‘Heel soms laten ze het achterste van hun tong zien: oliebedrijven hebben niets te winnen bij klimaatactie’

‘De grote oliebedrijven beseffen goed dat hun dominante economische én maatschappelijke positie in gevaar is. De honderden miljoen die ze uitgeven en de vele tientallen “consultants” die ze tewerkstellen in Washington DC en Brussel, de lobbyhoofdsteden van de wereld, dienen dus slechts één doel: politieke macht bestendigen’, schrijft Mathieu Blondeel.

Heel soms laten ze de achterkant van hun tong zien, die afgeborstelde heren in hun nette maatpakken en witte hemden. Afgelopen week was er nog eens zo’n moment. Undercoverjournalisten van Greenpeace en Channel Four slaagden erin om enkele hooggeplaatste lobbyisten van ExxonMobil in de VS aan de praat te krijgen. De journalisten deden zich voor als recruiters voor een bedrijf dat geïnteresseerd was in hun lobbydiensten. Het onderzoek schetst een onthutsend, maar geen verrassend, beeld van één van ’s werelds machtigste bedrijven én haar politieke invloed.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Zo gaven de lobbyisten onomwonden toe dat ExxonMobil in het verleden inderdaad ‘schaduwgroepen’ sponsorde om klimaatwetenschap in diskrediet te brengen, dat ze heel gericht lobbyen bij een klein aantal senatoren tegen het grote infrastructuurplan van president Joe Biden (waar aanvankelijk heel wat klimaatmaatregelen inzaten) én dat hun publieke steun voor een maatschappijbrede CO2-taks één groot rookgordijn is, simpelweg omdat ze weten dat die er toch nooit komt. De tactiek van ‘Big Oil’ verschoof afgelopen jaren dan ook subtiel van klimaatontkenning naar ‘afleiden, verdelen en bagatelliseren’.

Hun politieke macht manifesteert zich op nog verschillende manieren, namelijk via partij- en campagnedonaties en het mechanisme van de ‘revolving doors‘. Dat laatste slaat op de wisselwerking waarbij voormalige politici, beleidsmakers en (hoge) ambtenaren hun post in de publieke sector inruilen voor een job in de fossiele industrie, en omgekeerd. Het is een fenomeen dat zowel bij ons in Europa als in de VS voorkomt. In 2017, bijvoorbeeld, wisselde Rex Tillerson zijn hoed van CEO van ExxonMobil voor die van minister van Buitenlandse Zaken onder president Trump. Maar niet zonder een duizelingwekkende vertrekbonus van zo’n 180 miljoen dollar. Daar mag al eens iets tegenover staan, neen?

Recent onderzoek in de VS toont aan dat Congresleden die consequent tegen milieuwetgeving stemden, significant meer financiële steun ontvingen van ‘Big Oil’. In 2020 alleen spendeerden olie- en gasbedrijven er meer dan 112 miljoen dollar aan lobbywerk. In de EU noteerden de vijf grootste fossiele bedrijven (BP, Chevron, ExxonMobil, Shell en Total) zo’n 250 miljoen euro in lobbyuitgaven uit tussen 2010 en 2019. Zet daar tegenover de budgetten van de hernieuwbare sector, laat staan die van milieuorganisaties, en een mens zou er zowaar cynisch van worden.

It’s the politics, stupid!

Geïnspireerd door de onverzettelijke Greta Thunberg kwamen jongeren overal ter wereld afgelopen jaren de straat op, aandeelhouders revolteren tegen het management van fossiele bedrijven waarin ze vele miljarden geïnvesteerd hebben, rechters dwingen hen om hun uitstoot per direct terug te dringen en 127 landen, samen verantwoordelijk voor bijna 2/3 van de wereldwijde broeikasgasuitstoot, willen op middellange termijn ‘klimaatneutraal’ worden. In het Europese parlement werd recent nog de meest verregaande klimaatwet ter wereld goedgekeurd.

‘Big Oil’ begrijpt dus maar al te goed dat hun dominante economische én maatschappelijke positie in gevaar is. De honderden miljoen die ze uitgeven en de vele tientallen ‘consultants’ die ze tewerkstellen in Washington DC en Brussel, de lobbyhoofdsteden van de wereld, dienen dus slechts één doel: politieke macht bestendigen. Zij beseffen dat politieke besluitvorming een cruciale schakel vormt in het bredere plaatje van die levensnoodzakelijke energietransitie. Nieuwe, klimaatvriendelijke, technologieën worden alsmaar goedkoper en dus competitiever met oude, vervuilende concurrenten (denk bijvoorbeeld aan elektrische wagens).

Maar die zullen pas op grote schaal uitgerold kunnen worden als er ook een grote beleidsommekeer plaatsvindt waarbij duidelijke en verregaande politieke keuzes gemaakt worden over de richting en snelheid van de transitie. Met technologische innovatie alleen komen we er dus niet.

De energietransitie als herverdelingsvraagstuk

De (mondiale) energietransitie gaat om veel meer dan een switch van koolstofverbindingen naar elektronen. Het is ook een politiek verhaal van rechtvaardigheid en solidariteit, over grenzen en generaties heen. Het roept vragen op zoals: Hoe moeten we de meest kwetsbare onder ons ervan behoeden dat zij de zwaarste kosten komen te dragen?; Hoe zorgen we ervoor dat werknemers omgeschoold kunnen worden indien hun job verdwijnt?; Op welke manier kunnen we landen en gebieden die vandaag al getroffen worden door klimaatverandering structureel bijstaan?; En hoe kunnen we bedrijven zoals ExxonMobil straffen voor hun jarenlange stilzwijgen en actieve tegenwerking van klimaatbeleid?

Soms, héél soms, laten ze het achterste van hun tong zien. Dus hoezeer ze het ons willen doen geloven, ‘Big Oil’ heeft niets te winnen bij verregaande klimaatactie en een versnelde energietransitie. In tegendeel zelfs, ze zijn verwikkeld in een strijd op leven en dood. Met de gigantische financiële belangen die op het spel staan, zullen ze zich nooit zomaar gewonnen geven. Het komt er dus voor bewegingen en partijen op aan om een politieke strategie te ontwikkelen die herverdeling van macht én materiële middelen centraal stelt in de energietransitie: weg van de fossiele elites, naar de burger.

Dr. Mathieu Blondeel is Research Fellow aan de Warwick Business School (Verenigd Koninkrijk).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content