Is het pleidooi van Xi Jinping voor de ’traditionele Chinese cultuur’ meer dan bot nationalisme?
Op het Partijcongres kondigde Chinees president Xi Jinping aan dat de Communistische Partij moet opkomen voor de traditionele Chinese cultuur die niemand minder dan Mao Zedong wilde vernietigen. Journalist Sus van Elzen vraagt zich vanuit China af wat de motivatie achter die koerswijziging is.
Oktober in Peking is mooi. Het is nog lang niet koud en als de smog het toestaat schijnt de zon tussen de bomen. ‘Dit is geen smog meer,’ zei mijn Chinese vriend vandaag, ‘dit is fog‘. Mist. Zal ik hem geloven? Het is na tweeën en de zon probeert nog steeds door de ‘fog’ te komen. Vandaag zal dat dus niet lukken.
Onder Mao was de ’traditionele Chinese cultuur’ nog iets dat met wortel en tak uitgeroeid diende te worden.
Geen nood, alles gaat vooruit in China, de stedelingen rochelen steeds minder op de grond. Wie zich door de stad beweegt, ziet steeds minder verkrotte, slecht geurende laantjes op zijn weg — de mooie grijze laagbouw van het oude Peking, de hutongs die nu wel grotendeels plaatsgemaakt hebben voor kantoortorens in glas en beton. De fiets is bezig aan zijn retour, maar wie het verkeer niet vertrouwt en al een klein beetje wegwijs is in Peking, raakt soepel van een uithoek van de stad naar de andere met de metro of zelfs met de bus. Soepel, niet moeiteloos, want niets gaat moeiteloos in China.
In het China van Mao Zedong, waar wij nog graag naar verwijzen als het over de Volksrepubliek gaat, werd het leven grotendeels geregeld door de Communistische Partij via twee hefbomen. Enerzijds sociale controle, direct met de Partij gelieerd, en anderzijds van boven geïnspireerd en aangemoedigd collectief enthousiasme dat bergen kon verzetten. Dat is intussen meer dan vijfendertig jaar geleden, en de meeste Chinezen herinneren er zich niets van. Ze zijn te jong om het meegemaakt te hebben en worden niet aangemoedigd iets over die periode te ontdekken. Wie er wel iets van weet – het is belangrijk dat te benadrukken – vindt het leven voor Chinezen nu veel beter. Het moet gezelliger in de rij staan zijn vandaag, veronderstel ik.
Verboden Stad
We hadden kunnen weten dat het niet het ideale moment was om in de rij te gaan staan voor (de veiligheidscontrole van) de Verboden Stad (de plaats van waaruit de Chinese keizers hun rijk bestuurden, nvdr.) aangezien het grote Partijcongres bezig was. Alle grote momenten in China, en zeker in Peking, zijn in de eerste plaats ‘security‘–momenten. De overheden proberen iedereen permanent te controleren, onder Mao ging dat met wijk- en andere comités, dezer dagen gebeurt het grotendeels digitaal.
Het geïnspireerde enthousiasme dat slechts een klein deel van de file verklaart heeft onder andere te maken met een belangwekkende uitspraak van partijbaas en president Xi Jinping in zijn rapport voor het congres dit jaar. Hij stelde dat de Partij, en dus de hele overheid, zorg moet dragen voor de ’traditionele Chinese cultuur’, die moet beschermen, bewaren, helpen, en cultiveren. Dit – hoewel ik het al een paar jaar kon zien aankomen – is een verrassende, radicaal nieuwe wending. Onder Mao immers, die zijn onderdanen in stoeten naar het modeldorp Dachai stuurde om daar niet naar schilderijen maar naar aarden dammen te gaan kijken, was de ’traditionele Chinese cultuur’ iets dat met wortel en tak uitgeroeid diende te worden. U herinnert zich toch nog dat tijdens de Culturele Revolutie duizenden tempels, monumenten en kunstwerken vernield werden voor het goed van de natie. Daar spreekt nu niemand meer over – daar màg niemand over spreken.
De file waar ik me in bevond, ging niet naar een aarden dam, maar naar het hemelse schilderij ‘Panorama van 1000 mijlen‘, een geschilderde rol van 51,5 x 1191,5 cm, door de jonge schilder Wang Ximeng gemaakt tijdens de Noordelijke Song-dynastie, rond 1104.
Het schilderij zou één van de tien meesterwerken van de Chinese schilderkunst zijn, één van de slechts twee overgebleven werken van de schilder die op 23-jarige leeftijd stierf, en het favoriete schilderij van toenmalig keizer Huizong, die zelf een academie gesticht had. De legenden stoppen hier niet, maar dit moet volstaan.
Waarom zien we die dwingende oproepen, dat geïnspireerde enthousiasme weer opduiken?
Mijn file, in de schaars verlichte zaal, bleek drie uur lang. De vele bezoekers waren gemobiliseerd via sociale mediakanalen als WeChat: ‘De hele natie moest dit werk komen zien.’ De evidente uitleg hiervoor was natuurlijk dat de oude Chinese cultuur, met dit spectaculair grote schilderij voorop, nu voor de kar gespannen werd van het Chinese nationalisme dat zich vandaag overal zichtbaar maakt. Maar waarom gebeurt dit net nu?
Na drie uur aanschuiven in het donker krijg je slechte gedachten. Waarom zien we die dwingende oproepen, dat geïnspireerde enthousiasme weer opduiken? Gaan we weer met z’n allen naar Dachai? Wat was de bedoeling?
De meeste mensen hier kenden niet het verschil tussen een schilderij en een palmboom. Hetzelfde werk was, ook in het Paleismuseum, tentoongesteld in 2012, maar niemand was komen kijken. Is iemand de pas herkozen keizer-president aan het klaarmaken voor een rol van nieuwe ‘Goede keizer Huizong’, beschermer der kunsten en patroon van de traditionele cultuur? En wie zou dat dan zijn?
Ver buiten de binnenstad van Peking woont de hedendaagse kunstenaar Huang Rui. Hij werd al bekend als medeoprichter van de Stars-kunstenaarsgroep eind jaren zeventig; speelde een rol in het gebeuren rond de ex-militaire, tot ‘kunst-fabriek’ omgedoopte fabriek 798 aan de rand van Peking; werd daar aan de deur gezet wegens insubordinatie; en was – en is – een leidend figuur in de kunstenaarsgroep van de ‘1985’-generatie.
Na 798 bouwde Huang Rui, die een diepe band had met de traditionele Chinese filosofie en cultuur, zijn eigen studio aan de rand van de stad, in hoofdzaak met gerecupereerd materiaal van gesloopte Hutongs waaronder bakstenen uit de Ming-dynastie.
Het is een mooi en artistiek bouwsel. Nu staat het middenin een met groene plastic netten overspannen puinenveld, want al wat rond zijn studio stond is ondertussen gesloopt. Een dreigende machine staat naast zijn deur geparkeerd.
De bedoeling – van Xi Jinping wellicht – is dat op deze vlakte zo’n vier miljoen bomen zullen geplant worden. Ga dààr maar eens tegen argumenteren, als geprivilegieerde kunstenaar die juridisch geen been heeft om op te staan. Want natuurlijk is die studio, net als alle soortgelijke studio’s, er illegaal gebouwd.
Klagen doet Huang Rui niet. Hij kan kunst verkopen aan het Guggenheim, wat zou hij klagen. Maar een mening heeft hij wel.
‘Traditionele cultuur?’ zegt hij, ‘In Peking heb je helemaal geen traditionele cultuur. Behalve dit hier.’ Hij wijst naar de Ming-bakstenen. ‘In China wordt alles direct afgebroken, niets wordt bewaard behalve symbolen als de Grote Muur. Omdat die zo groot zijn. Wij hebben een heel arme culturele traditie, buiten onze geschreven teksten. Nu gaan we voor het groene China, dat is leuk. In een eerste fase zullen ze inderdaad bomen planten. En daarna zullen ze die bomen weer omzagen, en er wat lelijke gebouwen voor in de plaats zetten.’
Belangstelling voor Chinese kunst kan er wel zijn, zegt Huang Rui, maar dan vooral in het buitenland. Zijn werk refereert voortdurend naar de Chinese geschiedenis, maar negentig procent van de verzamelaars met werk van hem wonen in het buitenland.
‘Wordt China nu zo snel nummer één op wereldvlak? Misschien wel. Maar de dag daarna kan er niets van overblijven. Als er één draagvlak instort, klapt heel het systeem in elkaar. Alle kunstenaars haten de macht, weet je wel. Je moet wegblijven van de keizer.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier