Sekswerk als laatste redmiddel in Afrika: ‘Hiv doodt je binnen twintig jaar, maar honger binnen twee dagen’

© AIPC

In landen als Liberia, Nigeria, Oeganda, Zimbabwe, Congo, Kenia en Zuid-Afrika moeten vrouwen onder de armoedegrens noodgedwongen tot sekswerk overgaan om zichzelf en hun gezinnen te kunnen voeden, soms bovenop hun betaalde job. Een internationaal team van journalisten zocht enkele vrouwen op en brengt hun verhaal.

Anita, die met haar vijf kinderen, haar oma en haar twee broers in haar eenkamerwoning op de grond slaapt, wordt elke ochtend om vier uur ’s ochtends wakker om op tijd op haar schoonmaakjob te zijn in een school in Pretoria, Zuid-Afrika. Ze komt ’s avonds terug om te koken voor de kinderen, maar kan daarna niet rusten. Ze moet door naar de lokale shisa nyama, een openluchtbar, waar ze op tafels danst en hoopt een man te vinden die tweehonderd Rand (twaalf euro) wil betalen voor een sessie met haar.

Saratu in Abuja, Nigeria biedt na een dag werken in haar marktkraam seks aan naburige werknemers en handelaren.

Hetzelfde lot wacht wacht Laura, een student in Lubumbashi, in de Democratische Republiek Congo, Lucy, kokkin in het dorp Tororo in Oeganda en Nadifa, een naaister in de Somalische gemeenschap in Eastleigh, Nairobi.

Ze kunnen eenvoudigweg niet rondkomen zonder sekswerk, ook al zijn ze bang voor de risico’s: voor gewelddadige klanten en nog meer voor hiv/aids, zoals Karabo in Pretoria de ziekte kreeg en nu te moe en ziek is om ook nog maar iets te doen.

De bovengenoemde vrouwen figureren in een nieuw rapport van het African Investigative Publishing Collective. Uit het rapport, gebaseerd op in totaal 226 interviews verspreid over zeven Afrikaanse landen, blijkt dat bijna twee derde van de vrouwen die leven op of onder de armoedegrens sekswerk doet om zichzelf en hun gezinnen te kunnen voeden. Voor de interviewoefening benaderde het AIPC-team vrouwen in gemeenschappen op of onder de armoedegrens van 1,70 euro per dag in Liberia, Nigeria, Oeganda, Zimbabwe, DRC, Kenia en Zuid-Afrika.

Nadrukkelijk werd daarbij niet gefocust op vrouwen in red light districts of bordelen, maar op ‘gewone’ vrouwen met ‘day jobs’, zoals onder meer kapsters, groenteverkoopsters, schoonmaaksters, naaisters, serveersters en huisvrouwen.

Van degenen die zeggen dat ze sekswerk moeten doen bovenop hun dagelijkse werk, zijn allen bang om hiv/aids op te lopen – nog steeds een doodvonnis voor vrouwen die zich de dure antiretrovirale behandelingen niet kunnen veroorloven – omdat cliënten weigeren condooms te gebruiken. Ze geven tevens aan dat ze wel gedwongen zijn dat risico te nemen om zichzelf, hun kinderen en vaak ook oudere en zieke familieleden te voeden.

Ze lijden in overgrote meerderheid ook onder een schaamtegevoel. ‘Ik ben mijn ziel kwijtgeraakt. Ik word uitgelachen. Ik ben leeg’, luiden vele antwoorden. Slechts een derde van alle geïnterviewde vrouwen zegt dat ze genoeg inkomen hebben om geen sekswerk te hoeven doen.

Elke vrouw prostituee

‘Laat je niet misleiden, elke vrouw hier is een prostituee’, zegt Emma, kapster in de sloppenwijk Kamwokya, Kampala, Oeganda. ‘Ze zullen het niet zeggen, maar het is wel zo. Hoe kun je hier anders overleven?’

Hiv doodt binnen twintig jaar maar honger binnen twee dagen, fluisteren de vrouwen hier tegen elkaar. De sloppenwijk zit vol met mensen die ooit uit de plattelandsgebieden van Oeganda kwamen, op zoek naar een beter leven in de stad. Maar terwijl de mannen wat geld op zak hadden van land dat ze thuis hadden verkocht, kwamen de vrouwen, vanwege traditionele regels die vrouwen uitsluiten van grondbezit en erfdeel, met niets.

Niets behalve een extra last, beter gezegd. Aangekomen in de ‘grote stad’ is het nu ook aan hen om geld naar huis te sturen voor bejaarde ouders, al dan niet zieke familieleden en soms kinderen die ze hebben achtergelaten. Thuis blijven wonen en doorgaan met boeren, is geen oplossing: in Mali, waar mannen de landelijke gebieden verlaten en vrouwen en kinderen achterblijven, nemen vrouwen ook hun toevlucht tot sekswerk om hun gezin te voeden.

‘Ze denken dat mijn schoenenstalletje goede zaken doet.’

Timi in Nigeria

De last, waar vrouwen – moeders, en in het geval van bejaarde ouders, de oudste en daaropvolgende dochters – uitsluitend verantwoordelijk lijken te zijn voor het welzijn van het hele gezin, wordt door de meeste geinterviewden genoemd als een belangrijke factor in hun beslissing om dan maar sekswerk te gaan doen. Ironisch genoeg houden vrouwen dat dan vaak geheim voor dezelfde families. In de woorden van Timi, in Nigeria: ‘Ze denken dat mijn schoenenstalletje goede zaken doet.’

Geen van de vrouwen beschouwt sekswerk als ‘gewoon werk.’ ‘Dit is geen baan’, zegt Winnie, die met Emma in Kamwokya werkt. ‘Het is verschrikkelijk.’

De vrouwelijke studenten aan de Universiteit van Lubumbashi, in de mineraalrijke provincie Katanga in de Democratische Republiek Congo, zijn het daarmee hartgrondig eens: zij kunnen niet wachten tot de dag dat ze hun diploma hebben en dan niet meer met klanten mee hoeven. Maar sinds hun ambtenarenvaders maandenlang hun salaris niet hebben uitbetaald gekregen, bedient Laura ’s avonds mannen in hotels in ruil voor geld voor eten, vervoer en universiteitskosten, terwijl Juliette onderhouden wordt door een suikeroom: een rijke douaneman (douaneambtenaren die regelmatig giften van minerale smokkelaars ontvangen, behoren tot de rijkste ambtenaren in de DRC.)

Juliettes ‘suikeroom’ roept haar op elk moment van de dag en nacht bij zich, waardoor ze lessen en examens mist. Ze moet dan met leraren slapen om die weer in te mogen halen.

Abortus in de achterstraatjes

Hun hoop op een diploma vervaagt echter met de dag. Laura is uitgeput omdat ze steeds meer klanten moet bedienen vanwege de steeds hogere voedselprijzen, en Juliettes ‘suikeroom’ roept haar op elk moment van de dag en nacht bij zich, waardoor ze lessen en examens mist. Ze moet dan met leraren slapen om die weer in te mogen halen.

Bovendien is er het risico op ziekte en ze zijn ook bang voor de ‘herhaaldelijke abortussen’ die ze moeten ondergaan in de achterstraten van Lubumbashi. Gezinsplanning wordt dermate afgekeurd in de DRC, dat zelfs wanneer anticonceptiepillen beschikbaar zijn, het risico dat ‘iemand zal klikken’ meisjes er nog steeds van weerhoudt om er in apotheken en klinieken om te vragen. Daarentegen zijn er illegale abortussen in overvloed. Veel mensen in Lubumbashi en elders in de Democratische Republiek Congo kennen een meisje dat niet terugkwam van de ‘behandeling’ na zwanger te zijn.

Rita, een grootmoeder en voormalig soldaat in het Liberiaanse leger, is bang voor wat haar 18-jarige kleindochter Baby-girl zou kunnen overkomen, maar slaagt er niet in haar ’s nachts van de straat te houden. ‘Ik heb haar zo vaak geslagen dat ik geen kracht meer over heb. Maar ze blijft doorgaan.’

Later in het gesprek geeft Rita toe dat er vaak niet genoeg eten in huis is en dat ze de kinderen ’s avonds vaak niets meer kan geven dan wat vruchtensap met een van de rehydratiepoederzakjes die alom uitgedeeld worden door hulporganisaties.

Er zijn armoedebestrijdingsprogramma’s en positieve actieprogramma’s voor vrouwen in bijna alle landen waar vrouwen werden geinterviewd. In Liberia biedt een nieuwe regering onder ex-voetballer, nu president, George Weah een ‘pro-poor agenda’ met een expliciete focus op meisjes. Het programma omvat volgens de regeringswebsite naast betere sanitaire voorzieningen in de nu met rioolafval vervuilde straten, medicijnen in klinieken en functionele scholen ook beurzen voor extreem arme gezinnen en dagelijkse schoolmaaltijden. Misschien zou Baby-girl wel naar school gaan als ze daar eten kreeg, maar tot nu toe is daar geen sprake van. Tegelijkertijd werd een straatmeisjesprogramma dat gedeeltelijk werd gefinancierd door ngo’s en dat – weliswaar een druppel op de gloeiende plaat, maar toch – tweeduizend meisjes uit de straten van Monrovia aan kleine bedrijfjes probeerde te helpen, stopgezet toen de nieuwe regering in 2018 aantrad. (Er werd geen reden voor de stopzetting gegeven, maar in Monrovia zegt men dat de nieuwe minister, van een partij die tot voor kort nog in de oppositie zat, het niet heeft op programma’s die werden geinitieerd door de vorige regering. In Monrovia observeert men tevens dat nieuwe ministers druk bezig zijn met het laten bouwen van vorstelijke huizen voor henzelf.)

In een ander voorbeeld verklaart de Oegandese regering regelmatig met trots dat het land bezig is de ‘lage inkomens’ status te verlaten, maar de geinterviewde vrouwen merken ook daar weinig tot niets van; de respectabele website Poverty Clock, die werkt met gegevens van de Wereldbank, houdt bovendien nog steeds gewoon het extreem arme deel van de Oegandese bevolking op tweeëndertig procent. Ook de al even trots geadverteerde 34 procent vrouwen in het Oegandese parlement lijken niets uit te stralen naar de sociale lagen waar de armste vrouwen verkeren.

Hetzelfde geldt voor olierijk Nigeria, dat een volledig ministerie voor Vrouwenzaken kent en zelfs een begroting voor ‘kwetsbare groepen’, en voor Zuid-Afrika, waar maar liefst de helft van de ministers en parlementsleden vrouw is. Ook daar merken de armen weinig tot niets van de verrijking, of de vervrouwelijking, van de politieke elite.

De dikke-buiken-mannen

Sommigen bij de politieke elite kennen de vrouwen in de armenwijken echter wel. In het plattelandsdorp Moutse in Zuid-Afrika wijzen verschillende geïnterviewde vrouwen op de ‘dikke-buiken-mannen’ in plaatselijke overheidskantoren die hun huiseigenaren zeggen te zijn. Ze zeggen dat ze huur aan deze ‘huisbazen’ betalen: soms in geld, soms met seks. Pogingen om uit te vinden of de vierkante, uniforme bouwsels in dit landelijke gebied eigendom zijn van particulieren of deel van sociale woningbouw door de overheid falen echter. De gemeentewoordvoerder, in een e-mail die weken nadat vragen zijn verzonden arriveert, zegt dat hij niet weet over welke huizen het hier gaat, ook al is dat hem in geografisch detail uitgelegd.

‘Mannen hoeven niet bij kinderen te blijven, dus hebben ze geld voor onzin.’

Een vrouw in Moutse

In Zimbabwe zijn het de soldaten die de vrouwen lastigvallen. Geïnterviewde vrouwen in de diamantvelden van Chiadzwa zeggen dat ze sekswerk doen (dat ze ook hier uit schaamte vaak geheim houden voor hun families) omdat er van beloftes van werkgelegenheid in de mijnbedrijven al ruim tien jaar lang niets terecht komt. De vrouwen melden dat de soldaten, die hen herkennen van het sekswerk ’s avonds, soms bij hun woningen aankloppen om op elk moment van de dag of nacht gratis seks te eisen, maar dat dezelfde soldaten hen soms arresteren bij razzia’s gericht tegen ‘illegale activiteiten’ in het mijngebied. Een vrouw vertelt dat zij met andere vrouwen bij zo’n razzia naar de nabijgelegen politiebasis werd gebracht en dat de groep zweepslagen had gekregen ‘om te leren niet op hun rug te liggen en hun benen te openen.’ (Gevraagd om commentaar hierop zei het hoofd van de provinciale Derde Brigade van het Zimbabweaanse leger, Majoor Xavier Chibasa, dat hij een onderzoek naar de aantijgingen zou instellen.)

Een billboard in Moutse, Zuid-Afrika
Een billboard in Moutse, Zuid-Afrika© AIPC

De vraag waarom, zelfs in zeer arme gemeenschappen, mannen geld lijken te hebben om voor seks te betalen, terwijl vrouwen door geldgebrek sekswerk doen, wordt in één zin beantwoord door een vrouw in Moutse: ‘Mannen hoeven niet bij kinderen te blijven, dus hebben ze geld voor onzin.’ In Moutse werd tevens opgemerkt dat mannen die kinderen hadden bij verschillende vrouwen ook de kinderbijslagtoelage (van zo’n vijfentwintig euro per maand per kind) ophaalden om er zichzelf hun deel van toe te kennen.

Clowns in de regering

De resultaten van het onderzoek wijzen er op dat slecht bestuur, met zijn mislukkingen op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs en zorg voor ouderen (olierijk Nigeria heeft bijvoorbeeld een National Health Insurance Scheme dat na twaalf jaar implementatie nog steeds slechts één procent van de bevolking dient) een belangrijke oorzaak is van de extreme verarming van vrouwen.

Als tweede oorzaak wordt het feit genoemd dat maar heel weinig mannen de last van de zorg voor kinderen of gezinnen delen, en dan zijn er ook nog de traditionele regels die zeggen dat vrouwen geen eigendom of land kunnen erven.

Deze tradities worden nog meer tot struikelblok in een context waarin mannen hun eigen traditionele rollen als kostwinners en beschermers niet meer vervulden. ‘Ze zeggen dat ze nog steeds echte mannen zijn, maar ze zijn perverse versies van mannen geworden’, zegt een vrouw in Moutse, die ook de ‘pijn van apartheid’ de schuld geeft van trauma’s in Zuid-Afrikaanse zwarte gemeenschappen.

Tegelijkertijd geven veel vrouwen aan dat ook bij deze verschijnselen slecht bestuur een rol speelt. Zo bestaan er in de meeste landen in het rapport inmiddels wetten tegen vrouwvijandige tradities, en voor de verplichting van (ook) vaders tot kinderonderhoud, maar daaraan wordt niet of nauwelijks de hand gehouden. De meeste vrouwen gaven dan ook veelal de schuld aan ‘clowns in de regering’, ‘politici die ons niet respecteren’ en ‘corrupte regeringen’.

Nationale en lokale autoriteiten reageren ontwijkend of helemaal niet op de hen voorgelegde bevindingen. In Mali verwijst een ambtenaar naar lokale projecten voor jeugdwerkgelegenheid die we niet kunnen traceren (ook geen van de twaalf jongeren die we in de betreffende plaats interviewen heeft hiervan gehoord) en in de Democratische Republiek Congo wordt ons verteld dat het relevante ministerie de ‘situatie ter plaatse’ nog moet gaan onderzoeken. In Nigeria zegt een functionaris van het ministerie van Vrouwenzaken eerst dat er een begroting is voor ‘kwetsbare groepen’ om later toe te geven dat een dergelijk budget ‘niet is vrijgegeven.’

In Zuid-Afrika meent de gemeentelijke woordvoerder in Moutse dat werkgelegenheid de taak is van de National Youth Development Agency (die in de twintig jaar van zijn bestaan nog geen enkel resultaat heeft geboekt); een directeur van het Nigeriaanse ministerie van Volksgezondheid weigert elk commentaar; en behalve legermajoor Chibasa reageren autoriteiten in Zimbabwe en Oeganda helemaal niet op herhaalde e-mails en telefoontjes.

Koersen op oyinbo

Alleen in Nigeria, zo blijkt uit de interviewoefening, zijn vrouwen erin geslaagd via de prostitutie geld te sparen en er zelfs huizen van te laten bouwen. Die vrouwen, die in de buurt van oliemaatschappijen en andere ‘expat’ bedrijven wonen, hebben oyinbo als klant – witte mannen. Deze betalen veel beter dan de plaatselijke klandizie, melden zij, zeker in gevallen waar de oyinbo verliefd is geworden op de betaalde minnares. Veel respondentes melden dat ze, als ze toch in de prostitutie moeten werken, dat veel liever in Europa zouden doen.

In een conclusie stelt het AIPC dat er in eerste instantie meer onderzoek npodig is om te zien in welke mate de bevinding dat van de honderden miljoenen die Europa en de individuele Europese landen, vaak in partnerschap met de Wereldbank, alleen al dit jaar bijdragen aan armoedebestrijding op het Afrikaanse continent niets bij de 226 geinterviewde vrouwen terecht komt, verder onderbouwd kan worden. Ook zou verder gesubstantieerd moeten worden tot in hoeverre dat te wijten is aan het slechte bestuur van falende overheden.

Het AIPC roept westerse regeringen en globale en mutilaterale instellingen op om verder vooral steun te leveren voor het functioneren van staten en justitiële systemen, in plaats van van incapabele regeringen te verwachten dat geld goed terecht komt. Het roept tevens op tot meer steun aan plaatselijke organisaties die actief zijn op het terrein van goed bestuur, zoals voor de opbouw van belastingsystemen, het monitoren van wetshandhaving en de onderzoeksjournalistiek.

Door Adie Vanessa Offiong (Nigeria), Patience Akumu (Oeganda), Muno Gedi (Kenia), Laurelle Mbaradza (Zimbabwe), Mae Azango (Liberia), Isabelle Ntanga Kabeya, Suzie Manyong Nawat en Eric Mwamba (Democratische Republiek Congo), David Dembélé (Mali) Precious Mbewu, Prudence Mbewu en Evelien Groenink (Zuid-Afrika); (teamleden van het African Investigative Publishing Collective)

Dit rapport kwam tot stand met steun van het Fonds Pascal Decroos voor bijzondere journalistiek. Info: www.fondspascaldecroos.org

Het AIPC en ZAM

Het African Investigative Publishing Collective (AIPC, www.investigativecollective.com) is een collectief van zestien onderzoeksjournalisten in twaalf Afrikaanse landen die in hun samenlevingen onrecht blootleggen en machthebbers verantwoordelijk stellen. Het publiceerde eerder het rapport ‘African Oligarchs’ over kleptocratische regimes, waaraan ook Knack aandacht besteedde. In Nederland werkt het AIPC samen met ZAM, het magazine over Afrikaanse vernieuwing. Voor dit onderzoek werden -voornamelijk door vrouwelijke AIPC-leden en aspirantleden – in zeven landen enkele tientallen vrouwen geinterviewd; in totaal 226 vrouwen. Hen werd steeds een en dezelfde vragenlijst voorgelegd met in het eerste deel algemene vragen over inkomen, armoede en strategieën om rond te komen met (te) weinig geld; het tweede deel, dat alleen werd voorgelegd aan vrouwen die aangegeven hadden seks voor geld te (moeten) hebben, ging over de specifieke omstandigheden waaronder dat werd gedaan en de vraag hoe de vrouwen daar zelf mee omgingen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content