Rwanda, 25 jaar later: ‘De vraag is: was dit wel een genocide?’

'Het wordt te weinig vermeld dat er bij de opmars van het RPF ook een half miljoen Hutu's zijn omgebracht.' © Getty Images

Vijfentwintig jaar geleden, op 6 april 1994, brak in Rwanda de hel los. Op de duizend heuvels van het land vielen duizend maal duizend doden. Maar was er wel sprake van een vooropgezette genocide? ‘Volgens mij ging het veeleer om een burgeroorlog’, zegt de Belgische strafpleiter Jean Flamme.

Voor een kerkje stak een stuk bot recht in de grond, met erbovenop een gespreide handpalm gespietst. In het kerkje lagen de lijken nog op elkaar gestapeld, ‘als kleine en grote, broze poppen’. De beschrijving en het citaat staan op de eerste bladzijde van het boek dat Jean Flamme vijfentwintig jaar later schreef over de gebeurtenissen in Rwanda in het voorjaar en de zomer van 1994, en de processen die daarop zouden volgen. Hij hield aan zijn eerste confrontatie met de gruwel van de slachtpartijen jarenlang zware nachtmerries over ‘en dat draait nog altijd allemaal rond in mijn hoofd’.

Zomer 1994: Flamme is nog maar pas de Vlaamse algemeen secretaris van de nieuwe niet-gouvernementele organisatie Advocaten Zonder Grenzen als hij een telefoontje krijgt van zijn oude vriend Réginald Moreels, die op dat moment voorzitter is van Artsen Zonder Grenzen. Moreels wil met andere ngo’s een missie naar Rwanda organiseren, om te zien hoe ze het land kunnen helpen waar in de maanden daarvoor bijna een miljoen mensen werd gedood. ‘Rwanda was het Hiroshima van Afrika’, schrijft Flamme nu, een kwarteeuw later.

De vraag blijft of controle over de bodemrijkdom in Oost-Congo niet van bij het begin het uiteindelijke doel was.

Hij is op dat moment 44 jaar en drijft in Gent een rustig advocatenkantoor, dat zich vooral met zaken van civiel recht bezighoudt. Maar zijn bezoek aan Rwanda zal hem op het spoor van het internationaal strafrecht zetten en hem nooit meer loslaten. Kort samengevat – voor zover dat mogelijk is – kwam het conflict in Rwanda hierop neer: een door Tutsi’s gedomineerde legermacht onder leiding van Paul Kagame was enkele jaren tevoren vanuit het buurland Oeganda Rwanda binnengevallen. Dat Rwandees Patriottisch Front (RPF) veroverde het noorden van het land, tot er onder meer door Franse en Belgische tussenkomst een bestandslijn werd afgesproken. In de Tanzaniaanse stad Arusha werd vervolgens onder internationaal toezicht met alle partijen over een machtsdeling onderhandeld. Het niet door Tutsi’s bezette deel van het dichtbevolkte land was het RPF begrijpelijkerwijs niet goed gezind. Vluchtelingen uit het noorden zaten in de omgeving van de hoofdstad Kigali in kampen bij elkaar. De haatzender Radio Télévision Libre des Mille Collines zette mensen tegen elkaar op. Extremistische Hutu’s organiseerden zich in Interahamwe-milities en legden wapen- opslagplaatsen aan. De Verenigde Naties stuurden blauwhelmen – met een zwak mandaat en veel te licht bewapend – om de partijen uit elkaar te houden.

'Hutu-milities hebben massaal gemoord. Maar je kunt je afvragen of het wel om een etnisch conflict ging.'
‘Hutu-milities hebben massaal gemoord. Maar je kunt je afvragen of het wel om een etnisch conflict ging.’© GETTY IMAGES

Op 6 april 1994 werd het vliegtuig van de Rwandese president Juvénal Habyarimana en zijn Burundese collega Cyprien Ntaryamira in nog altijd niet geheel opgehelderde omstandigheden met een raket uit de lucht gehaald. Dat was het begin van een explosie van geweld, waarbij op de eerste dag al tien Belgische blauwhelmen door Rwandese soldaten werden vermoord. In het noorden zette het RPF zich in beweging en veroverde in snel tempo het hele land. Onder de bescherming van Franse troepen ontkwam een groot deel van de Hutu-milities en het Rwandese leger naar Oost-Congo. Daar zou zich in de jaren daarna het tweede luik van het drama afspelen, waarbij in opeenvolgende golven van geweld miljoenen mensen om het leven kwamen in wat de Antwerpse professor en kenner van de regio Filip Reyntjens ‘een Afrikaanse wereldoorlog’ noemde. Toen Flamme in augustus 1994 op weg was naar Kigali, waren de heuvels en de dorpen leeg. ‘Het leek alsof het land getroffen was door een neutronenbom’, schrijft hij nu.

Er was voor Advocaten Zonder Grenzen werk aan de winkel. Toen in Rwanda de eerste processen begonnen, stuurde de ngo Europese advocaten naar Kigali om zowel slachtoffers als beklaagden en Rwandese confraters bij te staan. Réginald Moreels, die intussen staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking was geworden, overtuigde premier Jean-Luc Dehaene ervan de operatie financieel te steunen. Dehaene was daar eerst niet voor te vinden. ‘Ik heb al para’s in lijkzakken zien terugkeren’, zei hij. ‘Ik wil dat niet met advocaten zien gebeuren.’

Het vuur aan de lont

Omdat hij de problematiek op die manier goed leerde kennen, kwam Flamme op de advocatenlijst van het Internationaal Straftribunaal voor Rwanda, dat door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties vervolgens in Arusha werd geïnstalleerd om de verantwoordelijken te berechten voor wat een genocide op de Tutsi’s werd genoemd. Het was vooral wat hij op dat tribunaal meemaakte dat Flamme ertoe aanzette om zijn boek te schrijven. Hij noemt de gebeurtenissen van 1994 daarin ‘een samenzwering van de machtigen’.

De Amerikanen wedden op twee paarden: ze steunden het vredesakkoord van Arusha én ze bewapenden het RPF van Kagame.

Jean Flamme: ‘Ik bedoel daarmee dat het klassieke narratief over de genocide niet klopt. De Amerikanen wedden op twee paarden. Het ministerie van Buitenlandse Zaken, het State Department, steunde de akkoorden van Arusha, zoals ook de Belgen dat deden. Tegelijk bewapende het ministerie van Defensie, het Pentagon, het RPF. Kagame, die trouwens zijn opleiding heeft gekregen bij de Amerikaanse geheime diensten, was altijd al de man van de Amerikanen. De Australiër Michael Hourigan, die de zaak voor het Rwandatribunaal onderzocht, meende in zijn verslag over voldoende bewijzen te beschikken dat Kagame zelf de aanslag op de twee presidenten organiseerde en daarmee het vuur aan de lont stak voor de moordpartijen die zouden volgen. Het werd Hourigan niet in dank afgenomen: hij werd prompt ontslagen.’

Redder in nood

Een ander sprookje is volgens Flamme dat Kagame de genocide zou hebben gestopt. ‘Het wordt te weinig vermeld dat er bij de opmars van het RPF ook een half miljoen Hutu’s zijn omgebracht. Er zijn ook getuigen die volhouden dat de Interahamwe door het RPF waren geïnfiltreerd, zodat Kagame mee de genocide op de Tutsi’s zou hebben helpen voorbereiden. Om zich daarna op te werpen als een redder in nood. Hoe dan ook, hij kreeg daarna steun van de Amerikaanse president Bill Clinton en de Britse premier Tony Blair om twee oorlogen te beginnen in Oost-Congo, om daar de Hutu-extremisten op te jagen die een bedreiging vormden voor zijn Rwanda. Daarbij vielen nog zeven tot acht miljoen doden. De vraag blijft of controle over de bodemrijkdom in Oost-Congo niet van bij het begin het uiteindelijke doel was van de hele operatie. Daarom noem ik dit een samenzwering.’

Jean Flamme, Rwanda 1994, De samenzwering van de machtigen, Van Halewyck, Antwerpen, 272 blz., 22 euro.
Jean Flamme, Rwanda 1994, De samenzwering van de machtigen, Van Halewyck, Antwerpen, 272 blz., 22 euro.

Flamme pleit binnenkort nog in een assisenproces in Brussel over feiten die zich in Rwanda hebben afgespeeld. Hij zal bij die gelegenheid opnieuw betogen dat de genocide niet echt is bewezen. ‘Er waren zeker haatcampagnes, er bestonden dodenlijsten en Hutu-milities hebben massaal gemoord. Maar je kunt je toch afvragen of het in Rwanda wel om een etnisch conflict ging. De bekende historica en activiste Alison Des Forges was bijvoorbeeld van mening dat het eerder om een soort klassentegenstelling ging. Om van genocide te kunnen spreken, moet er een welbepaald misdadig opzet zijn. De bedoeling moet aanwezig zijn om een specifieke bevolkingsgroep geheel of gedeeltelijk te vernietigen. De vraag is: bestond er zo’n vooropgezet plan? Was er niet veeleer sprake van een burgeroorlog? Strafrecht is altijd individueel. Het is niet omdat algemeen wordt aanvaard dat er een genocide heeft plaatsgevonden, dat iedereen die ergens in Rwanda iemand heeft gedood ook heeft meegewerkt aan een genocide. Het individu kan niet opgaan in het amalgaam.

Overwinnaarsjustitie

‘Ergens in mijn boek zegt een beklaagde: les coupables se ramassent à la pelle. Er werd op elke heuvel gemoord. Er vielen bijna een miljoen doden! Ik heb daarom ook nooit begrepen waarom alleen fysieke personen konden worden gedagvaard. Wat doe je in zo’n geval met rechtspersonen, zoals wapenleveranciers of banken? Wie leningen verschaft om wapens te kopen, is in mijn ogen ook medeplichtig. Maar als je alleen fysieke personen viseert, pik je er een paar uit en klaar is Kees. Laat een onschuldige maar boeten, want met de schuldigen kun je zaken doen.’

Jean Flamme werd begin 2005 als advocaat bij het Rwanda-tribunaal in Arusha betrokken. Hoe het daar toen aan toeging, beschrijft hij in zijn boek aan de hand van een fictief proces, dat nooit heeft plaatsgevonden, maar waarvan het verhaal steunt op waargebeurde feiten. Flamme is ervan overtuigd dat er zeker in Arusha naar zondebokken is gezocht. Hij noemt het hele tribunaal een circus. ‘Het was en is nog altijd een overwinnaarsjustitie. Dat is jammer. Arusha en het Joegoslaviëtribunaal waren de eerste internationale rechtbanken sinds de processen van Neurenberg na de Tweede Wereldoorlog die zich met strafzaken bezighielden. De hele rechtsgang was op Amerikaanse leest geschoeid en door Amerikanen gestuurd. Zij schreven het statuut en de procedureregels. De procureurs speelden hun spel: er is nooit iemand van het RPF gedagvaard.

Gedetineerden in Irak worden gefolterd. Dat alleen zou voor de regering genoeg moeten zijn om onze IS-strijders daar weg te halen.

Veel advocaten verdachten er de Amerikaanse directeur van de rechtbank zelfs van dat hij rechters dicteerde hoe ze moesten vonnissen. Vreemd genoeg komt het woord vrijspraak in het statuut van het tribunaal niet voor, alsof ze er geen rekening mee hielden dat iemand ooit zou worden vrijgesproken. Toen dat toch gebeurde, werden die mensen dan maar jarenlang in een safehouse in Arusha ondergebracht. Gezinshereniging werd hen geweigerd. Ze hadden ook geen papieren en konden nergens naartoe.’

Achter de coulissen

In zijn boek suggereert Flamme verregaande manipulatie. ‘Achter de coulissen gebeurde er van alles waar wij geen kijk op hadden. Er was geen stafhouder of geen balie, waar advocaten zich konden beklagen. De griffier bestierde alles. Beklaagden konden, bijvoorbeeld, ook niet vrij hun advocaat kiezen. Er bestond wel een officiële lijst met daarop honderden namen van advocaten, maar de beklaagde kreeg van de griffier alleen een shortlist te zien met drie of vier namen. Was hij het daar niet mee eens, dan werd hij geïsoleerd tot hij plooide. Het was echt het Wilde Westen. Ik werd ooit door de familie van een beklaagde gevraagd om hem te verdedigen, maar afgezien van één kort telefoontje heb ik de man nooit te horen of te zien gekregen. Ik paste niet in het plaatje. Kagame chanteerde het tribunaal ook voortdurend als er iets was wat hem niet zinde. Als Rwanda immers geen getuigen of vertalers naar Arusha meer stuurde, was er gewoon geen rechtbank meer.’

Rwanda, 25 jaar later: 'De vraag is: was dit wel een genocide?'

Kindsoldaten

Werd Flamme ook persoonlijk geïntimideerd, zoals de advocaat in zijn boek? ‘In de zaak die ik in Rwanda heb gepleit, ben ik één keer bedreigd door een van de Amerikaanse advocaten. En later, toen ik Thomas Lubanga verdedigde voor het Internationaal Strafhof (ICC) in Den Haag, ben ik op allerlei manieren tegengewerkt. Lubanga, die in de loop van de grote oorlog in Oost-Congo gedurende enkele maanden president van Ituri is geweest, was de eerste beklaagde die voor het ICC verscheen. Hij werd beschuldigd van – en uiteindelijk ook veroordeeld voor – het inzetten van kindsoldaten. Ik heb de procureur toen nog gevraagd of hij misschien van plan was de echte verantwoordelijken voor de massamoord die daar toen plaatsvond te vervolgen. Lubanga heeft nog kindsoldaten gedemobiliseerd, voor zover dat kon, want er waren nog geen opvangcentra. Met een bijna lumumbistisch discours wilde hij de mijnbedrijven belasting laten betalen, ten behoeve van de bevolking van Ituri. Ik zei hem in Den Haag dat hij niet kon winnen omdat hij de eerste was die daar terechtstond, en dus een symbool. En dat besefte hij zelf ook wel.’

De procureur waarvan sprake was toen de omstreden Argentijn Luis Moreno-Ocampo, over wie gewezen rechter bij het ICC Chris Van den Wyngaert onlangs ook nog een boekje opendeed. Flamme: ‘Ik noem Moreno-Ocampo in mijn boek de Sinterklaas van de straffeloosheid. Ik wilde in Oost-Congo op zoek gaan naar getuigen, die de zaak van Lubanga konden dienen. De manier waarop ik daarbij door de procureur ben tegengewerkt en gesaboteerd, tart elke verbeelding. Hij vond Kagame ook altijd een geweldige man.

De manier waarop ik door procureur Luis Moreno-Ocampo van het Internationaal Strafhof ben gesaboteerd, tart elke verbeelding.

‘Bij zijn tiende verjaardag introduceerde het ICC een nieuw logo: ten years of fighting impunity. Terwijl de strijd tegen de straffeloosheid toch een opdracht is die exclusief de procureur toekomt. Een rechtbank die het als haar taak ziet straffeloosheid te bestrijden, is bevooroordeeld. Waar blijft dan het vermoeden van onschuld? Het ICC vervolgt alsnog ook alleen maar Afrikanen. Die zijn daar heel boos over. Er loopt wel een onderzoek naar het optreden van Israël in de Gazastrook, maar zullen de Amerikanen toelaten dat het ICC daar een zaak van maakt? Den Haag verdraagt ook geen kritiek. Nadat ik op een congres in Montreal kritiek had geuit op de werking van het ICC, kreeg ik een brief van de hoofdgriffier met de wenk om in de toekomst in het publiek wat vriendelijker te zijn voor het hof. Dat gaat toch wel ver. Zonder scheiding van machten is er geen justitie.’

Ver-van-ons-bedshow

Omdat hij alleen het Rwandatribunaal en het Internationaal Strafhof heeft meegemaakt, heeft Flamme geen antwoord op de vraag hoe een internationale strafrechtspraak beter kan worden georganiseerd. Hij oppert in zijn boek dat het wellicht beter is om dat soort processen in het land zelf te voeren, zoals dat in Sierra Leone en Cambodja is gebeurd, met een hybride rechtbank, die uit nationale en internationale rechters bestaat. ‘Justice must not only be done, but also seen to be done. Het mag geen ver-van-ons-bedshow zijn. Dat was een kritiek van de Rwandezen op Arusha: ze wisten niet wat daar gebeurde. In Den Haag verloopt het grootste deel van de procedure bijna geheim. Zo werd bijvoorbeeld de helft van mijn pleidooi in de tweede zaak tegen Jean-Pierre Bemba achteraf als confidentieel geklasseerd, zonder dat ik daar toestemming had voor gegeven. Wie de advocatuur probeert te muilkorven, muilkorft de justitie. Wijlen Marcel Storme vertelde me indertijd al dat advocaten tijdens de processen van Neurenberg hun geschreven pleidooien ook op voorhand moesten inleveren. Ze kregen ze pas terug nadat er flink in was gestreept.’

Jean Flamme

– Geboren in Gent in 1950

– Studeerde rechten en notariaat in Gent en Common Law aan het King’s College in Londen.

– Sinds 1976 advocaat aan de balie in Gent.

– Als advocaat verbonden aan het Internationaal Straftribunaal voor Rwanda in Arusha, aan het Internationaal Strafhof en aan het Speciaal Tribunaal voor Libanon, beide in Den Haag.

– Gewezen algemeen secretaris en vicevoorzitter van Advocaten Zonder Grenzen.

– Gewezen algemeen secretaris van de International Criminal Bar.

Hoe moet het dan, bijvoorbeeld, met de Belgische IS-strijders die in Irak worden vastgehouden? Moeten ze hier terecht staan, of toch beter in Irak? Chris Van den Wyngaert is voorstander van een internationale rechtbank ter plaatse. Flamme: ‘Als er de tijd voor is, zou zo’n rechtbank met nationale en internationale rechters zeker meer middelen hebben om bewijzen te verzamelen. Maar het antwoord op de vraag of die mensen in Irak moeten worden berecht, is eenvoudig: in Irak wordt de doodstraf uitgesproken en uitgevoerd. Er is geen enkele garantie dat onze regering van de Irakezen gedaan zou krijgen dat deze mensen die straf niet zouden krijgen. Dan moet de conclusie zijn dat ze daar geen eerlijk proces kunnen krijgen.’

‘De gedetineerden worden in Irak bovendien zwaar gefolterd. Dat alleen zou voor de Belgische regering genoeg moeten zijn om ze daar weg te halen om ze in België of internationaal te laten berechten. Tot ze veroordeeld zijn, geldt toch het vermoeden dat ze onschuldig zijn? Bepaalde verklaringen van politici, onder meer dat het mooi zou zijn als die mensen daar zouden sterven, zijn een aanfluiting van de rechtstaat. Maar dat is vandaag de dag geen uitzondering.’

Terug naar Rwanda, Canvas, 21.15 uur, vanaf 26 maart, 5 afleveringen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content