‘Met zijn forse, ongenuanceerde taal wekt bondskanselier Friedrich Merz de indruk dat je zomaar honderdduizend Syriërs kunt terugsturen’, schrijft politoloog Dirk Rochtus (KU Leuven). Recente uitspraken van de Duitse buitenlandminister Johan Wadephul gaan tegen die intentie in.
De aanblik van de verwoestingen in Gaza en Syrië roept vaak het beeld op van de Duitse steden die tijdens de Tweede Wereldoorlog door geallieerde bommenwerpers in puin werden gelegd. In feite geldt iets soortgelijks voor de verdrijving van de Palestijnen uit Israël – de Nakba van 1948 – en de uitwijzing van de Joodse gemeenschappen uit de Arabische staten.
Maar de Vertreibung van haast veertien miljoen Duitse burgers uit de voormalige oostelijke provincies van het Reich (nu in Polen) en het Sudetenland (in Tsjechië) is minder of zelfs helemaal niet bekend. Wie het waagt hieraan te herinneren – zonder beide misdaden tegen de menselijkheid zelfs maar gelijk te willen stellen – stelt zich bloot aan het verwijt van relativering, het verrekenen van het ene leed tegen het andere. Ideologie en het eigen gelijk tellen voor de critici blijkbaar meer dan de piëteit om het leed van de slachtoffers.
De kritiek is nog heviger wanneer de persoon die vergelijkt er ook nog eens politieke consequenties aan vastknoopt. Dat mocht Johann Wadephul, de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, onlangs ervaren. Tijdens een bezoek aan een zwaar getroffen voorstad van Damascus zei hij dat hij nog nooit zulke verwoesting had gezien. Het herinnerde hem zelfs aan het Duitsland van 1945. Hij concludeerde daaruit dat de Syrische vluchtelingen die in Duitsland vertoeven ‘op korte termijn niet kunnen terugkeren’ (naar Syrië, nvdr), want ‘hier kunnen mensen nauwelijks een waardig leven leiden.’
Nek-aan-nekrace met de AfD
Die uitspraak uit de mond van een prominent lid van de regering-Merz deed heel wat stof opwaaien binnen zijn eigen partij, de christendemocratische CDU. Terugkeerbeleid staat hoog op de agenda van bondskanselier Friedrich Merz (CDU), die samen met de sociaaldemocraten van de SPD regeert. Zijn belofte van een hardere aanpak van migratie is zowat het enige punt waarmee zijn eigen partij nog op bijval van de bevolking kan rekenen. Voor de rest – als het gaat over economie, industrie en sociale aangelegenheden – geldt Merz als een grote teleurstelling, en dat terwijl hij amper een half jaar aan de macht is.
Merz’ belofte van een harder migratiebeleid is zowat het enige punt waarmee de CDU nog op bijval van de bevolking kan rekenen.
Het kartel van de beide christendemocratische partijen, de CDU en haar Beierse zusterpartij CSU, levert in de opiniepeilingen met 25 procent een nek-aan-nekrace met de Alternative für Deutschland (AfD). Migratie is naast de belabberde economische toestand het thema dat de Duitse burgers het meeste bekommert. Ze stippen daarbij het gebrek aan integratie, onveiligheid en criminaliteit aan.
Kanselier Merz en Alexander Dobrindt (CSU), zijn minister van Binnenlandse Zaken, stellen dat er sinds de val van dictator Bashar Al-Assad voor Syrische asielzoekers geen reden is om nog in Duitsland te blijven, zeker niet voor diegenen die niet het gevaar lopen om in Syrië om etnische of religieuze redenen vervolgd te worden. De uitspraak van Wadephul, de eerste christendemocratische minister van Buitenlandse Zaken sinds zes decennia, doorkruist die intenties van Merz. Ze zou bij het Duitse publiek de indruk kunnen wekken dat de CDU/CSU het eigenlijk niet ernstig meent met haar terugkeerbeleid.
De Junge Union (JU), de jongerenafdeling van het christendemocratische kartel, vond dat Wadephul de communicatie over dit gevoelige thema naar de bevolking toe bemoeilijkt. Bovendien zou het bepaalde rechters kunnen aanmoedigen om zich verder terughoudend op te stellen in hun vonnissen over de uitreisverplichting van Syriërs. De SPD nam Wadephul in ‘bescherming’ als vertegenwoordiger van een door waarden aangedreven buitenlandpolitiek.
Merz wilde paal en perk stellen aan de discussie. Op maandag 3 november sprak hij een Machtwort uit: ‘De burgeroorlog in Syrië is geëindigd. Er zijn geen redenen meer voor asiel in Duitsland en dus kunnen we beginnen met het terugsturen’ (van Syrische vluchtelingen, nvdr).
Heropbouw
Je kunt je de vraag stellen waarom Syriërs niet zouden kunnen wat de Duitsers na 1945 konden. Meer dan 800 Duitse steden en dorpen waren tijdens de oorlog gebombardeerd, bijna vijf miljoen woningen waren verwoest of beschadigd. Of zoals Merz zei, doelend op de Syrische vluchtelingen: ‘Zonder deze mensen is de heropbouw niet mogelijk.’ Met andere woorden: het is in het belang van Syrië zelf dat zijn gevluchte burgers de handen uit de mouwen steken. Net zoals de Duitsers dat tachtig jaar geleden hebben gedaan, toen de wapens zwegen.
Ook de inzet van Syriërs voor het eigen geboorteland, voor de eigen gemeenschap van mensen die niet gevlucht waren, behoort tot de waarden van een democratie. Maar tussen droom en daad staan wetten in de weg, en praktische bezwaren, om Willem Elsschot te citeren.
Met zijn forse, ongenuanceerde taal wekt Merz de illusie dat je een paar honderdduizend mensen zomaar kunt terugsturen. Logistiek is dat zelfs een onmogelijke onderneming, zoals wetenschappers als de jurist Daniel Thym (Universiteit Konstanz) aantonen. En wat Merz bovendien over het hoofd ziet: Wie goed geïntegreerd is en de wetten en de cultuur van het nieuwe thuisland respecteert en naleeft, bezit het volste recht om hier te blijven. Ook dat had hij mogen vermelden.