‘Tegen 2035 zullen alle NAVO-lidstaten 5 procent van hun bbp aan defensie-gerelateerde uitgaven moeten besteden. Behalve de ‘waarom’-vraag is de centrale vraag dan: waar moet al dat geld plots vandaan komen?’ vraagt Hielke Van Doorslaer van Denktank Minerva. Deze bijdrage is de eerste aflevering van onze zomerreeks: De doordenkers van Knack.be: Veiligheid en veerkracht.
Wapens versus boter?
Na een wild opbod van percentages in aanloop naar de NAVO-top in Den Haag liggen de krijtlijnen van de nieuwe defensie-inspanningen vast. Tegen 2035 zullen alle NAVO-lidstaten 5 procent van hun bbp aan defensie-gerelateerde uitgaven moeten besteden. Minstens 3,5 procent daarvan dient te gaan naar uitgaven voor ‘harde defensie’, terwijl 1,5 procent aangewend kan worden voor het versterken van de algemene ‘weerbaarheid’ (cyberveiligheid, infrastructuur, innovatie,…).
Ook de Belgische regering, nochtans een zelfbenoemde ‘saneringsregering’, stemde al vroeg in met forse extra uitgaven voor defensie.
De centrale vraag is nu dus: waar moet het geld voor al die extra uitgaven plots vandaan komen? In een van zijn eerste speeches als NAVO secretaris-generaal gaf Mark Rutte al een duidelijke voorzet: ‘Gemiddeld geven Europese landen tot wel een kwart van hun nationaal inkomen uit aan pensioenen, gezondheidszorg en sociale zekerheid’. Willen ze morgen veilig zijn, dan zullen burgers simpelweg offers moeten brengen, aldus Rutten. Ook Belgisch defensieminister Theo Francken ging gretig mee in die framing: ‘Er is totaal geen evenwicht meer en we willen dat een klein beetje terug juist trekken’, besloot hij, waarmee hij een onderscheid maakte tussen de ondergefinancierde ‘harde’ zekerheid van defensie en de exuberante ‘zachte’ sociale zekerheid.
Daarmee blazen beide heren een oud dilemma nieuw leven in: kiezen we voor tanks, of voor pensioenen? Voor wapens of voor sociale welvaart?Toch is er ook een simpele weg uit die patstelling: het uitgeven van meer Europese schuldobligaties. In de huidige omstandigheden zullen extra schulden de Unie immers net versterken, niet verzwakken.
Onmogelijke opdracht
Hoewel de federale regering zich in het Paasakkoord al engageerde om in versneld tempo de oude tweeprocent norm te halen, bleven concrete beleidsmaatregelen eerder afwezig: buiten het aanspreken van de winsten van Belfius of de geblokkeerde Russische tegoeden bij Euroclear, stond er geen structurele financiering tegenover die belofte. Ondertussen waarschuwden de Nationale Bank en het Planbureau wel al dat het begrotingstekort tegen 2029 op die manier vlot richting de 6 procent doorstijgt, terwijl de Europese Commissie net een terugdringen naar maximaal 3 procent eist.
Met de bijkomstige verhoging van de defensie-uitgaven naar 5 procent – jaarlijks ongeveer een dikke 30 miljard euro – dreigt de Belgische begroting helemaal te kapseizen. Het federale niveau beschikt simpelweg niet over de budgettaire ruimte om aan de nieuwe militaire ambities te voldoen, zonder fundamentele schade aan te brengen aan ons sociale weefsel. Wat straks aan wapentuig en infrastructuur moet uitgegeven worden, dreigt het federale budget helemaal leeg te zuigen.
Via een ‘nationale ontsnappingsclausule’ verleent de Commissie wel gratie voor defensie-uitgaven tot 2029, maar nadien zullen de begrotingsregels onherroepelijk opnieuw gaan bijten. België zit dus financieel klem tussen de verwachtingen van het Atlantisch Pact (meer uitgeven aan defensie) en de Europese begrotingsvoorschriften (reduceren van nationale schulden).
In deze context groeit de roep om een Europese oplossing. Defensie tegen externe agressie is immers een klassiek ‘publiek goed’ – collectief nodig, maar moeilijk af te dwingen omdat individuele lidstaten onvoldoende prikkels of onvoldoende fiscale ruimte hebben om dit zelf te financieren. Dit geeft de EU een duidelijk motief om de geplande herbewapening te financieren met nieuwe Europese schulden. Ook gedurende de pandemie werden via het NextGenerationEU-herstelfonds Euro-obligaties uitgerold om Europa’s herstel te financieren. Dat herstelfonds zal echter uitdoven in de loop van 2026.
Meer gemeenschappelijke schulden zouden ook nu de broodnodige strategische investeringen moeten ondersteunen. Niet alleen zou dit de druk op nationale begrotingen verlichten, het zou ook komaf kunnen maken met het huidige opbod van nationale defensiecheques en versnipperde aankoopprogramma’s. In ruil zouden we een meer geïntegreerde Europese aanpak kunnen krijgen, met meer schaalvoordelen, meer efficiëntie en minder duplicatie van middelen.
Het Euromoment is nu
Ondertussen ondergraaft het wispelturige en roekeloze beleid van President Trump de betrouwbaarheid van Amerikaans staatspapier. Bijgevolg wankelt de lang onbetwiste status van de doller als universele heilige haven voor internationale beleggers. De Amerikaanse dollarindex (DXY), die de sterkte van de dollar ten opzichte van zes andere belangrijke munten meet, daalde begin juni naar zijn laagste waarde sinds maart 2022, meer dan 9% lager dan aan het begin van dit jaar. Dat wijst er op dat internationale beleggers druk op zoek zijn naar alternatieven.
Dat is een buitenkans voor de EU. De Eurozone kan munt slaan uit de twijfels van beleggers door de euro nu verder actief te promoten als reservemunt. Dat zou bovendien aanzienlijke economische voordelen opleveren voor het hele blok. Een grotere vraag naar euro’s impliceert ten eerste lagere leenkosten voor zowel overheden, gezinnen als bedrijven van de unie.
Dat zou een stimulans voor de hele economie kunnen betekenen. Ten tweede zou de positionering van de euro als alternatieve veilige haven voor meer stabiliteit zorgen in tijden van economische stress. Een vlucht naar euroactiva, in plaats van naar de dollar, zou de financieringskosten voor Europese regeringen verlagen, waardoor ze op cruciale en onzekere momenten meer fiscale munitie zouden hebben om hun economieën te stabiliseren.
Om een sterkere rol als toevluchtsoord te kunnen spelen, moet de beschikbaarheid van veilige activa (lees: Europese schuldobligaties) echter fors toenemen. De appetijt is er, in hun zoektocht naar diversificatie zouden wereldwijde investeerders de grootschalige uitgifte van euro-obligaties enkel toejuichen.
Daarmee lijkt de tijd rijp voor een ‘wereldwijd Euromoment’, waarbij landen van de eurozone een grote en permanente voorraad gemeenschappelijke schulden uitgeven als aanvulling op het gefragmenteerde landschap van nationale staatsobligaties. Door euro-obligaties systematisch in te zetten voor de financiering van collectieve publieke goederen – zoals defensie, klimaat en digitalisering – kan Europa zich niet alleen goedkoper financieren, maar ook haar strategische autonomie versterken. Meer gemeenschappelijke schuld betekent in dat geval minder kwetsbaarheid, zowel financieel als geopolitiek.
Het verzet verbokkelt
De uitgifte van meer Europese schulden werd in het verleden echter altijd afgeremd door het verzet van de zogenaamde ‘spaarzame’ of ‘zuinige’ coalitie van landen als Duitsland, Nederland, Oostenrijk, Denemarken en Zweden. Maar die coalitie vertoont nu grote barsten. Zo heeft Duitsland recent zijn rigide nationale schuldenrem ingelost voor een grootschalig investeringspakket, liet Klaas Knot, president van De Nederlandsche Bank (DNB) weten dat de uitgifte van gemeenschappelijke Europese schulden een logisch middel zou zijn om de noodzakelijke defensie-uitgaven te bekostigen, en heeft Denemarken haar oude coalitiepartners expliciet de rug toegekeerd, omdat ‘een strikt begrotingsbeleid niet langer past bij de nieuwe geopolitieke realiteit’.
Kortom: het besef groeit ook bij de traditionele hardliners dat in de huidige context gemeenschappelijke schuldobligaties geen risico maar net een strategische meerwaarde kunnen bieden.
Conclusie: wapens of pensioenen? We hoeven niet te kiezen, zolang we het taboe op extra Europese schulden durven te doorbreken. Wat houdt onze beleidsmakers dan tegen om onomwonden te pleiten voor Europese schuldfinanciering?
Hielke Van Doorslaer is Doctor in de Politieke Economie (UGent) en wetenschappelijk medewerker bij Denktank Minerva.