Cecilia Bartoli keert na 20 jaar terug naar Vivaldi: ‘De tweede viool is even belangrijk als ik’

Cecilia Bartoli © Kristian SChuller
Kristof Dalle Journalist

Met The Vivaldi Album blies Cecilia Bartoli bijna twintig jaar geleden het stof van zijn vergeten aria’s en gaf ze haar carrière richting. Op haar 52e keert ze terug naar de Italiaanse componist.

Cecilia Bartoli en Antonio Vivaldi: het is een verhaal van koppigheid. Toen ze in 1997 de aria’s van de Italiaanse barokcomponist van de vergetelheid wilde redden, zag haar platenlabel daar weinig brood in. Decca zag de Italiaanse mezzosopraan liever doorgaan op haar traditionele uitvoeringen van Wolfgang Amadeus Mozart en Gioachino Rossini. Maar Bartoli zette haar hakken in het zand. En toen The Vivaldi Album tegen de verwachtingen in een wereldwijd succes werd, deed ze dat opnieuw. ‘Toen wilde Decca meteen een tweede Vivaldi-album maken, en een derde’, lacht Bartoli. Nee, dus. Tot nu. ‘Ik ben blij dat ik zo lang gewacht heb. Eerlijk gezegd had ik toen niet de maturiteit om dit te doen.’

Ik moet geen zestienjarige meer spelen. Maar voor elke leeftijd zijn er genoeg geschikte stukken.

The Vivaldi Album werd een scharnierpunt in haar carrière. Pasmunt ook, wat haar de mogelijkheid gaf om zich naast het klassiekere werk ook aan eigen onderzoeksprojecten te wijden: van Opera Proibita (2005) met door de pausen verboden opera’s via Sacrificium (2009) met barokke castratenmuziek tot St. Petersburg (2014), waarin ze aan de slag ging met het operarepertoire uit achttiende-eeuws Rusland.

Met het nieuwe album, simpelweg Antonio Vivaldi geheten, verkent u een andere kant van zijn opera’s.

Cecilia Bartoli: De acrobatiek van twintig jaar geleden heb ik ingeruild voor intimiteit. Er zit een diepte in die ik destijds nog niet aankon: de melancholie van bepaalde aria’s kun je pas echt brengen als je zelf geleefd hebt. Ik ben natuurlijk ook veranderd met de jaren: ik ken mijn stem, mijn instrument, nu echt door en door, mijn ademhalingscontrole is nog beter en ik kijk ook anders tegen muziek aan.

Het wordt meer een kwestie van dialogeren met de instrumenten, en minder duelleren?

Bartoli: Precies: een dialoog met het orkest. Het draait niet alleen om mij. Het is niet omdat ik vooraan sta dat pakweg de tweede viool minder belangrijk is dan ik. We staan er allemaal om Vivaldi te dienen. Dat klinkt logisch, maar ik ben dat pas echt gaan inzien door mijn werk met historische instrumenten. Omdat ze natuurlijker klinken en dus beter passen bij de menselijke stem, maar ook omdat ze doorgaans door freelancers worden bespeeld. (lacht) Dat geeft iedereen een extra schop onder de kont. Met freelancers krijg je een andere energie, die je niet altijd vindt bij vaste gezelschappen die het als ‘een werkdag’ zien.

Cecilia Bartoli en Ensemble Matheus o.l.v. Jean-Christophe Spinosi, Antonio Vivaldi, is uit bij Universal Music. Net als The Rossini Edition, een verzamelbox met alle Rossini-opnames van Bartoli.
Cecilia Bartoli en Ensemble Matheus o.l.v. Jean-Christophe Spinosi, Antonio Vivaldi, is uit bij Universal Music. Net als The Rossini Edition, een verzamelbox met alle Rossini-opnames van Bartoli.

Voor The Vivaldi Album ging u op zoek naar vergeten partituren. Wat viel er dit keer aan nieuwigheden te ontdekken?

Bartoli: Ik had in 1999 al besloten dat ik dit album ooit zou maken. Destijds moest ik zelf op zoek, aangezien we Vivaldi toen vooral vereenzelvigden met De vier jaargetijden. Ik kon op niemands schouders gaan staan. Ondertussen hebben ook Philippe Jaroussky en Sandrine Piau bijvoorbeeld prachtige dingen gedaan met Vivaldi. En dirigent Jean-Christophe Spinosi stelde me meteen een paar aria’s voor die mijn stem perfect lagen.

Onlangs vervlocht u De vier jaargetijden met de aria’s van Vivaldi.

Bartoli: In veel van zijn aria’s merk je hoe de melodie nagenoeg overlapt met die van De vier jaargetijden. L’Inverno kun je bijvoorbeeld perfect vermengen met Gelido in ogni vena uit de opera Il Farnace. Het publiek weet niet altijd meteen wat wat is, maar ik merk dat het heel enthousiast onthaald wordt.

Hebt u weleens een publiek voor u gehad dat niet enthousiast was?

Bartoli: Welja, sommigen horen me het liefst zo veel mogelijk Rossini zingen.

Rossini loopt als een rode draad door uw carrière. Deze zomer programmeerde u nog zijn komische opera L’Italiana in Algeri op uw eigen Salzburg Whitsun Festival en op de Salzburger Festspiele. U zong de hoofdrol van Isabella.

Bartoli: Het is een van de beste komische opera’s van Rossini, misschien wel zijn allerbeste. En aangezien hij nog nooit in Salzburg was uitgevoerd, vond ik het de hoogste tijd. Ik heb lang gewacht met Isabella: het is een heel geëmancipeerde vrouw, zeker in vergelijking met pakweg Rosina uit Il barbiere di Siviglia. Heel temperamentvol ook, en driftig. Zoiets moet je niet spelen als je te jong bent.

Het is een opera waar men in deze gevoelige tijden weleens over zou kunnen struikelen, schreef de recensente van The New York Times.

Bartoli: Vanwege de moslims die in L’Italiana traditioneel nogal clichématig voorgesteld worden, bedoel je? Regisseur Moshe Leiser en Patrice Caurier hebben dat heel slim aangepakt door in onze versie geen enkel cliché uit de weg te gaan, én ze ook toe te passen op de Italianen. Pizza’s en mandolines overal. De enige juiste keuze, want: geen humor zonder die clichés.

Cecilia Bartoli

– 1966: geboren in Rome

– 1983: studeert aan Conservatorio di Santa Cecilia in Rome, maar wordt ook onderwezen door haar moeder

– 1988: wordt als mezzosopraan bekend door haar interpretaties van Rossini en Mozart

– 1999: The Vivaldi Album verkoopt 700.000 exemplaren en inspireert andere musici om ook op zoek te gaan naar vergeten barokparels

– Later volgen onder meer The Salieri Album (2003), Opera proibita (2005), Sacrificium (2009), Mission (2012), Dolce duello (2017)

– Is artistiek directeur van het Salzburg Whitsun

In essentie is het ook het verhaal van een Turkse machtshebber die moslimvrouwen maar wat sufjes vindt, en zijn dienaar vraagt om een warmbloedige Italiaanse te kapen. Geen idee wat het negentiende-eeuwse equivalent van een hashtag was, maar…

Bartoli: Zoals ik al zei: Isabella is net een heel geëmancipeerde vrouw. De #MeToo-beweging is een lovenswaardige zaak, en ik snap dat alles delicaat ligt, maar het wordt soms wel een beetje hysterisch, niet? Nu goed, de klassieke wereld heeft ook haar schandalen gekend het afgelopen jaar, en we hebben op z’n minst geleerd dat we maar beter auditie doen in een theater en niet in een hotelkamer. (lachje)

Vorige maand verscheen Contrabandista van de Mexicaanse tenor Javier Camarena, het eerste in een reeks Mentored by Bartoli-albums. U kennende is dat meer dan louter een marketingtrucje?

Bartoli: (lacht) Daar is nogal wat werk in gekropen, ja. Ik ben behoorlijk hands-on. Camarena, met wie ik vaak heb gezongen, is een van de grootste tenoren van zijn generatie. Maar het ontbreekt de huidige generatie jammer genoeg aan ervaren gidsen. Daar hoop ik iets aan te doen met de de Cecilia Bartoli Music Foundation. Toen ik begon, had ik het geluk om bij Decca en Deutsche Grammophon met producers als Christopher Raeburn te werken, die me hielpen op het vlak van repertoire en interpretatie.

Ik vond dat Camarena meer verdiende, dus stelde ik hem voor om met het werk van de Spaanse tenor en componist Manuel García (1775-1832) aan de slag te gaan, die geweldig bij zijn stem past. García is een intrigerend figuur. Net als zijn dochter, operazangeres Maria Malibran, die de allereerste diva was. O, en zijn zoon Manuel, die de laryngoscoop heeft uitgevonden… U grinnikt?

Bij u is alles een verhaal of een levensles.

Bartoli: In de eerste plaats wil ik mooie, goede muziek maken, maar het verhaal erachter vind ik eigenlijk net zo belangrijk.

U viert dit jaar uw dertigjarige jubileum bij Decca. Had u, terugkijkend, iets liever anders aangepakt?

Bartoli: Ik heb nergens spijt van, toch niet professioneel. (denkt na) Misschien dat ik in de beginjaren zo vaak en zo lang van huis ben geweest. En op privévlak vind ik het jammer dat mijn grootvader nooit heeft kunnen zien wie ik geworden ben. En verder zal ik ongetwijfeld wel carrièrefoutjes hebben gemaakt, maar hé, ik heb vandaag nog altijd mijn stem – in tegenstelling tot een hoop collega’s van mijn leeftijd. Het moet dus zijn dat ik de juiste keuzes heb gemaakt.

Een mezzosopraan is op haar best tussen haar 30e en haar 45e, vond u vroeger. Misschien moet u dat even bijstellen?

Bartoli: Nee hoor, dat geloof ik nog altijd. Biologisch gezien ben je als zangeres op je best tussen de 30 en de 45. Maar daarom hoef je je daar nog niet bij neer te leggen. Kijk naar Roger Federer, die zachtjesaan de 40 nadert maar nog altijd tennist als een god. Ik kan me voorstellen dat het frustrerend is voor de jonge paarden die staan te trappelen om zijn plek in te nemen. Dan bruis je van talent en vitaliteit, en troeft zo’n Federer je nog altijd af met zijn techniek en ervaring.

Hebben we het nog altijd over tennis?

Bartoli:(onverstoorbaar) Met operazangeressen is het net hetzelfde: met de juiste techniek en genoeg inzicht over je stemgebruik kun je blijven zingen. Je moet alleen een beetje selectief zijn. In het aantal recitals dat je per jaar zingt, en in de rollen die je kiest. Ik kan vandaag geen Cherubino meer zingen (de page in Le nozze di Figaro van Mozart, nvdr). Tenminste, ik kan het best nog aan, maar er is waarschijnlijk geen kat die me nog zou geloven. Ik moet geen zestienjarige meer spelen. Maar voor elke leeftijd zijn er genoeg geschikte stukken. Dus zolang mijn stem het me toelaat, denk ik niet aan ophouden. Ik zie Federer toch ook nog altijd grandslams winnen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content