In Nederland was Rob Jetten (D66) dé verrassing van de verkiezingen, terwijl de extreemrechtse politicus Geert Wilders veel stemmen verloor. Maar daarmee is de democratie nog niet gered.
De hoera-kreten waren niet van de lucht na de verkiezingsoverwinning van de progressief-liberale politicus Rob Jetten vorige week. De voorman van de ‘paarse’ partij D66 staat in polepositie om de komende weken de nieuwe Nederlandse minister-president te worden, en dat was voor velen een aangename verrassing. De nieuwssite Politico zag in zijn overwinning ‘de droom van de Europese Unie’. Het Duitse Handelsblatt schreef: ‘De opmars van rechts-populisme is geen natuurwet.’
Le Pen en Meloni
Die vreugde heeft alles met de strijd tegen extreemrechts te maken. Voor beschouwers, maar ook voor veel ongeruste burgers, is de brede opvatting van de democratie – dat wil zeggen: mét mensenrechten – de belangrijkste inzet van zowat alle verkiezingen sinds 2016. Dat is het jaar van de Brexit, maar vooral ook van de eerste verkiezing van Donald Trump als president van de Verenigde Staten. Sindsdien worden de rechten van minderheden luider in vraag gesteld – soms manu militari.
Uit Nederland kwam vorige week dus een ander geluid. Voor democratische kiezers was de overwinning van D66 (plus 17 zetels), en het forse zetelverlies van de extreemrechtse voorman Geert Wilders (min 11 zetels voor zijn PVV) vorige week een stevige opsteker. In een Europa waarin uiterst rechtse figuren als Marine Le Pen (Frankrijk), Giorgia Meloni (Italië) of Tom Van Grieken van ons eigen Vlaams Belang al jaren het mooie weer maken, kon er – eindelijk – nog eens gelachen worden.
Tom Van Grieken
En toch is dat maar het halve verhaal. Minder enthousiaste commentatoren waren er als de kippen bij om erop te wijzen dat het radicaal-rechtse blok in Nederland, ondanks het verlies van Wilders, niet gekrompen was, maar juist één zetel meer had behaald – met liefst 42 zetels op een totaal van 150. Met name het door Thierry Baudet opgerichte Forum voor Democratie ging erop vooruit (plus vier zetels) en JA21, een afscheuring van diezelfde partij, sprong zelfs van één naar negen zetels. Hun strategie doet denken aan die van Tom Van Grieken. Kort samengevat: doe alsof je extreme oplossingen eigenlijk heel redelijk zijn, en trek centrumkiezers aan. De progressieve liberaal Rob Jetten wint in Nederland, maar ‘fatsoenlijk extreemrechts’ wint niet minder.
De progressieve liberaal Rob Jetten wint in Nederland, maar ‘fatsoenlijk extreemrechts’ wint niet minder.
Afdrijven naar rechts
Dat de woorden ‘fatsoenlijk extreemrechts’ vandaag niet als een contradictio in terminis worden gezien, is een veeg teken. In de Volkskrant tekende een glasheldere Sheila Sitalsing voor een derde analyse. Ja, Jetten had gewonnen, en ja, het uiterst rechtse blok ook. Maar de politieke werkelijkheid achter de resultaten – niet die van de partijen, maar van de standpunten – is nog grauwer dan de 42 zetels voor uiterst rechts suggereren. Jetten mag per direct gaan onderhandelen, schrijft Sitalsing, over ‘witgewassen PVV-standpunten’ in een land ‘dat zo snel naar rechts aan het afdrijven is dat je vanzelf links wordt als je gewoon blijft staan waar je altijd al stond’.
De waarheid is dat alle drie de analyses hout snijden. De uitslag van Rob Jetten is een duw in de rug van democratische politici, van links tot rechts. Tegelijk neemt de kracht van de antidemocratische, antiliberale of zelfs ronduit fascistische krachten echt niet af. En de vraag blijft of zogenaamde centrumpolitici nog wel het land kunnen leiden zonder forse rechtse standpunten te verkopen, al dan niet bij monde van hun coalitiepartners.
Imiteren en isoleren
Een van de meest scherpzinnige onderzoekers van de antidemocratische partijen, de Nederlandse politoloog Joost van Spanje (University of London), zegt al jaren dat de beste strategie tegen extreemrechts bestaat uit ‘imiteren en isoleren’. Centrumrechtse partijen moeten ‘tot op bepaalde hoogte’ standpunten van uiterst rechts overnemen, en tegelijk elke samenwerking met uiterst rechts uitsluiten.
Dat lijkt te sporen met best veel verkiezingsuitslagen van de laatste jaren, denk bijvoorbeeld aan de overwinning van Bart De Wever in eigen land. Maar het gat in die redenering is zo groot dat de hele strategie op losse schroeven komt te staan. Want wat schiet je ermee op als centrumrechts eigenlijk uiterst rechtse standpunten door het parlement gaat duwen? Zelfs al is dat maar ‘tot op bepaalde hoogte’?
De onderliggende gedachte is dat rechtse partijen binnen de rechtsstaat blijven, en meerderheden moeten zoeken voor hun standpunten, die dan in wetten worden gegoten. Uiteindelijk moeten zij doeltreffende antwoorden formuleren op de vragen over – vooral – migratie van ongeruste burgers.
‘Imiteren en isoleren’ is voorlopig het beste antwoord op extreemrechts dat we hebben. Maar het blijft een open vraag of dat volstaat om de democratie in de lucht te houden.