Pink Floyd: portret van een onzichtbare band

Pink Floyd: Wright, Mason, Waters en Gilmour in 1971. © Met de toestemming van 'The Pink Floyd Exhibition: Their Mortal Remains'

Op 4 augustus 1967, in het hartje van de Summer of Love, verscheen The Piper at the Gates of Dawn, het sprankelende debuut van Pink Floyd. Vijftig jaar later wijdt het Victoria and Albert Museum in Londen een ambitieus retrospectief aan de Britse band. Die tentoonstelling is een voltreffer – ook door wat ze níét laat zien.

Iedereen kent Pink Floyd en niemand kent Pink Floyd. De Britse dj John Peel schreef over hen: ‘Ze konden bij een van hun eigen concerten tussen de toeschouwers gaan staan zonder te worden herkend. Wat een kunststuk.’ In Pink Floyd hebben vijf mannen gezeten. Drie van hen hebben de band in verschillende decennia geleid. Samen hebben ze meer dan tweehonderd miljoen platen verkocht. Maar wie ze waren, was van geen tel. Clever en creatief leidden ze de aandacht af van zichzelf en naar hun muziek. Gaven amper interviews en verdwenen van hun eigen platenhoezen, waar ze plaatsmaakten voor een prisma, een zakenman in lichterlaaie, een vliegend varken – zinnebeelden die publiek domein werden. Op het podium verborgen ze zich achter lichten en effecten, film en animatie, opblaasbare handlangers, en ten slotte achter een muur. Roger ‘Syd’ Barrett (zang, gitaar), David Gilmour (zang, gitaar), Nick Mason (drums), Roger Waters (zang, bas) en Rick Wright (zang, toetsen) schreven een verhaal waaruit ze zichzelf vervolgens wegschreven, zodat anderen er zich in konden vinden.

Dat verhaal vertellen in 3D: het idee kwam jaren geleden al uit de koker van Storm Thorgerson. Hij en Aubrey Powell, metgezellen van de band uit Cambridge en samen bekend als Hipgnosis, ontwierpen het artwork van menige Pink Floyd-plaat – hun pad zult u verderop in dit stuk opnieuw kruisen. Na Thorgersons dood in 2013 broedde Powell het plan van zijn spitsbroeder uit. ‘De tentoonstelling moest larger than life zijn’, besloot hij. ‘Net zoals de band.’

We waren een eiland. We stonden op onze onafhankelijkheid, wilden niet beïnvloed worden

David Gilmour

Powell ging aan de arbeid met de zegen van Gilmour, Mason, Waters en de erven Barrett en Wright. Terwijl die hun zolders en kelders, archieven en loodsen leeghaalden, vond Powell een bondgenoot in het Victoria and Albert Museum (V&A). Dat had net de ban gebroken met de blockbuster David Bowie Is: rock in een kunsttempel, het vloekte niet langer. En zo kwam – de macabere titel is uit de song Nobody Home op de dubbelaar The Wall gelicht – Their Mortal Remains tot leven, een chronologisch en thematisch parcours langs de stoffelijke resten van de band. Meer dan 350 vaak ongeziene artefacten beslaan samen een oppervlakte van meer dan 1,5 vierkante kilometer. Je oren worden overgenomen door Sennheiser: de Duitse audiogigant ontwikkelde een koptelefoon die je in elk hoekje van elke zaal een aangepaste soundtrack inlepelt. De vloer van zwart vinyl en het aldoor gedimde licht versterken het Alice in Wonderland-gevoel nog. Het is alsof je door de groef van een gigantische elpee wordt gestuurd.

Narcissen en zeepbellen

Die rondgang start via een portaal in de vorm van het zwarte-witte Bedford-busje dat de band midden jaren zestig van show naar show bracht. Nick Mason, Roger Waters en Rick Wright, studenten architectuur in Londen, coverden al een hele poos Britse en Amerikaanse r&b in wisselende bezettingen en met dito succes toen Syd Barrett, een jeugdvriend van Waters, er schilderkunst kwam studeren. Hij werd hun frontman, gaf hun een nieuwe naam – geïnspireerd door Pink Anderson en Floyd Council, twee bluesveteranen uit Georgia – en een toekomst.

Van de ene nacht op de andere werd Pink Floyd het huisorkest van de Londense psychedelische undergroundscene, de voorhoede van een uitdijende rebelse jongerencultuur, van een generatie die inging tegen het establishment en die zelfexpressie promootte – al dan niet onder invloed van lsd. Tijdens happenings in clubs als UFO en Middle Earth brachten ze een unieke mix van opzwepende freak-outmuziek en briljante melodieuze pop. Die kristalliseerde op 10 maart 1967 uit in een eerste single, Arnold Layne, over een travestiet die damesondergoed van waslijnen jat.

Ze pionierden niet alleen muzikaal. Baanbrekend was Games for May, een multimediaspektakel avant la lettre dat ze op 12 mei ’67 verzorgden in de pas geopende, prestigieuze Queen Elizabeth Hall, die doorgaans alleen voor de betere kringen programmeerde. De lichtshow, vergezeld van abstracte films en vloeistofprojecties – die ze het jaar voordien op de Britse podia geïntroduceerd hadden, met de hulp van hun vaste lichtgoeroe Peter Wynne-Wilson – had een upgrade gekregen. Roadies strooiden narcissen uit over het publiek, een machine pompte zeepbellen in de lucht. En het was, bovenal, het allereerste concert met surroundgeluid, dankzij het debuut van een op bestelling gemaakt apparaat dat de futuristische naam Azimuth Co-ordinator zou krijgen: Pink Floyd kon er de klank mee in cirkels door het auditorium laten kolken.

Pink Floyd: portret van een onzichtbare band
© Met de toestemming van ‘The Pink Floyd Exhibition: Their Mortal Remains’

Achteraf was het management van de Queen Elizabeth Hall not amused. De bloemen en de bellen hadden hun spiksplinternieuwe zetels en tapijt naar de filistijnen geholpen, en Pink Floyd belandde prompt op hun zwarte lijst. Maar de lat was hoger gelegd. ‘Met doordeweekse optredens’, zo besloot Syd Barrett in het muziekblad Melody Maker, ‘zullen bands niet lang meer wegkomen. Theatrale shows, waarin licht en geluid elkaar ten dans vragen, hebben de toekomst.’

De Azimuth Co-ordinator genoot gaandeweg zo’n speciale status dat zijn naam op concertaffiches onder die van de band prijkte – weer zo’n floydiaans afleidingsmanoeuvre. In het V&A blijkt dat beroemde object een simpel rechthoekig doosje met joysticks, het resultaat van de betere huisvlijt. Aan de technologie achter Pink Floyd is een hele sectie van Their Mortal Remains gewijd. Ze herbergt niet alleen een schat aan gitaren, orgels, synths, effectpedalen, echokamers, handgeschilderde drumvellen en tutti quanti. Ze illustreert ook hoe de band er klank uit distilleerde. In een interview vertelt Rick Wright, die in 2008 zou overlijden aan kanker, hoe hij een akkoord van Miles Davis’ Kind of Blue leende en er Breathe mee schreef. Een paar zalen later legt David Gilmour uit hoe hij de openingsriff van Wish You Were Here uit een twaalfsnarige gitaar liet opkringelen, en Roger Waters hoe hij daarop doorborduurde. De verrassend liefdevolle complimenten heen en weer krijg je er gratis bij.

Overigens mag ook de bezoeker klanken distilleren: op drie voor de expo gebouwde mengtafels kun je je eigen versie van de Floyd-hit Money mixen.

Tienerklanken

We keren terug naar de Summer of Love. Toen die aanbrak, en hun debuutplaat The Piper at the Gates of Dawn de hemel in werd geprezen, wenkte voor Pink Floyd het sterrendom. Maar Syd Barrett mocht dan zo fotogeniek zijn als getalenteerd: zodra hij in de schijnwerpers stapte, begon hij de geest te geven. Roem hakte in op zijn frêle psyche; zijn buitensporige lsd-gebruik deed de rest. Hij werd almaar wispelturiger en kon of wilde na een tijd niet meer spelen. Op een avond, begin 1968, onderweg naar een optreden in Southampton, vroeg iemand uit het Pink Floyd-gezelschap: ‘Zullen we Syd oppikken?’ Waarop iemand anders zei: ‘Fuck it, laten we ons die moeite besparen.’ Het schuldgevoel bij zijn bandmaats en bij David Gilmour, een vriend van Barrett en de man die hem zou vervangen, is voelbaar in hun videogetuigenissen in een goeddeels aan hem gewijde zaal in het V&A.

De eerste bewegende beelden van Pink Floyd plus Gilmour en minus Barrett werden geschoten in België, voor het jeugdprogramma Tienerklanken. Op zondag 18 en maandag 19 februari ’68 bracht de band twee dagen door in het gezelschap van technici van de toenmalige BRT. Op de Heizel, in het Amerikaans Theater en in de vrieskou onder het Atomium en in het Park van Laken, filmden ze een handvol promoclips. In een van die clips hoor je hoe Roger Waters het stuur overneemt en ze een nieuwe richting inslaan. Singles fabriceren? Zonder Barrett was er geen beginnen aan. En zo ontstond Set the Controls for the Heart of the Sun, uitgesponnen rock die Pink Floyd van de underground de ruimte in schoot. De studioversie verscheen in juni ’68 op A Saucerful of Secrets, hun ‘moeilijke tweede plaat’. Het is de enige track in hun oeuvre waarop zowel Barrett als Gilmour te horen is.

We deden alles om te vermijden dat mensen op de achterste rijen zouden beginnen te frisbeeën

Nick Mason

Hun stijlbreuk voltrok zich in een veranderend muzieklandschap. Albums gingen singles overvleugelen, experiment deed de kassa rinkelen. Pink Floyd greep die gelegenheid met beide handen aan en plooide zich met gusto op zichzelf terug. ‘We waren een eiland’, zei Gilmour daarover. ‘We stonden op onze onafhankelijkheid, wilden niet beïnvloed worden.’ Voor de BBC voorzagen ze de maanlanding in 1969 live van een soundtrack, ze schreven muziek voor langspeelfilms, namen op met een koor en koperblazers, traden op met het Ballet van Marseille. En in 1971 rondden ze hun leertijd af met Meddle. Op Echoes, de compositie die de hele B-kant van die elpee besloeg, verwekten ze de Britse progressieve rock. Rick Wright: ‘Toen pas wisten we: we kunnen het zonder Syd.’

De leertijd culmineerde in een onverbiddelijke bestseller. Op The Dark Side of the Moon (1973) liet Waters, deels humanist, deels cynicus, de psychedelische mijmeringen achter zich en zei gewoon wat hij wilde zeggen. Zijn teksten over waanzin, geld, geweld en dood troffen wereldwijd een gevoelige snaar. En ze vatten het moderne leven vandaag zoals ze dat toen deden. Nog altijd gaan er wekelijks meer dan 7000 exemplaren van over de toonbank.

In de donkerste van alle zalen in het V&A speelt Dark Side in een loop, terwijl je je kunt vergapen aan een tollend hologram van het prisma dat de hoes siert. Voor dat instantherkenbare beeld tekende Hipgnosis, de designstudio van Aubrey Powell en Storm Thorgerson, met wie Pink Floyd al sinds Saucerful samenwerkte. Zij waren het die bepaalden wat je zag wanneer je Pink Floyd hoorde – zie ook: het droste-effect op de hoes van Ummagumma (’69), de koe die Atom Heart Mother (’70) tooit. Lang voor Photoshop testten ze hun medium op alle mogelijke manieren uit. Thorgerson bedacht de concepten, Powell bediende de Hasselblad-camera, vaak na maandenlang veldwerk.

De polaroidkwestie

Hipgnosis speelde niet vals. De brandende man op de cover van Wish You Were Here, de opvolger van Dark Side, is geen product van toverij maar van een werkelijke mise-en-scène. Pas nadat stuntman Ronnie Rondell, die onder zijn kleren en pruik een asbestpak droeg, vijftien keer in vuur en vlam was gezet, droeg de shoot vrucht. Het is een van Thorgersons ‘visuele woordspelingen’: door ‘Man, I’ve been burned!’ uit te roepen, gaven Engelstaligen destijds te kennen dat ze bedrogen of bestolen waren. Het was, zo vond Roger Waters, dagelijkse kost in de muziekindustrie: dat van hypocrisie vergeven milieu was een van de onderwerpen op Wish You Were Here, naast vergankelijkheid, vervreemding en afwezigheid.

Geen afwezige wierp zo’n lange schaduw als Syd Barrett, die zich na twee soloplaten definitief uit de muziek had teruggetrokken. Na jaren zonder contact met de band daagde hij uitgerekend tijdens de sessies voor Wish You Were Here in Abbey Road Studios onaangekondigd op. Was het op 5 juni 1975, zoals de meeste aanwezigen zich herinneren? Werkte Pink Floyd die dag aan Shine On You Crazy Diamond, de lofzang waarin ze hem aansporen om zich te laten zien? Klopt het dat hij dat nummer ‘een beetje oud’ vond klinken? En dat hij vroeg wanneer het zijn beurt was om te spelen? Eerst kon niemand de dikkige zonderling plaatsen die door de vertrekken doolde, het hoofdhaar helemaal afgeschoren. Toen ze hem uiteindelijk herkenden, waren ze als van de hand Gods geslagen. De gebeurtenis, een geval van suprême ironie, blijft in mysterie gehuld.

Crazy Diamond: Syd Barrett in 1967.
Crazy Diamond: Syd Barrett in 1967.© Met de toestemming van ‘The Pink Floyd Exhibition: Their Mortal Remains’

Their Mortal Remains vertroebelt de kwestie nog. In één kabinet ligt, haast nonchalant achtergelaten tussen andere Wish You WereHere-parafernalia, een ongepubliceerde polaroid van Barrett, geschoten door Nick Mason. Alleen de datum krijg je mee: juli ’75. Heeft hij Abbey Road dan meermaals bezocht, en vormen die bezoeken één mythische herinnering in het collectieve geheugen van de band? Daar heb je het raden naar. Je zou Pink Floyd in zekere zin ‘biografieresistent’ kunnen noemen: zelfs van de geringste feiten dissen de betrokkenen, voor zover ze het nog kunnen of willen navertellen, uiteenlopende versies op. Als ze zichzelf al niet flagrant tegenspreken.

Daarmee raakt Their Mortal Remains aan een paradox: door niet alle vragen te beantwoorden of er zelfs nieuwe op te roepen, grijpt Pink Floyd je verbeelding vast zoals geen enkele zichzelf tot op het vel blootgevende popster dat zou kunnen. En de expo, de band getrouw, doet hetzelfde. Ze laat ook de afwezigheid schitteren.

Hoe dan ook, de aanblik van dat vervlogen genie, die eenzame geest, gevangen op polaroidpapier, laat niet onberoerd. Het is het tragische brandpunt van Their Mortal Remains.

Syd Barrett zou in 2006, na nog een half leven in het verborgene, door kanker te grazen genomen worden.

‘Ik haat Pink Floyd’

Their Mortal Remains zoomt ook uit. In typisch Britse gietijzeren telefooncellen zijn per tijdperk allerlei materialen tentoongesteld: persknipsels, foto’s, advertenties, boeken echoën de wereld die Pink Floyd omgaf. Midden jaren zeventig, toen de onschuld van de sixties definitief verloren was, zie je die wereld zelfs scherp op de band zelf reageren. Dat deed ze bij monde van John Lydon.

In augustus 1975 liep Lydon over King’s Road in Londen met een Pink Floyd-shirt waarop hij boven de bandnaam ‘I HATE’ had gekalkt – een replica ervan hangt op de expo. Bernie Rhodes, modeontwerper en toekomstig producer, spotte dat subversieve statement, plukte Lydon van de straat en stelde hem voor aan Malcolm McLaren, manager van de Sex Pistols, aanstokers van de punk in het Verenigd Koninkrijk. Eén auditie later was Lydon, voortaan bekend als Johnny Rotten, hun frontman. Waarvoor dank, Pink Floyd. Een decennium na hun hoogdagen in de underground waren zij, met hun concepten en hun miljoenen, tegen heug en meug het gezicht van het establishment geworden. Een gezicht waarin gespuwd moest.

Luisterden de punkers wel goed? In januari 1977, tien maanden voordat de Pistols hun enige langspeler zouden uitbrengen, ontketende Pink Floyd op Animals een minstens zo hevige beeldenstorm. Zich losjes baserend op Animal Farm, de fabel van George Orwell, verdeelde Roger Waters de samenleving onder in varkens (de heersende klasse), honden (roekeloze zakenmannen) en schapen (de apathische massa). Tegen al die groepen schopte hij even hard, de plaat braakte venijn. ‘Misschien moeten ze zich herdopen’, besloot Melody Maker, ’tot Punk Floyd.’

Syd Barrett in 1975, een eenzame geest, gevangen op polaroidpapier.
Syd Barrett in 1975, een eenzame geest, gevangen op polaroidpapier.© Met de toestemming van ‘The Pink Floyd Exhibition: Their Mortal Remains’

Met Animals en opvolger The Wall uit 1979 neemt de schaal van Their Mortal Remains exponentieel toe. De imposantste van alle zalen is gewijd aan beide platen en hun tournees.

Van Animals heeft het V&A zelfs de hoes gereconstrueerd: een opblaasvarken dat boven Battersea Power Station hangt, de voormalige kolencentrale aan de zuidoever van de Theems, een art-decogebouw van architect Giles Gilbert Scott. Het was een verwijzing naar de frase ‘Pigs might fly’: een onmogelijke droom die uitkomt. Tijdens de fotoshoot voor de cover brak Algie, zoals de 12 meter lange originele krulstaart gedoopt werd, los en verstoorde het luchtverkeer boven Londen alvorens te landen op een akker in Kent.

Tien jaar na Games for May pionierde Pink Floyd opnieuw op het podium. Ja, met op de achtergrond de Vesuvius hadden ze in 1971 al Live at Pompeii geschoten. Het was hun ‘anti-Woodstock’-film, een verwijzing naar het beroemde festival dat twee jaar eerder door naar schatting 450.000 mensen was bijgewoond. In het Romeinse amfitheater in Pompeii speelde Pink Floyd voor 0 mensen. De camera’s zaten dicht op hun huid, maar niemand kon hen zien. Dan mocht het. Voor een massa volk was die naakte benadering uit den boze. Na Animals werden alle registers uitgehaald om ook de achterste rijen in stadions bij de muziek te betrekken – Nick Mason: ‘Alles om te vermijden dat mensen daar zouden beginnen te frisbeeën.’ Opblaasvarkens kregen het gezelschap van een opblaasbaar kerngezin, hun koelkast en Cadillac; vuurwerk dat, na ontploffing, parachutes in de vorm van schapen op de menigte liet neerdalen; en animatiefilms door de Britse satirische cartoonist Gerald Scarfe. Het was de theatrale show waarvoor Syd Barrett had gepleit, in uiterste consequentie uitgevoerd. Het was de blauwdruk voor de stadionrock van nu.

Maar hij hielp Roger Waters uit zijn droom. De extravagantie, vond hij, verwaterde de boodschap en vervreemdde hem van het publiek. Op 6 juli ’77, in Montréal, spuugde hij van de weeromstuit een recalcitrante fan in het gezicht. Achteraf was hij gechoqueerd door zijn eigen gedrag.

Het incident inspireerde hem tot The Wall, een rockopera over de ‘bakstenen’ die zich opstapelen in het bestaan van de rockster Pink (de dood van zijn vader, zijn overbezorgde moeder, zijn overspelige vrouw) tot hij finaal de pedalen verliest. De gelijkenissen met Waters’ levensloop en die van Syd Barrett waren geen toeval. Een van de oudste en opmerkelijkste vondsten op Their Mortal Remains is een strafboek met bijbehorende bamboestok uit de jaren vijftig. Het vereeuwigt de keren dat Waters, Barrett, Storm Thorgerson en andere knapen aan de Cambridgeshire High School for Boys in de jaren vijftig geslagen werden en waarom – ‘met krijt gooien’, ‘kibbelen’, ‘spijbelen’. Naar die ervaring zijn de sadistische leraren van The Wall gemodelleerd: zowel die in de single Another Brick in the Wall (Part 2) als het meer dan zeven meter hoge opblaasschoolhoofd die de tournee van The Wall vergezelde en die in het V&A hoog boven je uittorent.

Azimuth Co-ordinator. Pink Floyd kon er de klank mee door concertzalen laten galmen.
Azimuth Co-ordinator. Pink Floyd kon er de klank mee door concertzalen laten galmen.© Met de toestemming van ‘The Pink Floyd Exhibition: Their Mortal Remains’

Tijdens de 31 integrale opvoeringen van The Wall werd een muur tussen band en toeschouwers opgetrokken en weer gesloopt. Opener In the Flesh? lieten ze brengen door een ‘surrogaatband’ die maskers van de Pink Floyd-leden droegen – en geen hond die het merkte. Het was, behalve een technische en logistieke tour de force, hun meest geslaagde verdwijntruc.

De laatste buiging

Midden jaren tachtig verloor Pink Floyd zijn tweede leider. Het V&A benadert ook het vertrek van Roger Waters, in december ’85, tactvol – om niet te zeggen: verdoezelend. Woordloos maakt de expo wel duidelijk wie het erop volgende juridische steekspel zou winnen. Knipper met je ogen en je mist de installatie die The Final Cut uit 1983 verbeeldt, Waters’ persoonlijke en politieke zwanenzang met de band en de facto een solowerk. De eerste platen zonder hem, A Momentary Lapse of Reason uit 1987 en The Division Bell uit 1994, krijgen een hele zaal.

Wie was Pink Floyd? ‘Ik’, riposteerde Waters. Het choqueerde hem dat de anderen onverdroten doorgingen zonder hem. Hij wilde de band laten ontbinden. David Gilmour, zijn opvolger aan het roer, liet het niet over zijn kant gaan: ‘Roger kan de zon niet in het water zien schijnen. Ik zal tegen hem vechten.’ Eén wapenfeit: toen Waters Pink Floyd 3.0 dagvaardde omdat ze tijdens hun comeback zijn opblaasbare varken lieten opvliegen, gaven zij het zwijn simpelweg mannelijke geslachtsdelen – en in een wip was Waters’ copyright omzeild.

In het beste geval herinneren de post-Waters-platen, ook de coda The Endless River uit 2014, aan de beste Pink Floyd. Maar daar maalde ondertussen niemand nog om: de megatournees die de band er tussen ’87 en ’94 aan breide, losten elkaar af als het grootste kassucces aller tijden, ook al drongen de backingmuzikanten de band bijna van het podium. Pink Floyd was al lang groter geworden dan eender welk individu. Of wat er gebeurt als je je anonimiteit zo zorgvuldig cultiveert.

Maar dan is er de laatste zaal, waar van videoschermen op de vier muren en uit vijfentwintig speakers Comfortably Numb spat, zoals de op 2 juli 2005 nog levende leden van Pink Floyd die song brachten op Live 8 in Hyde Park, een reünie voor het goede doel na meer dan twintig jaar onmin. Terwijl ze voor het laatst een podium delen, houden David Gilmour, Nick Mason, Roger Waters en Rick Wright opeens geen slag meer om de arm. Ze verdwijnen niet, ze verschijnen: vier mannen van middelbare leeftijd die je die dag net zo goed in de supermarkt had kunnen treffen. Op een spandoek voor hen staat geschreven: ‘Pigs have flown’.

En ze spelen. Vlak voor Gilmour zijn eerste solo inzet, werpt Mason zijn hoofdtelefoon af, zozeer gaat hij op in dat spel. Je ziet het ook aan de lijven en de gezichten van de anderen. Zeven minuten lang kunnen ze niet anders dan verraden waarom hun vaak sombere bespiegelingen over de menselijke natuur zo vlot hun weg naar die miljoenen huiskamers vonden. In dat raadsel, verpakt in een enigma, kloppen harten vol passie.

The Pink Floyd Exhibition: Their Mortal Remains, nog tot zondag 1 oktober in het Victoria and Albert Museum, Londen. Vanaf 2018 reist de expo de wereld rond.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content