Venezuela, dat zware economische problemen kent als gevolg van de lage olieprijs, gaat de prijs aan de pomp voor de eerste keer in bijna 20 jaar verhogen. Tegelijk wordt de munt, bolivar, met 37 procent gedevalueerd voor wat betreft de invoer van basisproducten zoals voeding en geneesmiddelen.
Dat kondigde president Nicolas Maduro aan.
De economie van Venezuela hangt voor 95 procent af van de export van ruwe olie. Door de forse daling van de olieprijs heeft het land dus ook veel minder inkomsten. Elektriciteit en basisproducten zijn gerantsoeneerd, er wordt zelfs gevreesd voor voedseltekorten. Aan de winkels vormen zich dagelijks lange rijen. Daarbovenop is de politieke situatie erg gespannen, want voor het eerst heeft de oppositie een tweederdemeerderheid in het parlement. Die wil president Maduro nu laten afzetten; de grondwet laat zo’n procedure toe.
Twee wisselkoersen
De president maakte bekend dat de prijs van benzine zal worden verhoogd, voor de eerste keer sinds 1996. Volgens Maduro is dat nodig om de dalende olie-inkomsten te compenseren. Het geld zou worden gebruikt voor sociale programma’s. Maar ondanks de prijsstijging blijft tanken nog altijd spotgoedkoop, met minder dan 1 Amerikaanse dollar per liter. Daarnaast wordt de munt voor basisproducten gedevalueerd. Venezuela zal vanaf donderdag feitelijk twee officiële wisselkoersen hanteren, afhankelijk over welke producten het gaat. Een gecontroleerde koers van 10 bolivar per Amerikaanse dollar, tegen 6,3 bolivar voordien. En een vrije wisselkoers die momenteel schommelt rond de 200 bolivar per dollar. Het feitelijk subsidiëren van basisproducten dateert nog uit de tijd van president Chavez, de voorganger van Maduro, maar blijkt moeilijk houdbaar.
(Belga/RR)