Hoe dankzij Donald Trump (het belang van) de werkelijkheid verdwijnt

. © Dino

In Het einde van de waarheid beschrijft Michiko Kakutani hoe de Verenigde Staten (en de wereld) in het post truth-tijdperk beland zijn, waarin achterhaalde complottheorieën en ideologieën herleven en bewezen wetenschap steeds vaker ter discussie wordt gesteld. Knack biedt u een passage uit haar boek aan.

Wil ik knoeien met de werkelijkheidstape?
En zo ja, waaróm?
Omdat ik, dacht hij, als ik daar macht over heb,
macht heb over de werkelijkheid.

– Philip K. Dick, ‘De elektrische mier’

***

‘Surrealistisch’ en ‘chaos’ zijn twee van de woorden geworden die uur na uur door journalisten worden gebezigd om de dagelijkse werkelijkheid te beschrijven in het Amerika van het tweede decennium van het nieuwe millennium, een tijd waarin dagelijks negentien kinderen in de Verenigde Staten worden doodgeschoten, waarin de president van de Verenigde Staten een nucleair spelletje speelt met Kim Jong-un van Noord-Korea om te kijken wie er ’t eerst bang wordt, waarin kunstmatige-intelligentieapparaten poëzie en romans schrijven, waarin het steeds moeilijker wordt om onderscheid te maken tussen de koppen van de satirische krant en website The Onion en CNN’s hoogtepunten uit het nieuws.

Het probleem was niet alleen dat Trump instinctief en schaamteloos loog, maar dat de vele honderden opeengestapelde leugens samen al even valse verhaallijnen creëerden, die appelleerden aan de angsten van mensen.

Trumps losgeslagen presidentschap vormt een soort climax in het proces van vervorming van de werkelijkheid, maar de snelgroeiende verbijstering onder mensen over de loskoppeling van datgene waarvan ze weten dat het waar is en dat wat politici hun vertellen, van het gezonde verstand en van hoe het er in de wereld aan toe gaat, gaat terug tot de jaren ’60, toen de samenleving gefragmenteerd raakte, officiële narratieven – geleverd door de regering, het establishment, de elites – begonnen af te brokkelen en de nieuwscyclus steeds sneller ging draaien. In 1961 schreef Philip Roth over de Amerikaanse werkelijkheid: ‘Ze verbijstert, ze maakt je ziek, ze maakt je woedend.’ De kranten, klaagde hij, ‘vervullen je van verbazing en ontzag: is het mogelijk? Gebeurt dit echt? En ze vervullen je uiteraard van misselijkheid en wanhoop. Omkoperij, schandalen, krankzinnigheden, verraad, idiotie, leugens, schijnheiligheid, lawaai…’

Roths gevoel dat de actualiteit de verbeeldingskracht van schrijvers van fictie te boven ging (en reallife- personages voortbracht als Richard Nixon en Roy Cohn, op wie alle romanschrijvers jaloers waren) zou meer dan een halve eeuw later door schrijvers van satire en spionagethrillers in het Trump-tijdperk weerkaatst worden. En zijn observatie dat romanschrijvers moeite hadden om op een fantasievolle manier om te gaan met een wereld die ze verwarrend vonden, helpt verklaren waarom de journalistiek – met name wat Tom Wolfe New Journalism noemde – fictie in de schaduw begon te stellen als het erom ging vast te leggen hoe het leven in de jaren ’60 eruitzag, getuige de Esquire-bloemlezing met de passende titel Smiling Through the Apocalypse (met daarin opgenomen klassieke tijdschriftartikelen van schrijvers als Norman Mailer, Michael Herr en Gay Talese).

Politici hadden de waarheid altijd al naar hun hand gezet, maar de komst van de televisie – en later internet – bood hun nieuwe podia om versluierende taal te spreken. Toen de Republikeinse strateeg Lee Atwater in de jaren ’80 opmerkte dat ‘perceptie werkelijkheid is’, verwoordde hij op botte wijze een inzicht over de menselijke psychologie waarmee Homerus welbekend was toen hij Odysseus onsterfelijk maakte als geslepen bedrieger, bedreven in misleiding en vermomming. Maar Atwaters kille gebruik van dit recept, toen hij controversiële vraagstukken inzette om de racistische ‘southern strategy’ (Republikeinse tactiek om blanke kiezers in het zuiden te winnen door een beroep te doen op hun racistische gevoelens, nvdr.) van de Grand Old Party vooruit te helpen – en om de beruchte Willie Horton-spotjes (Tot levenslange gevangenisstraf veroordeelde zwarte ex-honkbalspeler, die niet terugkeerde van weekendverlof en later een vrouw bruut verkrachtte; hij werd door Atwater in 1988 op een bedekt racistische manier als speelbal gebruikt in de verkiezingscampagne voor Bush om de Democraten dwars te zitten, nvdr.) tijdens de presidentiële campagne van 1988 te creëren – injecteerde de mainstream- Amerikaanse politiek met een alarmerende dosis winnen-tot-elke-prijs-machiavellisme waarbij de massamedia werden gebruikt als leveranciers.

Bijna drie decennia later zou Trump immigranten de rol van Willie Horton toebedelen, en de klok nog verder terugzetten door het verkapte dogwhistle– racisme (Kiezers proberen te winnen door racistische of religieuze toespelingen te maken die alleen door de doelgroep begrepen worden, nvdr.) in te wisselen voor het openlijker racisme en de retoriek van George Wallace. Tegelijkertijd begreep hij instinctief dat het nieuwe, door internet gedomineerde landschap en de toenemende onwetendheid van kiezers over allerlei kwesties het gemakkelijker dan ooit maakten om op de angsten en wrokgevoelens van kiezers in te spelen, door verhalen te lanceren die bleven hangen en viraal werden om alternatieve realiteiten te creëren. Hij probeerde ook in toenemende mate journalistiek als ‘fake news’ in diskrediet te brengen, en verslaggevers aan te vallen als ‘vijanden van het volk’ – een ijzingwekkende benaming die ooit door Lenin en Stalin werd gebruikt.

Het probleem was niet alleen dat Trump instinctief en schaamteloos loog, maar dat de vele honderden opeengestapelde leugens samen al even valse verhaallijnen creëerden, die appelleerden aan de angsten van mensen. Amerika werd afgeschilderd als een land waarin misdaad hoogtij vierde (terwijl de misdaadcijfers juist historisch laag waren – nog niet de helft van wat ze op hun hoogtepunt waren in 1991); als een land dat werd overspoeld door golven gewelddadige immigranten (terwijl uit studies blijkt dat immigranten in verhouding minder vaak geweldsdelicten plegen dan in de VS geboren burgers). Die immigranten zouden het land tot last zijn en zorgvuldiger gescreend moeten worden (terwijl 31 van de 87 Amerikaanse Nobelprijzen sinds 2000 gewonnen zijn door immigranten, en immigranten en hun kinderen naar schatting zo’n zestig procent van de toptech-bedrijven in de VS hielpen vestigen, die bij elkaar vier biljoen dollar waard zijn). Al met al waren de VS volgens Trumps redenering een land dat diep in de problemen zat en behoefte had aan een redder.

Lang voordat hij de politiek in ging, gebruikte Trump al leugens als zakelijk hulpmiddel. Hij beweerde dat zijn vlaggenschip, de Trump Tower, 68 verdiepingen telt, terwijl het er in werkelijkheid maar 58 zijn. Hij deed zich ook voor als een PR-man genaamd ‘John Barron’ of ‘John Miller’ zodat hij met deze valse identiteit kon opscheppen over zijn – Trumps – prestaties. Hij loog om zichzelf groter te maken dan hij was, om onder valse voorwendsels zaken te kunnen doen en in te spelen op de verwachtingen van mensen. Alles draaide om transacties; het enige wat ertoe deed was deals te sluiten.

Jarenlang was hij vastgoedontwikkelaar en een reality-tv-ster die zijn naam kwistig toepaste in merknamen (Trump Hotels, Trump Menswear, Trump Natural Spring Water, Trump University, Trump Steaks, Trump Vodka, Trump Home Collection), en hij wist, zoals de meest succesvolle reclamemakers – en succesvolle propagandisten – dat het vaak herhalen van gemakkelijk te onthouden, simplistische slogans ervoor kon zorgen dat zijn handelswaar (en zijn naam) zich zou vastzetten in het hoofd van potentiële afnemers. Decennia voordat hij ‘Make America Great Again’-petten ging uitdelen op zijn verkiezingsbijeenkomsten, was hij expert geworden in het organiseren van wat historicus Daniel Boorstin ‘pseudogebeurtenissen’ noemde, dat wil zeggen: gebeurtenissen die hoofdzakelijk ‘gepland, bekonkeld of ontketend worden met als onmiddellijke doel dat erover bericht wordt of dat ze herhaald worden’.

Boorstin voorzag in zijn boek The Image uit 1962 – dat van invloed zou zijn op het werk van talrijke schrijvers, van Franse theoretici als Baudrillard en Guy Debord tot sociaal-critici als Neil Postman en Douglas Rushkoff – griezelig genoeg al de komst van reality-tv, decennia voordat de Kardashians, de Osbournes en een hele rij ‘desperate housewives’ hun intrede deden in onze woonkamers. Hij voorzag trouwens ook de opkomst van iemand die erg veel weg had van Donald J. Trump: een celebrity, bekend om zijn ‘well-knownness’, in de woorden van Boorstin, zijn algemene bekendheid (en die zelfs gastheer zou zijn in een show getiteld The Celebrity Apprentice).

Boorstins beschrijvingen van de negentiendeeeuwse impresario en circus-showman P.T. Barnum – directeur van een curiositeitenmuseum in New York City, gevuld met nep-‘wonderen’ zoals een zeemeermin (de resten van een aap met daaraan bevestigd de staart van een vis) – moeten lezers van nu akelig bekend in de oren klinken: een zelfverklaarde ‘vorst van de verlakkerij’ wiens ‘grootste ontdekking niet was hoe gemakkelijk het was om het publiek te bedotten, maar hoe graag het publiek zich liet bedotten’ zolang het maar vermaakt werd.

Terwijl aannemelijkheid de waarheid als maatstaf verving, werd het een ‘sociaal beloonde vaardigheid’ om ‘dingen waar te laten lijken’.

Terwijl beelden de plaats innamen van idealen, schreef Boorstin in The Image, verving het idee van ‘geloofwaardigheid’ op bijna vergelijkbare wijze dat van de waarheid. Het interesseerde mensen niet zozeer of iets waar was, maar of het ‘goed uitkwam dat het geloofd zou worden’. En terwijl aannemelijkheid de waarheid als maatstaf verving, werd het een ‘sociaal beloonde vaardigheid’ om ‘dingen waar te laten lijken’; geen wonder dat in de vroege jaren ’60 de Mad Men van Madison Avenue de nieuwe meesters van het universum waren.

Baudrillard ging nog verder met dergelijke observaties; hij opperde dat in de huidige, rond de media gecentreerde cultuur mensen de voorkeur zijn gaan geven aan het ‘hyperreële’ – dat wil zeggen gesimuleerde of verzonnen realiteiten als Disneyland – boven de saaie, alledaagse ‘woestijn van het werkelijk bestaande’.

Kunstenaars als Jorge Luis Borges, William Gibson, Stanislaw Lem, Philip K. Dick en Federico Fellini worstelden met vergelijkbare thema’s en schiepen verhalen waarin de grenzen tussen het reële en virtuele, het feitelijke en het verbeelde, het menselijke en de post-menselijke vaagheid versmolten of zelfs verdwenen. In het verhaal ‘Tlön, Uqbar, Orbis Tertius’ beschrijft Borges ‘een geheim genootschap van astronomen, biologen, ingenieurs, metafysici, dichters, scheikundigen, wiskundigen, moralisten, schilders en aardrijkskundigen’ die een onbekende planeet genaamd Tlön verzinnen: ze bedenken de geografie ervan, de architectuur, de denksystemen. Stukjes en brokjes van Tlön beginnen op te duiken in de echte wereld: een voorwerp hier, een beschrijving daar, en omstreeks 1942 treedt er een versnelling op; uiteindelijk, merkt de verteller op, hebben de lessen van Tlön zich zo ver verbreid dat de geschiedenis die hij als kind leerde, in vergetelheid is geraakt en vervangen door ‘een fictief verleden’.

Borges trok directe parallellen tussen de macht van verzinsels over Tlön om zich in het menselijk bewustzijn te nestelen, en de macht van op leugens gebaseerde, dodelijke politieke ideologieën om hele naties te infecteren; beide, suggereerde hij, voorzien in intern samenhangende narratieven die mensen, die ernaar snakken om de wereld te begrijpen, aanspreken. ‘De werkelijkheid verloor terrein op meer dan één punt,’ schreef Borges. ‘De waarheid is dat ze ernaar snakte terrein te verliezen. Tien jaar geleden volstond elk symmetrisch systeem dat de schijn van orde bood – het dialectisch materialisme, het antisemitisme, het nazisme – om mensen te fascineren. Waarom zou je niet onder de betovering van Tlön bezwijken en je overgeven aan de minutieuze en enorme aanwezigheid van een ordelijke planeet? Het heeft geen zin te antwoorden dat ook de werkelijkheid geordend is. Dat mag zo zijn, maar overeenkomstig goddelijke wetten – ik vertaal: onmenselijke wetten – die we nimmer volledig doorgronden. Tlön mag een labyrint zijn, maar het is een labyrint dat door mensen is bedacht, een labyrint dat bestemd is om door mensen ontcijferd te worden.’

Thomas Pynchon verkent in zijn romans vergelijkbare thema’s, die relevanter dan ooit zijn in een wereld die lijdt onder een overmaat aan informatie. Draaierig van een soort spirituele desoriëntatie vragen zijn personages zich af of de paranoïde figuren het bij het rechte eind hebben: dat er boze samenzweringen en verborgen agenda’s bestaan die alles verklaren. Of dat de nihilisten misschien wel een punt hebben: dat er geen signaal in de herrie schuilt, alleen maar chaos en toeval. ‘Als er iets troostends is – iets religieus, zo je wilt – aan paranoia,’ schrijft hij in Gravity’s Rainbow, ‘dan is er altijd nog anti-paranoia, waar niets met elkaar verbonden is, een toestand die weinigen van ons langdurig kunnen verdragen.’

In een documentaire uit 2016 genaamd ‘HyperNormalisation’ creëerde de Britse filmmaker Adam Curtis een expressionistische, met veel archiefmateriaal doorsneden meditatie over het leven in het tijdperk na de waarheid; de titel (die ook lijkt te verwijzen naar Baudrillard) is ontleend aan een term die Aleksej Joertsjak bedacht om het leven in de Sovjet- Unie in de laatste jaren ervan aan te duiden, toen mensen de absurditeit doorhadden van de propaganda die de regering hun al decennia had verkocht, maar ook moeite hadden zich een alternatief voor te stellen. In HyperNormalisation, dat kort voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen werd uitgebracht op het iPlayer-platform van de BBC, vertelt Curtis in voice-over dat mensen in het Westen de verhalen die politici hun al jaren hadden verteld, ook niet geloofden, en dat Trump besefte dat ‘hiermee geconfronteerd, je met de werkelijkheid kon spelen’ en al doende ‘de oude machtsvormen verder kon ondermijnen en verzwakken’.

Sommige extreemrechtse Trump-aanhangers proberen de werkelijkheid ook conform hun eigen ideeën te herdefiniëren. Gebruikmakend van de iconografie van de film The Matrix – waarin de held kan kiezen tussen twee pillen, een rode (die kennis en de kille waarheden van de werkelijkheid vertegenwoordigt) en een blauwe (die staat voor slaperige illusie en ontkenning) – hebben leden van de alt-right-beweging en enkele verongelijkte mannenrechtengroepen het over ‘red-pilling the normies’, dat wil zeggen: mensen bekeren tot hun zaak. Ze brengen met andere woorden hun binnenstebuiten gekeerde alternatieve werkelijkheid aan de man, een werkelijkheid waarin witte mensen vervolgd worden, het multiculturalisme een ernstig gevaar is en mannen door vrouwen onderdrukt worden.

Sommige extreemrechtse Trump-aanhangers proberen de werkelijkheid ook conform hun eigen ideeën te herdefiniëren.

Alice Marwick en Rebecca Lewis, auteurs van een studie naar online-desinformatie, zeggen dat ‘zodra groepen over een kwestie “redpilled” zijn, ze waarschijnlijk ook meer openstaan voor andere extremistische ideeën. Online-culturen die voorheen tamelijk apolitiek waren, beginnen over te lopen van door racisme ingeblazen woede. Sommige sci-fi-, fandom- en gaming-communities – die zich het alledaags antifeminisme al hadden eigengemaakt – beginnen wit-nationalistische ideeën te omhelzen. “Ironische” nazi-iconografie en hatelijke scheldwoorden worden serieuze uitingen van antisemitisme.’

Een van de tactieken die alt-right gebruikt om zijn ideeën online te verspreiden, zeggen Marwick en Lewis, is om extremere gezichtspunten in het begin af te zwakken als instapideeën om een breder publiek aan te spreken; onder sommige groepen jonge mannen, schrijven ze, ‘is het een verbluffend kleine stap om van het verwerpen van politieke correctheid over te gaan tot het beschuldigen van vrouwen, immigranten of moslims als degenen die verantwoordelijk zijn voor hun problemen’.

Hoe dankzij Donald Trump (het belang van) de werkelijkheid verdwijnt
© Spectrum

Veel misogyne en ‘white-supremacist’-memes, naast heel veel nepnieuws als Pizzagate, vinden hun oorsprong of krijgen vleugels op sites als 4chan en Reddit voordat ze voldoende ‘buzz’ hebben verzameld om door te stoten naar Facebook en Twitter, waar ze meer mainstream-aandacht kunnen genereren. Renee DiResta, die onderzoek doet naar samenzweringstheorieën op internet, stelt dat Reddit een nuttig testmedium kan zijn voor slechte acteurs – waaronder buitenlandse regeringen als de Russische – om memes of nepverhalen uit te proberen en te kijken hoeveel aantrekkingskracht ze uitoefenen.

DiResta waarschuwde in de lente van 2016 dat de algoritmen van sociale netwerken – die mensen voorzien van nieuws dat populair en trending is, in plaats van accuraat of belangrijk – samenzweringstheorieën helpen promoten. Dit soort marginale content kan van invloed zijn op hoe mensen denken, en doorsijpelen in openbare debatten over beleidszaken op het gebied van bijvoorbeeld vaccinatie, bestemmingsplannen en fluoridering van het drinkwater. Onderdeel van het probleem is een ‘asymmetrische passie’ op sociale media: terwijl de meeste mensen geen uren besteden aan het schrijven van posts ter bekrachtiging van het voor de hand liggende, zegt DiResta, ‘produceren gepassioneerde complotdenkers en extremisten een overdaad aan content, vastbesloten om “the sheeple” wakker te schudden’.

Aanbevelingssystemen, voegt ze eraan toe, helpen samenzweringstheoretici met elkaar in contact te komen tot aan het punt waarop ‘we het stadium van louter partijdige filterbubbels zijn gepasseerd, en ons midden in het rijk van de silogemeenschappen bevinden, die hun eigen werkelijkheid kennen en opereren op basis van hun eigen feiten’. Hier aangekomen, besluit ze, ‘weerspiegelt internet de werkelijkheid niet slechts, maar vormt het deze’.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content