Het onderliggende probleem van het handelsconflict blijft dus vooral het onvermogen van de twee grootste economieën ter wereld om binnenlandse onevenwichten aan te pakken, en zeker in China wordt dat onevenwicht alleen maar groter.
Donald Trump heeft zijn meerdere moeten erkennen in de Chinese onderhandelaars. Hij dacht Peking met zijn handelstarieven op de knieën te krijgen, maar het land heeft tegenmaatregelen getroffen. Het rekende erop dat multinationals het Witte Huis op andere gedachten zouden brengen en dat de Amerikaanse consument de Chinese spulletjes niet zou willen missen.
‘Donald Trump kan de confrontatie met China niet aan zonder de confrontatie met zijn consumenten aan te gaan’, jubelde een Chinees staatskrant vorige week. Volgens de Chinese media heeft Peking zijn zin gekregen, en heeft Trump de nederlaag toegegeven door aan te kondigen dat hij een deel van de heffingen op Chinese producten verlaagt.
Toch is de handelsoorlog allerminst van de baan. De Amerikaanse basistarieven van tientallen procenten blijven van toepassing op de invoer uit China.
Minstens even belangrijk is dat de macro-economische evoluties verdere spanningen in de hand werken. Enerzijds moedigt de combinatie van lastenverlaging en overheidsschuld in Amerika consumptie en vooral ook invoer aan. Anderzijds blijft China aansturen op nog meer investeringen in de industrie en groeit zijn overcapaciteit. Zijn investeringen in de textielsector stegen de eerste maanden van dit jaar met liefst 23 procentpunt, in de plastic-, auto- en machinesector gaat het respectievelijk om 16, 25 en ruim 10 procentpunt. De binnenlandse verkoop van consumptiegoederen lijkt ondanks stimulusmaatregelen niet te verbeteren. 34 procent van de fabrieken kampt met verliezen, 26 procent van de capaciteit blijft onbenut.
Bijgevolg blijft het Chinese handelsoverschot oplopen. Chinese uitvoerders en Amerikaanse invoerders maken van de drie maanden tariefpauze gebruik om snel meer containers vol te stouwen.
De kans is groot dat Trump uiteindelijk zal moeten bekennen dat hij het handelsonevenwicht niet krijgt weggewerkt, en dat de druk van de handelshaviken dan alsnog zal toenemen.
Het onderliggende probleem van het handelsconflict blijft dus vooral het onvermogen van de twee grootste economieën ter wereld om binnenlandse onevenwichten aan te pakken, en zeker in China wordt dat onevenwicht alleen maar groter. Vroeg of laat zal de wereldeconomie een correctie afdwingen, en zo’n correctie is doorgaans funest voor de wereldhandel. Bovenal sterkt het Peking in zijn overtuiging dat het Westen niet meer tot tegenmaatregelen in staat is en dat het voor een consumenteneconomie moeilijker is om weerwerk te bieden tegen de industriële economie waarvan het afhankelijk is, dan omgekeerd.