Joe de bouwer: kan de nieuwe president de Amerikaanse infrastructuur wél aanpakken?

Joe Biden 'Hij wil Amerikanen anders naar hun overheid doen kijken.' © New York Times
Jeroen Zuallaert

Met een investeringsprogramma van meer dan 2 biljoen dollar wil Joe Biden Amerikaanse snelwegen, bruggen, scholen en waterwerken eindelijk de eenentwintigste eeuw inloodsen. Waarom is het zo moeilijk voor Amerikaanse presidenten om in infrastructuur te investeren?

Er zijn van die momenten waaraan geen enkele Amerikaanse president ontkomt. Hij – tot nu toe was het altijd een hij – vraagt God om het land te zegenen, hij schenkt elk jaar rond Thanksgiving vergiffenis aan een kalkoen, en hij belooft eindelijk iets te doen aan de armetierige staat van de Amerikaanse infrastructuur. Van de eerste twee taken kwijt de president zich doorgaans zonder problemen. De derde is andere koek.

Ook Joe Biden sprak, op 31 maart, in ambitieuze bewoordingen. Met zijn American Jobs Plan wil hij de federale overheid over de komende tien jaar meer dan 2 biljoen dollar laten uitgeven. Zo hakkelend als de speech was waarmee hij zijn intenties kracht bijzette, zo indrukwekkend zijn de ideeën erachter. Met zijn infrastructuurplan wil Biden 32.000 kilometer wegen en 10.000 bruggen herstellen. Hij belooft 2 miljoen huizen te renoveren, alle loden waterleidingen te vervangen, betere internetverbindingen te verzekeren in rurale gebieden, en wil over heel het land liefst 30.000 laadpalen voor elektrische auto’s installeren. Het plan is de vertaling van Bidens campagneslogan ‘ Build Back Better‘: door biljoenen te investeren wil hij duurzame industrieën stimuleren, de strijd aanbinden met klimaatverandering, en tegelijk jobs in de bouw en de maakindustrie creëren.

Er zijn dorpen waar kinderen naar de McDonald’s moeten om hun huiswerk te downloaden, omdat hun internetverbinding thuis voortdurend uitvalt.

Jason Jolley (Ohio University)

De recente geschiedenis leert dat die infrastructuurplannen zelden verder raken dan de persbriefing. Ook Barack Obama had in 2008 de mond vol van infrastructuur. In het economische herstelplan waarmee hij in 2009 de Amerikaanse economie opnieuw wilde aanzwengelen, trok hij bijna 100 miljard dollar uit voor openbare werken. Hij beloofde dat duizenden shovel-ready projects, projecten waarbij de spade vrijwel onmiddellijk de grond in kon, voor miljoenen jobs zouden zorgen. Alleen bleken die projecten, ondanks een overvloed aan shovels, niet echt ready, en zou minder dan een kwart van het uitgetrokken geld uiteindelijk uitgegeven worden.

Ook Donald Trump raakte in 2016 verkozen met de belofte om Amerika ‘eindelijk opnieuw op te bouwen’. Met een plan van meer dan een biljoen dollar, grotendeels gefinancierd door de bedrijfswereld, zou hij het probleem wel eens fiksen. Alleen kwam er finaal nauwelijks geld van de federale overheid en gaf de president voorrang aan andere ambities.

Lintje knippen en weg

Toch bleek uit een recente poll, uitgevoerd door het studiebureau Ipsos, dat liefst 79 procent van de Amerikanen over de partijgrenzen heen gewonnen is voor meer overheidsinvesteringen in infrastructuur. De voorbije jaren is bovendien steeds duidelijker geworden hoe noodzakelijk die zijn. Toen de orkaan Katrina in 2005 huishield, kwam de binnenstad van New Orleans zowat helemaal onder water te staan omdat de dijken en afwateringskanalen niet bestand bleken tegen de plotse vloed. In Flint, Michigan, ontstond tussen 2014 en 2019 een watercrisis door verouderde pompinstallaties en waterleidingen: duizenden kinderen werden blootgesteld aan verhoogde loodconcentraties. In februari van dit jaar legde een hevige winterstorm zowat de volledige energievoorziening van Texas stil, waardoor tientallen miljoenen Texanen zonder verwarming kwamen te zitten.

De bouwsector heeft het nu al enorm moeilijk om arbeiders te vinden. Dat los je niet op door alleen maar meer geld uit te geven.

Randall W. Eberts (Upjohn Institute)

De American Society of Civil Engineers, de beroepsorganisatie die bouwkundigen verenigt, brengt elk jaar een Report Card for America’s Infrastructure uit. Daarin geeft ze de toestand van de infrastructuur een score. Die rapporten zijn jaar na jaar vernietigend. Volgens de editie van 2021 scoort Amerika een C-, wat de auteurs omschrijven als beneden de standaard. Liefst 43 procent van de publieke wegen zou in slechte of matige staat zijn. Amerikaanse bruggen zijn gemiddeld 44 jaar oud, 1 brug op de 13 is aan dringende reparatie toe. 45 procent van de Amerikanen heeft geen toegang tot openbaar vervoer. Het rapport wijst ook op de gebrekkige staat van dammen, dijken en waterleidingen. Elke dag zou bijna 22 miljard liter water wegsijpelen door kapotte leidingen, het equivalent van 8800 olympische zwembaden.

Los Angeles. In de VS is 1 brug op de 13 aan dringende reparatie toe.
Los Angeles. In de VS is 1 brug op de 13 aan dringende reparatie toe.© Getty Images

Alleen hebben Amerikaanse presidenten niet echt de macht om daar onmiddellijk iets aan te doen. De federale overheid bezit nauwelijks 60 procent van de infrastructuur en financiert maar 25 procent van alle infrastructuurwerken. Bovendien heeft ze weinig directe controle over hoe dat geld wordt besteed.

Tot 2011 werd gewerkt met zogenoemde earmarks: budgetten die, als vee dat een oormerk krijgt, expliciet werden toegekend aan bestaande plannen. Die oormerken werden afgeschaft, toen bleek dat ze leidden tot pork barrel politics: projecten die louter worden toegekend om een volksvertegenwoordiger over de streep te halen. Zonder die earmarks, die Biden weer hoopt in te voeren, is het voor een president nóg moeilijker om iets te verwezenlijken.

‘Eigenlijk is de federale overheid aangewezen op de goodwill van de staten’, zegt Michael Sargent, onderzoeksdirecteur bij het consultancybedrijf Madrus, dat overheden adviseert over de planning van infrastructuurwerken. Madrus werd opgericht door DJ Gribbin, de voornaamste infrastructuuradviseur van Donald Trump. ‘In 2009 nam Obama als deel van zijn stimulusplan 28 miljard op om de snelweginfrastructuur te verbeteren’, vervolgt Sargent. ‘De staten namen dat geld aan, schrapten vervolgens 28 miljard uit hun eigen budgetten, en gaven het uit aan andere dingen. Naar snelwegen is haast geen dollar extra gegaan.’

Het laatste grote Amerikaanse infrastructuurplan dateert ondertussen al van 1956, toen de Republikeinse president Dwight D. Eisenhower het Interstate Highway Network liet aanleggen, het enorme snelwegennetwerk dat ook vandaag nog de staten met elkaar verbindt. Het onderhoud van die Interstates wordt gefinancierd door benzinetaksen, maar die zijn sinds begin jaren 1990 niet meer verhoogd en volstaan al enige tijd niet meer. Bovendien verbruiken auto’s steeds minder benzine en zal de omslag naar elektrische auto’s de taksen verder doen afkalven.

45% van de Amerikanen heeft geen toegang tot openbaar vervoer.

‘Infrastructuur onderhouden is gewoon geen politieke prioriteit in Amerika’, zegt Randall W. Eberts, econoom aan het Upjohn Institute in Michigan en voormalig economisch adviseur ten tijde van George Bush senior. ‘Zodra de lintjes geknipt zijn, verliezen Amerikaanse politici doorgaans hun interesse. Een nieuwe snelweg bouwen is nu eenmaal een stuk leuker dan een bestaande snelweg onderhouden.’

Bovendien zijn de procedures om infrastructuur aan te leggen behoorlijk complex en bureaucratisch voor een land dat zich graag beroept op zijn vrijgevochtenheid. Michael Sargent wijst bijvoorbeeld naar de milieuwetgeving: ‘Die is totaal verouderd. Daardoor gaat alles enorm traag – het duurt gemiddeld vier jaar voor een project de nodige vergunningen krijgt -, wat projecten veel duurder maakt. En uiteindelijk beschermen wij het milieu echt niet beter dan pakweg Canada, waar het allemaal veel sneller gaat.’

Give-and-take

Dat het gros van de Amerikanen investeringen in infrastructuur genegen is, betekent niet dat de Democraten en de Republikeinen het eens zijn over de aanpak. Want wat betekent ‘infrastructuur’ nu eigenlijk? Republikeinen investeren liever in snelwegen en bruggen, waar vooral rurale gebieden baat bij hebben. Democraten geven de voorkeur aan openbaar vervoer, wat vooral stedelijke gebieden ten goede komt. ‘Het grote probleem is dat er geen consensus is over de rol van de federale overheid’, zegt Michael Sargent. ‘Bij de aanleg van de Interstates was elke Amerikaan gebaat, en dus was het logisch om de federale overheid daarvoor te laten instaan. Bij veel andere infrastructuurwerken ontbreekt die logica. Waarom zou iemand die in Wyoming woont moeten betalen voor een New Yorker die de trein wil nemen?’

Elke dag sijpelt in Amerika 22 miljard liter water weg door kapotte leidingen.

Ook Bidens plan rekt de betekenis van het woord ‘infrastructuur’ gevoelig op. Naast de klassieke investeringen in snelwegen, spoorwegen, luchthavens en waterwerken bevat het American Jobs Plan programma’s die op het eerste gezicht weinig met infrastructuur te maken hebben. Zo wil de president 25 miljard dollar investeren in kinderopvang, moet er meer geld naar verkeersveiligheidsprogramma’s, en spreekt zijn American Jobs Plan de ambitie uit om ‘raciale ongelijkheden en genderongelijkheden in onderzoek en wetenschap weg te werken’. De bedoeling is voorts om de afvalberg van schoolmaaltijden te verkleinen, de voorzieningen van oorlogsveteranen uit te breiden, het loon van rusthuismedewerkers te verhogen en goedkope kredieten te verstrekken aan industriële bedrijven die ervoor kiezen in Amerika te produceren. Biden zelf gaf al te kennen dat de betekenis van het woord ‘infrastructuur’ ‘aan het evolueren is’.

Voor die brede definitie valt wel iets te zeggen. ‘Onze uitdagingen gaan veel verder dan infrastructuur in de klassieke zin van het woord’, zegt Jason Jolley, hoogleraar rurale economische ontwikkeling aan Ohio University. Jolley woont zelf in de verpauperde steenkoolbekkens van de Appalachen en laveert elke dag tussen de talrijke gaten in het wegdek om de faculteit te bereiken. ‘Ons voornaamste probleem in onderwijs, gezondheidszorg en economische ontwikkeling is het gebrek aan breedband op het Amerikaanse platteland. In veel dorpen is het bijna onmogelijk om thuis een behoorlijke internetverbinding te krijgen. Voor telecombedrijven is het gewoon niet interessant om in die gebieden te investeren. Het kost enorm veel moeite en levert finaal nauwelijks iets op.’ Die digitale achterstand vergroot de ongelijkheid, betoogt Jolley. ‘Er zijn dorpen waar kinderen naar de lokale McDonald’s moeten om hun huiswerk te downloaden, omdat hun internetverbinding thuis voortdurend uitvalt. Ook voor ondernemers is dat gebrek aan betrouwbare verbindingen een enorm probleem.’

New York. 'Eigenlijk is de federale overheid aangewezen op de goodwill van de staten.'
New York. ‘Eigenlijk is de federale overheid aangewezen op de goodwill van de staten.’© New York Times

Tegelijk spelen er politieke motieven, die te maken hebben met de complexe natuur van de Verenigde Staten. De Amerikaanse president heeft immers niet de directe macht om zijn infrastructuurplannnen door te trekken. Voor het gros van de investeringen moet de president vriendelijk de goedkeuring van het Congres vragen. Doordat de Democraten een meerderheid hebben behaald in zowel het Huis van Afgevaardigden als de Senaat, hoeft Biden voor zijn plan geen Republikeinen achter zich te krijgen. De voornaamste uitdaging zal erin bestaan om gematigde Democraten, die eerder terughoudend zijn als het op al te grote overheidsuitgaven aankomt, over de streep te halen. Maar die bereidheid komt met een boodschappenlijstje. ‘Amerikaanse politiek gaat altijd over give-and-take: het is een beetje nemen en een beetje geven’, zegt Janet Harrah, econoom aan de Northern Kentucky University. ‘En dus maken Congresleden en senatoren binnenskamers deals: “Ik steun de wet alleen als er geld naar een bepaald project gaat.”‘

43% van de Amerikaanse publieke wegen is in slechte of matige staat.

Culturele missie

De nieuwe investeringen in infrastructuur komen bij de al toegezegde 6 biljoen aan herstelmaatregelen die Amerika uit de coronacrisis moeten helpen. Bovendien is het voor de Republikeinen moeilijker om na vier jaar Donald Trump budgettaire overwegingen in te roepen als steen des aanstoots. ‘Trump heeft het begrotingstekort doen exploderen door een biljoen aan lastenverlagingen uit te delen die vooral de allerrijksten bevoordelen en geen enkele economische groei genereren’, zegt Jason Jolley. ‘Daardoor kunnen Democraten argumenteren dat je dat geld evengoed in infrastructuur kunt investeren, zodat die extra schulden tenminste economische groei opleveren.’ Bovendien lijkt Biden echt bereid om met zijn plannen door te zetten, zelfs als hij geen steun vindt bij de Republikeinen.

‘Eigenlijk is American Jobs een combinatie van een infrastructuurplan en een banenplan’, zegt Randall Eberts. ‘Tijdens de pandemie is gebleken dat de slechte staat van onze ziekenhuizen grote economische schade heeft veroorzaakt. Onze schoolgebouwen bleken in veel gevallen te verouderd om te kunnen ventileren en veilig onderwijs te organiseren. Ook onder Republikeinen leeft het idee dat zulke investeringen er moeten komen.’ Tegelijk heeft Biden met zijn plannen de expliciete intentie om het socio-economische weefsel grondig te hervormen. Een belangrijk deel van die infrastructuur moet immers gemaakt worden in Amerika, met Amerikaans staal en Amerikaans beton, in de hoop dat die onder druk staande industrieën daardoor ademruimte krijgen. Biden hoopt zo goedbetaalde jobs voor blue-collar workers te creëren. Die arbeiders moeten bovendien de mogelijkheid krijgen om via vakbonden over hun arbeidsvoorwaarden te onderhandelen. Voor een Amerikaanse president is die syndicale gezindheid ongezien. Jason Jolley ziet in Bidens plannen een soort culturele missie: ‘Hij wil Amerikanen anders naar hun overheid doen kijken.’

Republikeinen investeren liever in snelwegen en bruggen, Democraten liever in openbaar vervoer.
Republikeinen investeren liever in snelwegen en bruggen, Democraten liever in openbaar vervoer.© TAMIR KALIFA/The New York Times/

Natuurlijk zijn er ook valkuilen. Naast de vraag wat er van dit ambitieuze plan overblijft na zijn passage door het Congres, plaatst Michael Sargent vraagtekens bij de haalbaarheid. ‘Biden heeft aangekondigd dat er meer regulering zal komen om federale investeringen binnen te halen. Daardoor zal het voor de lokale overheden net moeilijker worden om projecten goedgekeurd te krijgen. Het is sowieso enorm moeilijk om zulke enorme bedragen gewoonweg uitgegeven te krijgen. Er is een grens aan wat je in enkele jaren tijd kunt plannen.’ Sargent betwijfelt ook of Amerika wel genoeg mankracht heeft voor al die grote werken. ‘De tijd dat het volstond om een schop of een pikhouweel te kunnen gebruiken, is al even voorbij. De bouwsector heeft het nu al enorm moeilijk om voldoende goed opgeleide arbeiders te vinden. Dat los je niet op door alleen maar meer geld uit te geven.’

De kans dat de Amerikaanse infrastructuur over vier jaar tiptop in orde is, is uiteraard onbestaande. Maar Biden maakt wel degelijk een kans om voor een kentering te zorgen. Na nog geen drie maanden wordt hij al in één adem genoemd met legendarische Democratische presidenten als Franklin Delano Roosevelt en, misschien wel pertinenter, Lyndon B. Johnson. Net zoals Johnson, de president die in de jaren zestig de grondlegger was van de Amerikaanse ziekteverzekering en een einde maakte aan rassensegregatie, geldt Biden als een sluwe politicus, die blindelings navigeert door de rokerige achterkamers en er niet voor terugschrikt om politieke tegen- en medestanders de arm om te draaien om zijn doel te bereiken. Zelfs de progressieve vleugel van de Democraten lijkt voorlopig enthousiast over de blanke oude man in het Witte Huis. Ondanks zijn haperende stijl, zijn ronduit saaie betogen en het moment waarbij hij tot driemaal toe struikelde terwijl hij de trap naar Air Force One op probeerde te hollen, gaat van zijn beleid een ongeziene energie uit. Zoals hij het zelf al verwoordde: ‘Ik ben een oude man. Ik heb geen tijd te verliezen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content