Jan Goossens heeft geen goed oog in de ondertekening van de beginselverklaring voor vrede in Oost-Congo.
In de schaduw van prestigieuze buildings werd afgelopen zaterdag in Doha een beginselverklaring ondertekend tussen afgevaardigden van de Congolese regering en de rebellen van AFC/M23, en dat onder het toeziend oog van de Qatarese Minister van Staat voor Buitenlandse Zaken.
De onderhandelingen die op 8 augustus starten zouden dan hun beslag moeten krijgen op 17 augustus in “een globaal vredesakkoord”.
Maar de inkt op de eerder ondertekende akkoorden was nog niet droog of ze werden links of rechts alweer aan flarden geschoten.
Wie de situatie een beetje op de voet volgt is veeleer sceptisch dan hoopvol. En dat zijn in de eerste plaats de Congolezen zelf, met name degenen die in de door M23 bezette gebieden in Noord- en Zuid-Kivu wonen. Ze weten ondertussen dat handtekeningen niet helpen tegen kogels en dat vrede op papier zoveel betekent als oorlog in de praktijk.
Laten we wel wezen, diplomatie en overleg is de enige weg naar een duurzame vrede; dat geldt niet enkel voor Oost-Congo maar tevens voor alle conflictueuze brandhaarden in de wereld waarmee de burgerbevolking geconfronteerd wordt. Dit is een slepend proces dat vele jaren duurt, en waarbij een mens zich afvraagt of er geen gecreëerde vredesakkoordenindustrie mee gemoeid is.
Voor wat betreft Oost-Congo is het een illusie te denken dat Rwanda, de broodheer van M23, dit lucratief conflict zo maar zal opgeven. Vanuit Rwanda blijft men zich verschuilen achter het aloude narratief van de dreiging van de rebellenbeweging FDLR vanuit Oost-Congo, en de bescherming van de Banyamulenge in dat gebied.
Maar waar het hier veel meer over gaat is de belangrijke “autosnelweg” tussen de mijnen van Rubaya (één van de grootste coltanmijnen in de regio) en Kigali, immers één van de levensaders van de Rwandese industrie.
Even de feiten:
Op verschillende plaatsen in Oost-Congo, waaronder Rubaya, worden waardevolle mineralen zoals coltan en goud onder gewapende dwang ontgonnen door de M23-rebellen. Deze mineralen worden ’s nachts via smokkelroutes naar Rwanda gebracht, waar ze als legitieme Rwandese export op de wereldmarkt belanden.
Grote bedrijven kopen deze gestolen grondstoffen, vermengen ze met lokale productie en wissen zo hun criminele herkomst uit. De schaal van de smokkel is gigantisch: tot 195 ton coltan per maand, met een verlies van bijna 1 miljard dollar (!) per jaar voor Congo.
Ondanks internationale regelgeving en sancties tegen betrokkenen, blijft deze illegale handel doorgaan, vaak (maar eigenlijk altijd) ten koste van mensenlevens en met de stilzwijgende medewerking van mondiale technologiebedrijven én de internationale gemeenschap. Veel geblaat en weinig wol…
Het is zoals met de toestand in Gaza: iedereen is het er over eens dat de waanzin daar moet stoppen, maar niemand lijkt ertoe in staat te zijn.
Dit is de realiteit aan de ene kant.
Aan de andere kant is er de Congolese overheid die met het tekenen van de beginselverklaring enkel het beeld versterkt van een papieren vrede in een gebroken staat. Het is een vredescyclus waarbij men het slecht script keer op keer herhaalt.
Er zijn amper tekenen dat de Congolese machthebbers zich werkelijk willen inzetten voor een duurzame vrede met een eerlijk engagement om de lotsverbetering van de Congolese bevolking te willen nastreven.
Een Congolese elite (ministers, gouverneurs, legeroversten,…) verpatst ter persoonlijke verrijking, mijnconcessies aan de meestbiedenden, waarbij landen als China, maar evengoed Canadese, Europese, Zuid-Afrikaanse,… naties hun hand niet omdraaien voor corruptie, milieuïnbreuken en mensenrechtenschendingen.
Dat is naar mijn analyse (deels) te verklaren door een totaal gebrek aan eigenaarschap (“ownership”) van de leidende Congolese elite. Er is amper verantwoordelijkheidszin en betrokkenheid. Ze beschouwen hun land en de bevolking niet als de natie waarvoor ze verantwoordelijk zijn, maar als een wingebied, een attitude die ook Leopold II niet vreemd was…
Dat daarnaast ook de corruptie welig tiert werd recent nogmaals bewezen door het dossier over de aanleg van de autosnelweg RN1 tussen Matadi en Kinshasa waarover vorige week nog bericht werd. Het gaat over een contract van ruim een half miljard dollar met een hele lijst aan betrokken partijen en met een totaal gebrek aan controle, dé voedingsbodem voor geldverduistering.
Maar het kan ook anders. Een goed voorbeeld is m.i. de vorige Tanzaniaanse president John Magafuli die verantwoordelijkheidszin als wezenlijk onderdeel van dat “ownership” wél handen en voeten gaf en hij was om die reden ook erg controversieel. De strijd tegen corruptie was zijn handelsmerk. Daarmee is Tanzania niet meteen een schoolvoorbeeld van democratie, maar er werden fundamenten gelegd die de duurzaamheid van de samenleving er ten goede zullen komen en de impact op de lange termijn zullen borgen.
Zonder ermee te dwepen, ontbreekt het Congo aan een “Magafuli”. De armoede boven de grond is omgekeerd evenredig met de (potentiële) rijkdom onder de grond en dat terwijl Congo in feite economisch bijzonderd welvarend zou moeten zijn.
Bovenstaande drie elementen (het belang van Rwanda, de belangen van de internationale gemeenschap en Congo als failed state) vormen de cocktail voor scepticisme waarbij de vredesillusie van Congo voor een globaal vredesakkoord al aan diggelen ligt nog voor dat akkoord getekend zal worden.
AFC/M23 en Kinshasa houden het kumbayasfeertje best nog even in de kast alvorens te dansen op een vredesakkoord. Tot spijt van wie het benijdt.
Jan Goossens is algemeen coördinator van Child-Help België.