verrukkelijk land tot hun beschikking.

De eerste keer dat ik over Fifth Avenue wandelde of de rode rotsen van Monument Valley aanschouwde, kreeg ik haast tranen in de ogen. Amerikaanse streken die ik nog nooit heb bezocht, staan nog steeds hoog op mijn verlanglijstje.

De uitdagingen zijn aanzienlijk, maar de taak kan opeens heel wat haalbaarder lijken zodra die eerste stap gezet wordt. Winston Churchill, de legendarische Britse premier, zei ooit: ‘Amerika zal altijd doen wat het moet doen, na alle alternatieven te hebben uitgeput.’ Ik geloof dat je na Donald Trump in het Witte Huis wel kunt zeggen dat alle alternatieven zijn uitgeput. Het moment om te doen wat moet worden gedaan, is dus nu.

Ik voel dat heel veel Amerikanen dat beseffen. Een golf van jongeren, vrouwen en minderheden doet me geloven dat de VS klaar is om zich te ontdoen van het trumpisme, en geleidelijk ook terug te komen van andere dwaalsporen. Amerikaanse jongeren geven me soms zelfs meer hoop dan die in onze contreien, die volgens peilingen steeds meer sympathie hebben voor extreemrechts.

Als die mentaliteitswijziging zich doorzet, komt misschien de tijd nog dat ik wél naar de VS wil verhuizen. Of is Amerika dan Amerika niet meer?

‘Amerikanen. Het had zo mooi kunnen zijn’ van Steven De Foer komt 28 mei uit bij Polis.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content