‘De militaire interventie van Rwanda in het oosten van de DRC is niet langer een geheim. Wat wel verborgen blijft, is de prijs die de Rwandezen betalen voor de geheime oorlog van hun regering’, schrijft Samuel Baker Byansi. Als journalist deed hij onderzoek en bracht hij verslag uit over de ‘stille oorlog’ die Rwanda voert in Oost-Congo.
Door: Samuel Baker BYANSI
Paul Kagame heeft herhaaldelijk beweringen van de hand gewezen dat Rwandese troepen actief zijn in de Democratische Republiek Congo (DRC). In een recent interview met CNN antwoordde Kagame “Ik weet het niet” op de vraag of Rwanda Defence Forces al dan niet in de DRC zijn.
Toch tonen steeds meer bewijzen, waaronder satellietbeelden, rapporten van inlichtingendiensten, rapporten van de VN-deskundigengroep en getuigenissen van rouwende families, een ander verhaal. De militaire interventie van Rwanda in het oosten van Congo is niet langer een geheim. Wat wel verborgen blijft, is de prijs die de Rwandezen betalen voor de geheime oorlog van hun regering.
Als Rwandees journalist die dit conflict heeft onderzocht en erover heeft bericht, heb ik met eigen ogen gezien hoe deze oorlog voor het publiek verborgen wordt gehouden. Toen ik in Kigali woonde, wist ik weinig over de omvang van de Rwandese militaire betrokkenheid in de DRC. De Rwandese pers wordt streng gecontroleerd en de regering onderdrukt actief informatie die haar verhaal tegenspreekt. De meeste Rwandezen weten niet dat hun zonen over de grens sterven, dat hun lichamen in het geheim worden teruggebracht en dat hun families geen antwoorden krijgen.
Gesloten doodskisten
De Rwandese regering blijft ontkennen dat ze troepen heeft ingezet in Congo, ondanks overweldigend bewijs. Satellietbeelden van de militaire begraafplaats Kanombe in Kigali tonen een alarmerende toename van het aantal graven sinds de wederopstanding van de M23-rebellen. Families melden gehaaste begrafenissen, vaak met gesloten doodskisten – soms leeg.
Rapporten suggereren dat soldaten in massagraven in de DRC worden begraven als de lichamen niet kunnen worden opgehaald. De geheimzinnigheid rond deze sterfgevallen onderstreept hoe de regering van Kagame omgaat met oorlogsslachtoffers: zwijgen, controle en ontkenning.
VN-rapporten en evaluaties van inlichtingendiensten hebben de grote betrokkenheid van Rwanda in het oosten van de DRC gedocumenteerd. In het rapport van de VN-deskundigengroep uit 2023 wordt bevestigd dat Rwandese militairen de M23-rebellen rechtstreeks steunen, onder andere door het leveren van wapens, training en logistiek.
Bovendien geven regionale inlichtingenbronnen aan dat onderschepte communicatie tussen Rwandese officieren en M23-leiders een grote mate van coördinatie aantoont. Deze berichten spreken de herhaalde ontkenningen van Kagame tegen en benadrukken de rol van Rwanda in het destabiliseren van zijn buurland.
Propagandamachine
Hoewel duizenden Rwandese troepen vechten in de DRC, maken de Rwandese staatsmedia nauwelijks melding van het conflict. In plaats daarvan zorgt de propagandamachine van de regering ervoor dat de Rwandezen worden afgeschermd van de realiteit van wat hun land doet in de DRC. De nieuwszenders richten zich op economische groei, regionale diplomatie en het leiderschap van Kagame, maar praten niet over de naburige oorlog.
Deze opzettelijke onderdrukking van informatie is een strategie die al lange tijd wordt gebruikt om Kagame’s controle over het verhaal en over de Rwandezen zelf te behouden.
De regering van Kagame rechtvaardigt haar militaire operaties in Congo door te beweren dat ze de FDLR (een Hutu-rebellengroep die in verband wordt gebracht met de genocide op de Tutsi’s in 1994) bestrijden en de Banyamulenge, een Congolese Tutsi-gemeenschap, beschermen.
Economische belangen
De interventie van Rwanda is echter meer gericht op economische belangen dan op veiligheidsoverwegingen. De voormalige stafchef van het Rwandese leger, generaal Kayumba Nyamwasa, verklaarde onlangs dat de oorlog niet gaat om de bescherming van Tutsi’s, maar om de controle over Congolese mineralen.
VN-experts bevestigen dat M23, met steun van het Rwandese leger, mijnbouwgebieden in beslag heeft genomen en meer dan 800.000 dollar per maand verdient aan de illegale handel in mineralen. Een groot deel daarvan wordt naar Rwanda gesluisd en bereikt de wereldmarkt via onethische marktmechanismen, aangemoedigd door het Memorandum of Understanding on Sustainable Raw Materials Value Chains, dat Rwanda en de Europese Unie in februari 2024 hebben ondertekend.
Een jaar later dringt het Europees Parlement er nu op aan om “het memorandum onmiddellijk op te schorten totdat het land alle inmenging in de DRC staakt, met inbegrip van de export van mineralen die worden gewonnen in de door de M23 gecontroleerde gebieden.”
Ondanks deze lucratieve exploitatie hebben gewone Rwandezen geen economische voordelen gezien. De staatsschuld van Rwanda is omhooggeschoten van 19% van het BBP in 2010 naar 73% in 2023, waarbij Rwanda afhankelijk is van dure euro-obligaties. Rwanda’s export van mineralen is sinds 2022 verdubbeld, maar de armoede en werkloosheid blijven hoog.
Volgens de Wereldbank moet 60% van de Rwandezen rondkomen van minder dan $2,15 per dag en is de jeugdwerkloosheid meer dan 20%, met 70% in informele, laagbetaalde banen. Het militaire avonturisme van de regering verrijkt een kleine elite terwijl het zware kosten met zich meebrengt voor de gewone Rwandezen, die met hun belastinggeld een oorlog financieren waar ze weinig vanaf weten. Ondertussen worden jonge Rwandezen uit arme gezinnen de dood ingestuurd in een conflict dat hen niet dient.
Rouwende moeder
Voor veel Rwandese families is de oorlog niet langer een abstracte politieke kwestie – het is een pijnlijke realiteit. Een rouwende moeder in Gicumbi, wiens zoon zich bij het leger aansloot om economisch te overleven, kreeg te horen dat hij gestorven was “terwijl hij de natie verdedigde”. Maar er was geen lichaam, alleen een gesloten doodskist die in het holst van de nacht werd afgeleverd. Ze mocht de kist niet zien. Bij de begrafenis waren overheidsfunctionarissen aanwezig, maar ze stonden geen vragen toe. “Ik weet nog steeds niet of mijn zoon in dat graf ligt,” fluisterde ze tegen een buurvrouw.
De pijn van deze moeder weerspiegelt een groeiend aantal families die in het ongewisse worden gelaten, niet in staat om fatsoenlijk te rouwen, laat staan om verantwoording te eisen.
In Rwanda hebben we onderzoek gedaan naar en verslag gedaan van de Rwandese soldaten die in stilte sterven. Veel jonge soldaten werden naar het front gestuurd zonder dat hun familie ooit wist waar ze waren, om vervolgens het nieuws van hun dood te ontvangen zonder enige uitleg. Hun geliefden kregen te horen dat ze “tijdens hun dienst” waren gestorven en werden gewaarschuwd om geen verdere vragen te stellen.
Sommige soldaten lieten haastig geschreven testamenten achter, die op hun lichamen werden gevonden en waarin familieleden instructies kregen om geld van hun rekeningen over te schrijven – een van de weinige sporen van hun bestaan in dit verborgen conflict. Rwanda blijft zijn militaire betrokkenheid in de DRC ontkennen, waardoor Rwandese families in het ongewisse blijven en in stilte rouwen.
Opgelegde stilte
Voor deze rouwende families is de pijn niet alleen het verlies van hun zonen, dochters, broers, zussen, vrouwen en echtgenoten, maar ook de opgelegde stilte rond hun dood. Begrafenissen worden gehouden onder het toeziend oog van de staat, zonder officiële erkenning van hoe of waar de soldaten zijn gestorven. Wie antwoorden durft te zoeken riskeert intimidatie of erger, zoals in het geval van journalist John Williams Ntwali, die onder verdachte omstandigheden stierf nadat hij deze sterfgevallen had onderzocht.
Voormalig Rwandees diplomaat Eugene Gasana heeft beweerd dat duizenden Rwandese soldaten naar de DRC worden gestuurd, maar dat “niemand naar huis terugkeert”. Voor de achtergebleven families gaat deze oorlog niet alleen over territoriale controle, mineralen of politiek – het is een persoonlijke tragedie, waarbij dierbaren verdwijnen in een conflict dat officieel niet bestaat.
De betrokkenheid van Rwanda bij de DRC is niet nieuw. Sinds het eind van de jaren ’90 hebben de troepen van Kagame herhaaldelijk ingegrepen in Oost-Congo, aanvankelijk om genocidaires te achtervolgen, maar steeds meer om economische en politieke dominantie te verwerven. De invasies van 1996 en 1998 werden gezien als veiligheidsmaatregelen, maar veranderden al snel in operaties om grondstoffen te exploiteren.
De huidige situatie volgt dit patroon, waarbij Kagame veiligheidsargumenten gebruikt om strategische mineraalrijke gebieden veilig te stellen voor economisch gewin.
Kagame’s greep op de macht
De regering van Kagame heeft de kunst van het controleren van informatie geperfectioneerd. Het conflict in de DRC gaat niet alleen over het plunderen van grondstoffen, maar ook over het behouden van Kagame’s greep op de macht. Door militaire operaties in het buitenland leidt hij de aandacht af van de interne problemen van Rwanda: economische problemen, politieke onderdrukking en groeiende dissidentie.
Alle kritiek op het regeringsbeleid wordt snel de kop ingedrukt, met journalisten, activisten en oppositieleden die in de gevangenis worden gezet of in ballingschap worden gedreven.
Terwijl de Rwandezen in het duister tasten over de betrokkenheid van hun land in Congo, kijkt de internationale gemeenschap toe. De recente stijging van het aantal Rwandese militaire doden legt de omvang van de Rwandese interventie bloot. De VN heeft al geconcludeerd dat het Rwandese leger “de facto de controle” heeft over de M23-rebellen en de diplomatieke druk op Kagame neemt toe om de waarheid toe te geven. Maar zolang de betrokkenheid van Rwanda in eigen land onomstreden blijft, heeft Kagame weinig reden om van koers te veranderen.
De meeste Rwandezen zijn niet verantwoordelijk voor en zich niet bewust van de acties van hun regering in de DRC. De echte slachtoffers van deze oorlog zijn de soldaten en hun families – jonge mannen met een arme achtergrond, die worden uitgezonden om te vechten in een oorlog die ze niet begrijpen en wier offers worden uitgewist door hun eigen regering. Voor hun families is er geen erkenning, geen eer – alleen verdriet en onbeantwoorde vragen.
Verbergen van verliezen op het slagveld
Het stilzwijgen van Kagame over de militaire slachtoffers van Rwanda heeft niet alleen te maken met het verbergen van de verliezen op het slagveld, maar ook met het beschermen van zijn zorgvuldig opgebouwde imago. Maar naarmate meer families hun zonen begraven en er meer bewijzen opduiken, worden de barsten in dit verhaal steeds groter. Rwanda kan een oorlog van deze omvang niet volhouden zonder gevolgen.
Rwandezen moeten harde vragen gaan stellen over de rol van hun land in de DRC. Waar worden hun zonen naartoe gestuurd? Waarom sterven ze in een oorlog die niet officieel erkend wordt? Hoe profiteert de economie van Rwanda van een conflict waarvoor gewone burgers met hun leven betalen?
De internationale gemeenschap moet ook in actie komen. Gerichte sancties tegen Rwandese functionarissen die verantwoordelijk zijn voor het conflict, meer druk op het regime van Kagame en strenger VN-toezicht op de illegale handel in mineralen kunnen de destabiliserende rol van Rwanda inperken. Ondertussen moeten regionale diplomatieke inspanningen prioriteit geven aan de-escalatie en handhaving van eerdere vredesakkoorden.
Voor Rwanda is de vraag niet langer of zijn troepen in de DRC zijn, maar of de Rwandezen eindelijk antwoorden zullen eisen – en krijgen.
Samuel Baker Byansi is een Rwandese journalist, hij is één van de oprichters van het journalistiek onderzoekscollectief M28 Investigates, mensenrechtenverdediger en auteur van From Watchdogs to Traitors: The Less You Know, The More You Believe. Zijn werk besteedt hij speciale aandacht aan mensenrechten, politiek, veiligheid, corruptie en conflicten in de regio van de Grote Meren.