‘De verwoestende aanslagen van 9/11 kwamen niet als een verrassing’

’11 september 2001 was een gigantische schok en wordt dan ook meestal bekeken als het begin van oorlogen, polarisering en een obsessie met nationale veiligheid. Nochtans wisten we twintig jaar geleden al dat er een geschiedenis aan voorafging’, schrijft journalist Gie Goris.

De schok van 11 september werd niet enkel veroorzaakt door de enorme schade, de symbolische doelwitten en de talrijke slachtoffers, maar ook door de wereldwijde aanvaarding van het Amerikaanse exceptionalisme. Half oktober 2001 verwoordde auteur Susan Sontag dat in een interview met Salon.com zo: ‘Wij werden verondersteld vrijgesteld te zijn van de rampen, de terreur en de angsten die op andere landen wegen.’

Maar er was meer aan de hand, want de Amerikanen beschouwden hun land al eeuwen als The Shiny City on the Hill. De verwoestende aanslagen van september 2001 hadden namelijk een geschiedenis.

‘In plaats van een verbetering van de veiligheid van de Verenigde Staten, bracht het einde van de Koude Oorlog eerder een verslechtering’, schreef voormalig Sovjetpresident Michael Gorbatjev. ‘Het is niet moeilijk om je voor te stellen dat, indien de VS in hun beleid volharden, de internationale situatie verder zal aftakelen.’

De verwoestende aanslagen van 9/11 kwamen niet als een verrassing.

Gorbatjev schreef die woorden aan de pas verkozen George W. Bush, en de Washington Post publiceerde de open brief op kerstdag, 2000. Een wat obscure, 1,95 meter lange man die hof hield in de barre buitengebieden van Afghanistan, was in 1998 al een stuk specifieker. Osama Bin Laden, Ayman Al-Zawahiri en drie andere islamisten hadden een niet mis te verstane boodschap gepubliceerd: ‘Het is voor elke moslim een plicht om Amerikanen en hun bondgenoten – burgers en militairen – te doden in elk land waar dat mogelijk is.’

Terrorisme als voornaamste vijand

Het Westen had niet gewacht op die fatwa, de implosie van de Sovjetunie of de legering van Amerikaanse troepen op “heilige” Saoedische grond om terrorisme te verheffen tot de nieuwe dreiging waartegen het zich moest bewapenen.

Ook in 1988 schreef de befaamde Palestijns-Amerikaanse literatuurwetenschapper Edward Said al dat ’terrorisme als concept het communisme verdrongen had van de eerste plaats in de lijst Publieke Vijand van de VS’. Zijn essay – The Essential Terrorist – is in feite een uitgebreide bespreking van het boek Terrorism: How the West Can Win. Die bundel met zo’n veertigtal bijdragen werd uitgegeven door de toenmalige Israëlische ambassadeur bij de Verenigde Naties, Benjamin Netanyahu.

Netanyahu had toen al een bijzondere kijk op terrorisme en zijn oorzaken: ‘De grondoorzaak van terrorisme ligt niet in grieven maar in de neiging tot ongebreideld geweld. Die kan teruggebracht worden tot een wereldbeeld dat stelt dat bepaalde ideologische en religieuze doelen het afwerpen van alle morele remmingen rechtvaardigt of zelfs vereist. In deze context is de observatie dat de grondoorzaak van terrorisme te vinden is in de terroristen meer dan een taulologie.’

Het terrorisme waar Netanyahu naar verwees, was natuurlijk niet de moordpartij op Palestijnse vluchtelingen in Sabra en Shatila. In die vluchtelingenkampen bij Beiroet maakte een christelijk-falangistische militie – in de rug gedekt door het Israëlische bezettingsleger – in 1982 honderden, misschien wel tweeduizend dodelijk slachtoffers op één dag tijd. Ook het geweld van de zionistische milities bij het installeren van de nieuwe staat op het grondgebied van Palestijnen was geen terrorisme. Hij zou het begrip later ook niet gebruiken voor de sancties tegen Irak in de jaren 1990, waarbij honderdduizenden kinderen stierven bij gebrek aan medische zorgen.

De term terrorisme en dus ook de demonisering die er uitdrukkelijk bij hoorde (“de neiging tot ongebreideld geweld” als een soort vaste eigenschap van de daders), was gereserveerd voor communistisch en vooral voor islamitisch of Arabisch geweld. Dat er in de uren na de aanslagen van 9/11 slogans opdoken zoals “We are all Israeli’s now“, had dus een zorgvuldig voorbereide geschiedenis. Israël gebruikte het momentum overigens meteen voor invallen in Jenin en Jericho en voor bombardementen op Gaza, Ramallah, Beit Sahour en Beit Jala.

Edward Said had, 11 jaar voor 11 september 2001, al een duidelijke waarschuwing: ‘Deze obsessie met terrorisme is gevaarlijk omdat ze het immense en ongeremde, pseudo-patriottische narcisme consolideert.’ Waar Amerikaanse intellectuelen zich veel meer mee zouden moeten bezighouden, schrijft Said, is de vraag hoe de duizelingwekkende macht van het land ingezet kan worden om het samenleven met andere landen te bevorderen. ‘Maar die taak wordt zeker niet makkelijker door metafysische abstracties uit te wisselen terwijl we door de wereld banjeren alsof we de enige mensen zijn die tellen. Wat ook niet helpt: onszelf onder een permanente staat van beleg verklaren.’

Dat laatste was exact wat George W. Bush en zijn neoconservatieve steunpilaren Cheney en Rumsfeld deden na 9/11

Het plan van Bin Laden

‘Onze wereld werd niet gewelddadiger op 11 september. We werden ons misschien net wat meer bewust van hoe gewelddadig we al geworden waren.’ Dat schreef Berkeley-socioloog Paul Dosh op 12 september. Diezelfde dag noteert Susan Sontag voor The New Yorker dat tv- en radio-commentatoren schijnbaar afgesproken hadden om het brede publiek te behandelen als kleine kinderen. ‘Waar blijft de erkenning dat dit geen “laffe” aanval op onze “beschaving”, “vrijheid”, “menselijkheid” of “de vrije wereld” was, maar een aanval op de zelfbenoemde grootmacht van de wereld? Een aanval die opgezet werd als gevolg van specifieke Amerikaanse bondgenootschappen en acties?’

Maar wie opriep om te kijken naar de jaren en het beleid voorafgaand aan de aanslagen, werd overstemd door de immense rouw om de slachtoffers en daarna al heel snel door het rumoer van al wie wraak wou. Een bewijs van mannelijkheid, van ongebroken macht, van militaire suprematie. De War on Terror werd uitgeroepen, ook al was er geen sprake van een duidelijk omschreven vijand, van een afgebakend territorium, van concrete doelstellingen. Een permanente staat van oorlog en beleg werd afgekondigd, met meteen de belofte dat Afghanistan als eerste aan de beurt zou komen. Het is veelzeggend dat er geen actie overwogen werd tegen Saoedi-Arabië, terwijl 15 van de 19 uit het koninkrijk afkomstig waren, net als het veronderstelde meesterbrein achter de aanslagen.

Op 14 september vroeg en kreeg de regering Bush haar vrijgeleide om militair terug te slaan, met 420 stemmen voor en één stem tegen in het Huis van Afgevaardigden. Die ene tegenstem kwam van Barbara Lee, een Democrate uit Californië. Zij weigerde ‘een blanco cheque te geven aan de president om eender wie in eender welk land aan te vallen, ongeacht de consequenties voor het buitenlands beleid op langere termijn, de economische of veiligheidsbelangen.’ Lee concludeerde: ‘Een aanpak die nieuwe vormen van terreur veroorzaakt of die de bronnen van haat niet aanpakt, zal onze veiligheid niet verhogen.’

In de schok van de eerste dagen riepen sommigen op Afghanistan als vergelding terug naar de middeleeuwen te bombarderen. De Amerikaans-Afghaanse historicus Tamim Ansary reageerde daarop met een brief die hij aan twintig kennissen stuurde, met als titel: ‘Bomb Afghanistan to Stone Age? It’s Been Done.’ Vier dagen later was die brief door tientallen miljoenen mensen in de wereld gelezen. ‘Een invasie van Afghanistan’, schreef Ansary, ‘riskeert uit te lopen op een wereldwijde oorlog tussen de islam en het Westen. En dat is exact wat Bin Laden voor ogen heeft.’

Een andere Afghaan, die op dat moment antropologie doceerde aan de John Hopkins University in Baltimore, was al even afwijzend. ‘De oorlog om Afghanistan zal verloren worden door de regering Bush.’ Zo opende dr. Ashraf Ghani zijn opiniebijdrage aan de Financial Times van 27 september. Ghani keerde intussen terug naar zijn geboorteland en is er sinds 2014 president. ‘Het ongenoegen over de Taliban kan makkelijk omslaan in sympathie en steun voor een nieuwe militante beweging in het land’, waarschuwde hij tien dagen voordat de VS en het VK met hun invasie van Afghanistan begonnen. Na een opsomming van lessen die de VS zouden moeten leren uit hun verleden met Afghanistan in de jaren 1980 en 1990, besluit hij met: ‘De regering heeft de keuze. Ze kan snel handelen, of ze kan verstandig handelen.’

Twintig jaar later weten we met zekerheid welke keuze de Amerikaanse regering maakte.

**

Voor deze opinie maakte ik gebruik van September 11: Contexts and Consequences. An Anthology, een 600 bladzijden tellende compilatie van artikels over geschiedenis, terrorisme, oorlog en geweld, reacties op de aanslagen, samengesteld door Misha Klein en Adrian McIntyre, twee doctoraatsstudenten aan de University of California – Berkeley. Gepubliceerd in 2002.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content