De geschiedenis door Chinese ogen: ‘Xi Jinping ziet zichzelf als de kampioen van de natie’

Xi-Jinping in de gewaden van de Qing-keizer Qianlong. © Karel Meersman

Wat wil China? Wie het antwoord op die vraag wil kennen, zegt Michael Schuman, moet door Chinese ogen naar de wereldgeschiedenis kijken. Precies dat doet de Amerikaanse Aziëcorrespondent in zijn nieuwe boek.

Dé wereldgeschiedenis bestaat niet: met die simpele vaststelling begint Superpower Interrupted: The Chinese History of the World, het met veel schwung en humor geschreven nieuwe boek van Michael Schuman, de Amerikaanse journalist die al een kwarteeuw in Azië woont. Welke mythes, helden, oorlogen of filosofische inzichten je ideeën ook vormgeven, zo stelt hij, ze worden bepaald door je afkomst of woonplaats. Bovendien is er geen sprake van nevenschikking: het historische verhaal dat ons in het algemeen wordt verteld, is de – aan alle kanten rammelende – mantra van de politieke, culturele en morele zege van het Westen. De geschiedenis als trofee van de huidige overwinnaars.

Toen de koning van Zhao een broek begon te dragen omdat hij een cavalerie wilde oprichten, omschreef zijn broer dat als “de staat in de steek laten”.

Die problematische voorstelling van de feiten vraagt volgens Schuman niet alleen om een intellectuele dekolonisatie, we schieten er ook gewoonweg weinig mee op. Ze geeft geen antwoorden op de prangende vragen van de eenentwintigste eeuw. Als je de Chinese Mozes, Herodotus of Alexander de Grote niet kent, bijvoorbeeld, en als je niet weet hoe het Chinese keizerrijk zich internationaal heeft gepositioneerd, hoe kun je dan inschatten wat Peking vandaag wil?

Als één ding opvalt sinds het aantreden van president Xi Jinping, dan is het wel China’s exceptionalisme. Vanuit die overtuiging maken de culturele, historische en nationale context van het land geïmporteerde modellen voor economische en politieke ontwikkeling onbruikbaar, en kan alleen Peking het juiste pad bepalen. Maar dat exceptionalisme is niets nieuws, lezen we bij Schuman. Sterker nog, volgens hem gaat het al drieduizend jaar mee. Het begon allemaal met het zogenoemde ‘Mandaat van de Hemel’, dat in de elfde eeuw voor onze jaartelling werd bedacht door koning Wu van Zhou. De heerser werd daarna gezien als Zoon van de Hemel, zijn macht was door goddelijke krachten verleend.

Lijkt dat niet verdacht veel op het verheven recht van de middeleeuwse Europese koningen, of het concept van de kalief als opvolger van de profeet Mohammed?

Michael Schuman: Uiteraard is bovennatuurlijke legitimatie altijd een politieke handigheid, maar het Mandaat van de Hemel is uitdrukkelijk een voorwaardelijk mandaat: de heerser verliest het als hij onbekwaam, wreedaardig of zedeloos is. Het gaat dus niet om een onwrikbare erfelijke aanspraak. Volgens het officiële discours heeft deugdzaamheid of het gebrek eraan de pieken en dalen in de Chinese geschiedenis bepaald: het rijk ontstond dankzij rechtschapen leiders en desintegreerde zodra het door immorele lieden werd bestierd.

Belangrijker nog is dat de Chinese leider als de zogenoemde ‘Zoon van de Hemel’ een universele kwaliteit bezit. Hij mag ‘al het ondermaanse’ besturen. Hij heeft zijn gelijke niet – en dus moeten leiders van andere volkeren zich navenant gedragen.

‘Beschaving’ staat volgens dat discours gelijk aan ‘Chinese beschaving’, met andere woorden.

Schuman: Toen dat concept tijdens de Zhou-dynastie (10e eeuw-256 v.Chr.) ontstond, waren de ideeën van ras en natie nog niet ontwikkeld. Iedereen kon Chinees worden op voorwaarde dat hij zichzelf ‘beschaafde’. Chinees-zijn was geen genetische wetmatigheid maar een geestestoestand. Dat veranderde door de bloedige strijd van Han-keizer Wu (2e-1e eeuw v.Chr.) tegen de Xiongnu, een noordelijk steppevolk. Noem het de D-day van de oudheid: 300.000 Han-manschappen moesten door de Gobiwoestijn 1500 kilometer noordwaarts oprukken, nog eens 100.000 anderen vergezelden hen voor de permanente bevoorrading. Ter vergelijking: bij de grootste Romeinse slag, bij Actium in 31, waren niet meer dan een kwart miljoen mensen betrokken.

Die traumatische ervaring zou ertoe leiden dat Han-historicus Ban Gu in de 1e eeuw een theoretische grondslag uitwerkte voor het buitenlandse beleid. Hij zag dat in de vorm van concentrische cirkels: de binnenste cirkel is die van China en alle maatschappijen die zijn cultuur omarmen en tribuutrelaties met het land onderhouden, de buitenste wordt bevolkt door hopeloze barbaren zoals de Xiongnu. De scheiding tussen beide cirkels is absoluut.

Viel er dan niets te leren van de barbaren?

Schuman: Zeker wel, maar hun rol is altijd controversieel geweest. Neem de koning van Zhao, die aan het begin van de 4e eeuw voor Christus een broek begon te dragen als deel van zijn plan om zijn leger uit te breiden met een cavalerie. Zijn jongere broer omschreef dat als ‘ingaan tegen het hart van het volk’ en als ‘de staat in de steek laten’. Waarop de koning antwoordde dat ‘andere ondernemingen om wijzigingen in de ritus vragen’. Dat debat zou eeuwenlang blijven woeden.

U omschrijft de Chinese geschiedenis als een slingerbeweging tussen universalisme en xenofobie.

Schuman: Zelfverzekerde keizers neigden naar openheid, overtuigd als ze waren dat iedereen Chinees wilde worden, want dat was het summum van menselijke beschaving. Onder Tang-keizer Taizong (598-649), bijvoorbeeld, werkten 1,7 miljoen buitenlanders in het land – vaak in hoge posities – en werden 1200 slaapzalen gebouwd voor studenten uit de hele regio. Maar heersers die moesten afrekenen met militair sterke barbaren in het noorden neigden eerder naar xenofobie. Neem de 700 jaar later aantredende Ming-stichter Zhu Yuanzhang (1328-1398). Als reactie op een eeuw van Mongoolse dominantie probeerde hij China op een nooit eerder geziene manier af te sluiten. De bewegingsvrijheid van buitenlanders werd beperkt, buitenlandse handel werd een exclusieve staatszaak. Maar zijn opzet mislukte. China was eenvoudigweg veel te geïntegreerd in de wereldhandel en zijn producten waren te begeerd en te winstgevend om van de buitenwereld afgesloten te blijven.

Michael Schuman, Superpower Interrupted: The Chinese History of the World, PublicAffairs, 384 blz., 22,74 euro.
Michael Schuman, Superpower Interrupted: The Chinese History of the World, PublicAffairs, 384 blz., 22,74 euro.

In die periode drong de vraag zich op: als de keizer werkelijk de Zoon van de Hemel was, hoe hadden die Mongoolse barbaren China dan ooit kunnen veroveren? Het antwoord luidde dat het niet meer dan een aberratie was. Voortaan werd weer aangehaakt bij de dynastie daarvoor, de Song (960-1279).

Wat bovendien opvalt, is dat China’s militaire nederlagen voor de 19e eeuw nooit gepaard gingen met een verlies van de culturele hegemonie. De soft power bleef altijd. Dat zag je bijvoorbeeld aan de gigantische geestdrift waarmee andere volkeren in Oost-Azië Chinese cultuurgoederen overnamen: het bestuurssysteem, het onderwijsstelsel, het wettelijke kader en bovenal het schrift, dat bepalend zou zijn voor de hele regio.

Was dat geen logische keuze? Er waren daar op dat moment tenslotte geen andere schriften.

Schuman: Het punt is dat het Japans, het Koreaans en het Vietnamees grondig verschillen van het Chinees, dat bijvoorbeeld niet vervoegt of verbuigt. Die talen toch in het Chinese schrift wringen was erg lastig. Het gaat niet om een alfabet met inwisselbare letters maar om een geheel van concepten. Als je die gebruikt, neem je vanzelf ook veel ideeën over.

Bovendien lazen en schreven de culturele elites van de buurlanden in het Chinees voor ze dat in hun eigen taal deden: er zit zo’n 1600 jaar tussen de Chinese orakelbeenderen van de Shang-dynastie en de eerste Koreaanse geschreven bronnen uit de 5e eeuw. De Japanse of Koreaanse literati kenden de Chinese klassieken, het confucianisme, het legalisme en het taoïsme en waren er sterk door beïnvloed.

Intussen was China ook het fabriekje van de wereld.

Schuman: Op het vlak van productie kon het Westen in het grootste deel van zijn geschiedenis niet met China wedijveren. Toen ontdekkingsreiziger Zhang Qian in de 2e eeuw voor Christus naar het huidige Afghanistan reisde, bleek dat de beste goederen op de markt uit China kwamen – terwijl geen landgenoot er ooit was geweest. In de 17e eeuw noemde de Britse filosoof Sir Francis Bacon de boekdrukkunst, het buskruit (telkens 9e eeuw) en het kompas (3e eeuw v.Chr.) ‘de drie dingen die de mensheid in haar hele geschiedenis het meest hadden veranderd’. Maar je kunt het evengoed hebben over zijde, lakwerk, de kruiwagen, papier en later papiergeld, de paraplu, lucifers of porselein: allemaal Chinese uitvindingen. Westerlingen hebben de neiging te denken dat de wereldeconomie begon met de opkomst van Europa, maar vele eeuwen daarvoor was China al het kloppende hart van een globaal economisch systeem. Het is die positie blijven behouden tot in de 19e eeuw.

Maar toen ging het goed fout. Opium was het Britse antwoord op het handelstekort dat ontstond door de gigantische Britse vraag naar Chinese thee. Op het einde van de 19e eeuw werd China voor het eerst cultureel bedreigd. In de clash tussen China en het Westen, twee culturen die ervan overtuigd waren dat hun beschaving boven alle andere uittorende, dolf het oude keizerrijk het onderspit.

Schuman: Voor het eerst werd China geconfronteerd met een beschaving die het geld, de wapens en de macht had om haar superioriteitsclaim kracht bij te zetten. Het keizerrijk had al wel militaire nederlagen gekend, maar zelfs in periodes van territoriale desintegratie waren de Chinese normen in de hele regio overeind gebleven. Nu moest het keizerlijke hof met lede ogen aanzien hoe de oude discipelen zoals Japan meenden dat de redding voortaan uit het Westen kwam. De Japanse elite leerde westerse talen, las westerse boeken, omarmde westerse ideeën. Confucianistische principes als deugdzaamheid en tribuutplicht werden vervangen door uitheemse concepten als representatief bestuur, gelijkwaardige natiestaten, individualisme enzovoort. En dat legde Japan duidelijk geen windeieren: de militaire conflicten tussen beide landen dwongen China op de knieën. Bovendien gingen veel jonge Chinese intellectuelen in Japan studeren, om dan met diezelfde westerse concepten terug te keren.

Deng Xiaoping besefte dat er niets anders opzat dan te wachten tot betere tijden aanbraken. Dat lijkt nu met Xi Jinping het geval te zijn.

Aanvankelijk dachten de Qing-keizers dat ze het keizerlijke systeem intact konden laten, zolang ze maar westerse fabrieken naar hun land haalden en westerse wapens importeerden. Hervormers als Kang Youwei en Liang Qichao geloofden daar niet in: als China zichzelf wilde redden, zo vonden zij, moest het land zijn eigen hart uitrukken. Zowel de Chinese republiek als het communistische bestuur van Mao Zedong was daarvan een 20e eeuwse uiting.

U omschrijft het staatsbezoek in 1979 van Deng Xiaoping aan de Verenigde Staten als een poging om China opnieuw zijn oude rol op het wereldtoneel te laten spelen: die van supermacht.

Schuman: De Amerikaanse president Jimmy Carter was bereid om China de status van ‘ most favored nation‘ toe te kennen. Hij gaf daarmee groen licht aan bedrijven uit de hele wereld om in China fabrieken te bouwen, arbeiders aan te werven en producten wereldwijd te verschepen. Deng wist dat economische macht altijd een centrale pijler was geweest van China’s statuut als supermacht. Met de transformatie die volgde, kwam het eeuwenoude debat over de toekomst van China terug. Het Tiananmen-bloedbad in 1989 gaf de richting aan: democratische verzuchtingen legden het af tegen oude autoritaire concepten. De westerse ontzetting was groot.

‘We moeten drie dingen doen’, zei Deng toen: ‘Kalm zijn, ons concentreren op ons werk, en het goed doen.’ Peking werd lid van alle belangrijke instellingen van het door de VS gedomineerde economische wereldsysteem. Even zag het er naar uit dat de Chinezen voortaan volgens de westerse regels zouden spelen.

Dat had toch gekund?

Schuman: Als de geschiedenis ons iets leert, dan is het wel dat China zich nooit comfortabel heeft gevoeld bij het leven volgens de normen en waarden van andere culturen. Alleen omdat het niet anders kón, nam het deel aan het westerse systeem. Terwijl de Qing-keizers en de communisten zich ertegen verzetten, besefte Deng dat er niets anders opzat dan het hoofd te buigen en te wachten tot betere tijden aanbraken. Dat lijkt nu het geval te zijn, met Xi Jinping. Hij heeft veel meer weg van de 14e-eeuwse stichter van de Ming-dynastie dan je op het eerste gezicht zou denken. Zhu Yuanzhang presenteerde zijn regime als een herstel van het Chinese bestuur na een eeuw van lijden onder de Mongolen, Xi ziet zichzelf als de kampioen van de natie na 100 jaar westerse vernedering. Hij doet ook denken aan de 12e-13e-eeuwse keizers van de Zuidelijke Song, die geen vrede konden nemen met het verlies van Noord-China aan barbaren uit de steppe. Die houding verklaart Pekings positie als het gaat om Tibet, Xinjiang of Taiwan.

Xi’s ‘nieuwe Chinese Droom’ geeft u een déjà-vugevoel?

Schuman: Andermaal wordt het beeld gepropageerd van China als superieure beschaving die boven aan de pikorde thuishoort. Xi’s favoriete diplomatieke programma, het Belt and Road Initiative, is bedoeld als eigentijdse versie van het handelsnetwerk dat eeuwenlang bestond. Je kunt dat project ook vergelijken met de schattenvloot van de 15e-eeuwse Ming-zeevaarder Zheng He. Hij bedacht de tribuutstaten in opdracht van keizer Yongle met goud en zijde, om hen ervan te doordringen dat de Chinese glorie was hersteld en dat hun vertegenwoordigers aan het hof werden verwacht. Nu bouwt Peking spoorwegen en krachtcentrales voor al wie het trouw zweren.

Wat staat het Westen dan te doen?

Schuman: Het moet de bestaande multilaterale instellingen zo veel mogelijk beschermen en versterken, anders zal China ze van binnenuit aantasten. Momenteel zien we een bondgenootschap van de VS, Australië, Canada, India en het Verenigd Koninkrijk. Maar de Europese Unie stelt fenomenaal teleur. De lidstaten zwijgen als het over China gaat, uit angst voor economische repercussies. Maar wie zegt dat de strijd bij voorbaat verloren is?

U vindt dat er in dat opzicht van Zuid-Korea te leren valt.

Schuman: Peking beschouwde de beslissing van Seoul, in 2016, om een Amerikaans raketschild te installeren als een bedreiging. De Koreanen werden als ongehoorzame vazallen behandeld: er kwam een boycot van Koreaanse producten, populaire K-popsterren zagen hun concerten afgelast, Koreaanse soaps verdwenen uit de ether. Dat is wat er gebeurt als je de keizer beledigt. Maar kijk naar de uitkomst: Seoul hield het been stijf en tegen eind 2017 was de strijdbijl begraven. Dat illustreert dat Xi voorlopig niet de macht heeft om een nieuwe wereldorde op te leggen. Daarvoor is zijn soft power niet groot genoeg.

Wat met Hongkong, de welvarende metropool en voormalige Britse kolonie?

Schuman: Daar staat veel meer op het spel dan het lot van 7,5 miljoen mensen. Het gaat om wat er gebeurt als Peking zich niet houdt aan de internationale afspraken. Komt het land daar nu mee weg, dan zal dat gedrag zich doorzetten.

Problematisch is dat het Amerika van Donald Trump gelooft dat het China alleen aankan, wat een complete misrekening is. Daarom moeten we onze hoop vestigen op 3 november, de dag van de Amerikaanse presidentsverkiezingen.

Michael Schuman

De geschiedenis door Chinese ogen: 'Xi Jinping ziet zichzelf als de kampioen van de natie'

– 1968: geboren in de Verenigde Staten

– Studie: Aziatische geschiedenis (Universiteit van Pennsylvania) en internationale politiek (Columbia University)

– 1996: vertrekt voor The Wall Street Journal naar Zuid-Korea

– 2002: wordt verslaggever voor Time, eerst in Hongkong en dan in Peking

– Auteur van The Miracle: The Epic Story of Asia’s Quest for Wealth (2009), Confucius And the World He Created (2015) en Superpower Interrupted: The Chinese History of the World (2020)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content