Mark Van de Voorde

‘Welk instituut zal zich nog verzetten tegen de politieke recuperatie van het christendom als de kerk het niet doet?’

Mark Van de Voorde Onafhankelijk publicist en gewezen raadgever van Herman Van Rompuy, Yves Leterme en Steven Vanackere.

Mark Van de Voorde toont in zijn nieuwe boek ‘Niet in onze naam‘ waarom het bizar is dat in een geseculariseerde wereld politici kunnen scoren door te beweren dat ze de christelijke beschaving willen beschermen. Wij bieden u hier een fragment aan. ‘De stem van de kerk is nodig in een levensbeschouwelijk en moreel kleurloze samenleving. Zij is de enige die nog kan zeggen wat onchristelijk en wat antichristelijk is in de retoriek van politici die zich op het christendom beroepen.’

Elders in Europa keek de kerkleiding veeleer schroomvol de andere kant op. Ook in onze Lage Landen. In Nederland vond ruim driekwart van de predikanten dat christenen niet konden stemmen voor Wilders’ onchristelijke partij, maar de protestantse kerkleidingen bleven voorzichtig en de katholieke bisschoppen zwegen helemaal.

De Belgische bisschoppen pleitten weliswaar uitdrukkelijk voor naastenliefde, ongeacht de afkomst van de medemens, maar zij hoedden zich ervoor om de identitaire interpretatie van het woord ‘christelijk’ door radicaalrechts expliciet aan te klagen. Laat staan dat ze de naam van Vlaams Belang zouden noemen. Ze bleven omfloerst spreken, in de veronderstelling dat het toch duidelijk genoeg moest zijn voor de goede verstaander. Helaas, veel mensen zijn geen goede verstaanders.

Veel onomwonden protest tegen de heiligschennende recuperatie van de christelijke boodschap voor politieke doeleinden was dus niet te horen. Was respect voor de scheiding van kerk en staat de reden voor die voorzichtigheid? De kerkleidingen hadden moeten beseffen dat niet zij, maar extreemrechtse politici de scheiding van kerk en staat schenden door religieuze nostalgie te misbruiken in hun politiek discours. Zij stelen de religie en gebruiken haar om het volk te misleiden en de macht te grijpen.

Misschien zwegen de kerken ook uit angst gelovigen van zich te vervreemden, want ook onder kerkgangers bevinden zich sympathisanten van extreemrechts. En de kerk kampt al met een dalend ledenaantal. Of was de ware reden dat het geëngageerde deel van de christenen zich grotendeels had teruggetrokken uit de samenleving? Binnenkerkelijk hield men zich bezig met de zoveelste herschikking van structuren. Er was geen tijd of zin om naar buiten te treden.

Nochtans, zegt een Nederlands gezegde: je moet niet de kerk schudden om de klok te luiden, je moet aan het zeel trekken. Niet door stoelen te verplaatsen maar door de klok te luiden zorg je ervoor dat gelovigen én ongelovigen het kerkelijk appel horen. Helaas, er was geen tijd. Of geen lef?

Zou die maatschappelijke onzichtbaarheid een vorm van ‘binnenlandse emigratie’ zijn geweest? De Duitse schrijver Frank Thiess gebruikte in de jaren dertig de term Innere Emigration voor intellectuelen die zich uit passief verzet tegen het nazisme terugtrokken. Maar hun zwijgen hield de nazistaat niet tegen. Evenmin kan het zwijgen van bisschoppen en kerkleiders vandaag als verzet gelden.

Waarschijnlijk was hun houding veeleer ingegeven door de zogezegde ‘deugd van bescheidenheid’, waarop vooral de katholieke kerk zich graag beriep. Dat ging in tegen de wens van paus Franciscus, die wilde dat de kerk zich “vuilmaakt” aan de wereld: “Een kerk die voortdurend op zichzelf terugplooit, wordt oud. Dan prefereer ik een kerk die soms eens een ongelukje meemaakt omdat ze tenminste naar buiten durft te komen.”

In het besef dat de kerk maatschappelijk nauwelijks nog meetelt, kozen veel christenen voor bescheidenheid. Maar bescheidenheid kan ook een zonde van nalatigheid zijn. Dat politici met een vals appèl aan de christelijke beschaving maatschappelijke onvrede kunnen kapen, toont aan dat kerkelijke bescheidenheid niet alleen fout, maar ook volkomen onterecht is. Het woord ‘christelijk’ raakt blijkbaar nog steeds een gevoelige snaar, anders zouden populistische politici en hun spindoctors er geen gebruik van maken.

Het beroep op het christendom werkt bovendien omdat velen daarin niet meer de resonantie van geloof horen, maar de lokroep van culturele identiteit zonder geloof. Zou het kunnen dat ook een deel van de geëngageerde gelovigen cultuurchristen is geworden in plaats van overtuigd gelovige? Daardoor hebben ze misschien niet eens door dat politici hun geloof verkrachten. Kortom: is het zwijgen veroorzaakt door religieuze doofheid? Zijn veel gelovigen letterlijk doofstom geworden?

De kerk mag echter niet zwijgen. Welk instituut zal zich nog verzetten tegen de politieke recuperatie van het christendom als de kerk het niet doet? Door ontzuiling en secularisatie heeft ook het christelijke middenveld veel zeggingskracht verloren. Organisaties zijn vervreemd van de inspiratie die ooit hun maatschappelijke en sociale engagement bezielde. Zij kunnen nauwelijks nog een vuist maken tegen wie dat gedachtegoed misbruikt.

Juist daarom is de stem van de kerk nodig in een levensbeschouwelijk en moreel kleurloze samenleving. Zij is de enige die nog kan zeggen wat onchristelijk en wat antichristelijk is in de retoriek van politici die zich op het christendom beroepen. Pas toen ketterse woorden in daden werden omgezet, schoot de kerk in het verleden wakker en werd haar spreken helder. Toen stonden er kerkmensen op en, om met de evangelist Johannes te spreken, werd in hen “het Woord mens, vol van genade en waarheid”.

Niet in onze naam is verschenen bij Otheo Books.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise