‘De tweede golf dreigt echter te bestaan uit geharde strijders en is om die reden gevaarlijker’, zeggen experts.
Veertig tot vijftig procent van de buitenlandse terroristische strijders (ftf’s) die vertrokken zijn naar Syrië en Irak, zijn volgens cijfers van de lidstaten van de Europese Unie inmiddels teruggekeerd. Dat zei Jean-Paul Laborde van het Uitvoerend Directoraat van het Antiterrorismecomité (CTED) van de Verenigde Naties donderdag in Brussel. Een antwoord op die stroom van terugkeerders bestaat volgens hem in sterke internationale samenwerking.
Het voorbije anderhalf jaar nam de stroom vanuit Europa vertrekkende strijders naar Syrië en Irak af met circa 90 procent, zei Laborde. Maar door de verliezen van terreurbeweging IS de voorbije twee jaar steeg het aantal terugkerende Syriëstrijders. De op handen staande instorting van het territorium van IS, het zogenaamde kalifaat, zou een nieuwe golf op gang kunnen brengen van terugkeerders.
“Eén die gevaarlijker is dan de vorige.” De eerste golf terugkeerders bestond volgens Laborde uit een groot aantal jongeren die naar Syrië en Irak gingen “voor de T-shirts en de foto’s”. Zij kwamen “gedesillusioneerd en ontsteld” terug. De tweede golf dreigt echter te bestaan uit geharde strijders en is om die reden “gevaarlijker”.
Bovendien hadden ze meer tijd om netwerken te smeden, ook met criminele organisaties, die hen kunnen bijstaan om aanslagen te plegen. Tussen de 40 en de 50 procent van de Syriëstrijders die vertrokken naar Syrië en Irak, is inmiddels teruggekeerd, zei Laborde, die zich baseerde op de cijfers van de lidstaten van de Europese Unie.
Niet altijd keren ze terug naar het land waar ze opgroeiden. Sommigen keerden ook terug naar het land waar hun familie oorspronkelijk van afkomstig is of gingen naar andere conflictgebieden, zoals Afghanistan. Een aanzienlijk deel van de ftf’s is een vrouw, klinkt het.
Internationale aanpak vereist
Een van de mogelijke antwoorden is volgens Laborde “een zeer sterke samenwerking, niet alleen binnen de Europese Unie, maar ook met landen in de conflictzone en errond”. Daarvoor is gepaste wetgeving vereist, in overeenstemming met de internationale conventies, want anders dreigt dat samenwerking te bemoeilijken.
Laborde wees erop dat in de nasleep van terreuraanslagen vaak “haastig” ad-hocmaatregelen zijn genomen die daar niet altijd voldoende aandacht voor hadden. “Je kan maatregelen aannemen die tot doel hebben om de veiligheid te verhogen. Maar als ze niet in overeenstemming zijn met de conventies riskeer je op het einde van de dag achter te blijven met maatregelen die net het tegenovergestelde bewerkstelligen”, zei Laborde.
Laborde onderstreepte ook het belang van preventie van radicalisering, met aandacht voor de drijfveren van Syriëstrijders. Hij zei ook dat de strijd tegen jihadistische groeperingen zich meer en meer zal verleggen naar de “virtuele wereld”, nu de instorting van het territorium van IS nakend is.