Anneleen Van Kuyck

‘Empathie als junkfood: waarom beelden van lijdende kinderen ons steeds minder raken’

Anneleen Van Kuyck Docent media-ethiek en persfotografie aan Thomas More

‘De publicatie van foto- of videomateriaal van kinderen die lijden in de meest weerzinwekkende vorm, lijkt tien jaar na Kurdi’s dood allang geen taboe meer. Maar is die ook acceptabel of doeltreffend?’ vraagt Anneleen Van Kuyck. Zij vindt dat we dergelijke foto’s niet zomaar mogen accepteren.

Een knalrode T-shirt, een blauwe broek, sneakers met velcrobandjes. Het is deze week tien jaar geleden dat het tweejarige peutertje daar lag op een Turkse toeristenstrand, in zijn zilt doorweekte kleren, en we geloofden met zijn allen graag dat hij weldra uit die vredige slaap zou ontwaken. Het ochtendgloren wil immers nooit choqueren.

Maar zijn naam, Alan Kurdi, werd al snel een synoniem voor elk kind dat de strijd met de klotsende golven rond de gammele vluchtelingenbootjes niet overleefde. De foto van Kurdi’s levenloze lichaam ging de wereld rond en ontketende een golf van verontwaardiging.

‘Wat mij het meest opviel, waren zijn kleine sneakers, die zijn ouders die ochtend ongetwijfeld met veel liefde hadden aangetrokken toen ze hem klaarmaakten voor hun gevaarlijke reis. Eén van mijn favoriete momenten van de ochtend is mijn kinderen aankleden en hen helpen hun schoenen aan te trekken. Ze slagen er altijd in om iets achterstevoren aan te trekken, tot ons beider vermaak. Terwijl ik naar de foto staarde, kon ik het niet laten me voor te stellen dat het één van mijn eigen zoons was die daar verdronken op het strand lag’, verklaarde Peter Bouckaert op de website van Human Rights Watch nadat hij de schrijnende foto op Twitter had gedeeld. Bouckaert was toen Emergencies Director van de organisatie.

Details die ons aan onszelf of onze naasten doen denken, klitten aan het netvlies; slachtoffers met wie we ons kunnen of willen identificeren, staan in de priority line van het mechanisme dat empathie is. Vandaag is voor Alan onvoltooid verleden toekomst: zijn schoenmaat heeft nooit die van een twaalfjarige gehaald, nooit beleefde de jongen een eerste schoolweek.

Gaza

Tien jaar nadat fotograaf Nilüfer Demir Alans weerloze dood documenteerde, is het publiceren van foto- of videomateriaal van dode of lijdende kinderen allang geen taboe meer. Vandaag kijken we kinderen uit Gaza in de ogen, graatmager of bloedend van onder het puin gehaald, in het slechtste geval beide. De foto’s leiden zowel tot consternatie als onverschilligheid, in het slechtste geval beide. En vaak is net dat slechtste geval de realiteit, te ongemakkelijk bovendien om te erkennen.

In haar spraakmakende essay Regarding the Pain of Others (2003) ontrafelt de Amerikaanse schrijver, filosoof en activist Susan Sontag ramptoerisme, legt ze uit waarom mensen blijven roken ondanks de horror die op sigarettenpakjes wordt geprint. Een al te frequente blootstelling aan beelden van lijden, ook dat van kinderen, leidt uiteindelijk tot gewenning, stelt ze. Afstomping. Had ze dat boek anno 2025 geschreven, dan stond er vast iets in over wegscrollen.

En die gewenning is niet onschuldig, schrijft Sontag: ‘Voor zover we medeleven voelen, hebben we het gevoel dat we niet medeplichtig zijn aan wat het lijden heeft veroorzaakt. Uit ons medeleven blijkt zowel onze onschuld als onze machteloosheid. Zo kan het (ondanks al onze goede bedoelingen) een irrelevante – zo niet ongepaste – reactie zijn.’

Niet medeplichtig. Van die woorden word ik steeds opstandig. Hoe zou ik medeplichtig kunnen zijn aan de honger, één van Israëls vele wapens? Had ik Alan kunnen redden? Nee, maar een empathische blik, is een geprivilegieerde blik. In het eenzijdige identificeren schuilt een machtsverhouding. De veroordeling van de oorzaak van andermans smart, verdooft machteloosheid, verdringt het akelige besef dat het – weliswaar vol afschuw – staren naar onrecht, hoegenaamd niets verandert. Het is akelig dat we ons dat kunnen permitteren, kijken en wegscrollen.

Ghalib Kurdi

Bovendien is de empathische blik een kieskeurige blik. In 2020 publiceerde Maria Mattus (Jönköping University), een artikel in Visual Studies met de licht provocerende titel ‘Too dead?’. Haar onderzoeksvraag luidde: waarom ging de foto van Alan Kurdi de wereld rond, maar zijn we zijn vijfjarige broer Ghalib, die samen met Alan aanspoelde en van wie evenzeer tal van foto’s bestaan, snel vergeten?

Een tweejarige oogt nog onschuldiger, stelt Mattus, maar vooral is de specifieke setting van Alans aanspoelen nét iets draaglijker en zowaar hoopvoller dan die van Ghalib, die tussen de ongenadige rotsen belandde. In Alans houding, zijn gezicht grotendeels bedekt omdat hij op zijn buik ligt, vinden we de hoop dat hij ieder moment kan opstaan en verder spelen, want als kinderen zich op een strand bevinden, spelen ze. Maar Ghalib kroop door de mazen van de massale media-aandacht, onder meer omdat zijn dood nu eenmaal te onomkeerbaar was, de aanblik ervan te gruwelijk. Bijgevolg denken we vandaag, tien jaar later, enkel nog aan zijn broertje.

Altijd meer

Behalve op de uitholling wijst Sontag op de uitbuiting van het empathisch vermogen van de kijker door een ontspoorde beeldindustrie. De medelevende blik misleidt, pretendeert macht en wil – en net dat is het perverse effect ervan – altijd meer.

In Alleen Elvis blijft bestaan op Canvas vroeg Magnumfotograaf Bieke Depoorter zich onlangs af of we overigens wel dezelfde standaarden gebruiken. De privacy van onze eigen kinderen dragen we hoog in het vaandel door hun gezichten achter emoji te verstoppen, maar kinderen uit Gaza vervoegen ons ongeblurd en bovendien vaak ten dele uitgekleed aan de ontbijttafel – de ontbijttafel ja, zo wil de ironie. Het documenteren van oorlogsmisdaden is één ding, de massale verspreiding van die beelden, altijd meer, een ander.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Hoe graag we ook geloven dat foto’s van lijdende kinderen datzelfde lijden kunnen stoppen, zullen stoppen, dat doen ze niet. Of toch niet in hun brute alomtegenwoordigheid, hun nonchalante massaliteit.

Wat kunnen Alan en Ghalib Kurdi ons vandaag, tien jaar na hun dood, leren? Om voorbij het symbool te kijken dat Alans foto is geworden, en voorbij de junkfood voor onze empathie die Ghalibs foto niet is geworden. Laten we kinderen in oorlogsgebied of op de vlucht weg daarvan behalve hun toekomst ook hun waardigheid teruggeven.

Anneleen Van Kuyck is docent media ethics en press photography aan de opleiding International Journalism van Thomas More.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise