Britse activist Afua Hirsch: ‘Wit is de norm, met een zwarte of bruine huid word je als een afwijking bekeken’

Afua Hirsch: 'Venus en Serena hebben me méér dan een handje geholpen.' © Debby Termonia

Volgens de Britse tabloid Daily Mail pookt Afua Hirsch in haar eentje de rassen-tegenstellingen in haar land op, maar de auteur van de bestseller Waarom ras ertoe doet laat zich niet intimideren. Een gesprek over opgroeien in een raciaal gemengd gezin, en over de kwaal van verborgen en zichtbaar racisme. ‘De fysieke verschillen zien we wel, de gelijkenissen niet.’

Prins Charles vond het zelf een geslaagde grap. Op weg naar een van de vele Gemenebest-hoogmissen, vorige week in Londen, werd hem een boek overhandigd. Schenker en coauteur Anita Sethi, zelf van Brits-Guyaanse afkomst, vertelde erbij dat het over de vaak pijnlijke geschiedenis van Commonwealth-migranten ging. De prins van Wales negeerde die toelichting en pareerde met een persoonlijke vraag. ‘En waar komt u van? Van Manchester? O, zo ziet u er echt niet uit!’

Afua Hirsch giert het uit als ik haar de anekdote in een Amsterdamse tearoom vertel. Ze heeft het zo druk met de promotie van haar boek Waarom ras ertoe doet dat ze nog geen tijd heeft gevonden om de krant te lezen. ‘Typisch voor de Britse royals’, zegt ze. ‘Ze bekijken de wereld nog altijd alsof het Rijk nooit is opgedoekt. Charles’ vader, prins Philip, was de absolute kampioen. Weet je wat hij tegen Olusegun Obasanjo zei, de vorige Nigeriaanse president, toen die in traditionele kledij op een gala-avond verscheen? ‘Zo, ik zie dat u uw nachtjapon al hebt aangetrokken!’

Ze mag er dan smakelijk om lachen, Hirsch weet hoe het voelt om door witte medeburgers tegen de Brit-maatstaf te worden gehouden. Haar moeder is een tweedegeneratiemigrant uit Ghana, haar half-joodse vader heeft een migratieverhaal dat in nazi-Duitsland begint. Zij en haar jongere zus groeiden op in Wimbledon, een rijke en vooral witte buitenwijk van Londen. Hun exotisch bevonden verschijning lokte daar niet altijd welwillende reacties uit. Waarom ras ertoe doet is een relaas van de queeste naar identiteit die begon toen ze als tiener inzag dat haar Britse burgerschap nooit vanzelfsprekend zou worden. Studies filosofie, politiek en economie in Oxford – ook al een lelieblank bastion waar het Europese superioriteitsgevoel in standbeelden en bibliotheken staat gebeiteld – versterkten dat gevoel nog.

Hoe durf jij als halfwitte vrouw kritiek te geven?” krijg ik te horen. Ik moet me als een Goede Migrant gedragen, die blij is dat ze tot de mainstream is toegelaten.

Van de weeromstuit omhelsde ze haar Afrikaanse roots. Ze trouwde met Sam, een Ghanees-Britse rechtenstudent uit de door kansarmoede, drugs en geweld geteisterde wijk Tottenham in Noord-Londen. Ze ging werken in West-Afrika, eerst voor een ngo in Senegal, daarna als correspondent voor The Guardian in het bloedeigen Ghana. Puzzelstukken vielen op hun plaats, maar het gevoel van vervreemding bleef. Ghana, waar ze met Sam ternauwernood een brutale overval overleefde, voelde nog minder als thuis aan dan Wimbledon, waarnaar ze ondertussen met man en dochter is teruggekeerd.

Haar persoonlijke verhaal vormt slechts het kader van een veel ambitieuzer boek. De auteur levert een veelgelaagd portret af van een Britse maatschappij die stijf staat van openlijk en verborgen racisme. De sociaal-economische kloof die parallel met de kleurbarrière loopt, de obsessie met het witte schoonheidsideaal, de blindheid voor duistere bladzijden uit het koloniale verleden, het nut van de Goede Migrant: Hirsch ontmaskert genadeloos de illusie van de zogenoemde ‘postraciale samenleving’.

In de Britse media is ze een bekende stem in het verhitte samenlevingsdebat. Uiteraard ontbrak ze niet toen vorige week het Windrush-schandaal over de Commonwealth-jamboree raasde: centraal daarin staan de nazaten van zo’n 57.000 migranten uit de Britse Caraïben die tussen 1948 en 1971 (onder meer op het schip waarnaar het schandaal is vernoemd) naar het Verenigd Koninkrijk werden gehaald om bij de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog te helpen. Decennialang verkeerden ze in de illusie dat ze Britse staatsburgers waren, net zoals hun kinderen en kleinkinderen. Door nieuwe migratieregels – ironisch genoeg vooral bedoeld om de Oost-Europese migratie af te remmen, en nota bene bedacht door huidig premier Theresa May, toen zij nog minister van Binnenlandse Zaken was – dreigen ze al hun rechten en zelfs verblijfstitels te verliezen. De voorbije weken regende het schrijnende verhalen van Windrush-telgen die werk, gezondheidszorg of rijbewijs hadden verloren, als ze al niet op weg waren naar deportatie.

Afua Hirsch: Het Windrush-schandaal illustreert perfect waar mijn boek over gaat. Wie een zwarte of bruine huidskleur heeft, wordt niet als een volwaardige burger gezien. Zelfs niet als hij in Engeland is geboren of er een heel leven heeft gewerkt. Bovendien blijkt andermaal: het Britse migratiebeleid draait helemaal niet om het inperken van de stroom nieuwkomers, zogezegd omdat er niet genoeg huizen of banen zijn. Etnisch-raciale overwegingen geven de doorslag – het echte opzet: de gekleurde migratie aan banden leggen.

De situatie van de Windrush-kinderen was al jaren bekend, maar het heeft tot vorige week geduurd voor de Britse regering in actie schoot. Dat deed ze niet spontaan: verschillende Caraïbische staatshoofden wilden het probleem tijdens de top van het Gemenebest aankaarten. Ze waren het moe dat om de haverklap Britten werden gedeporteerd, mensen die hun eiland tientallen jaren eerder hadden verlaten en er niemand meer kenden. Toen de Britse regering ieder gesprek weigerde, zijn de verhalen in de media beland en ging de bal aan het rollen. Theresa May heeft zich ondertussen geëxcuseerd; ze garandeert dat alle Windrush-kinderen hun rechten zullen behouden.

Britse activist Afua Hirsch: 'Wit is de norm, met een zwarte of bruine huid word je als een afwijking bekeken'
© Debby Termonia

Beter laat dan nooit, maar ik blijf met een vieze nasmaak zitten. Mays toezegging houdt een verwerpelijk onderscheid in tussen ‘verdienstelijke’ en ‘niet-verdienstelijke’ burgers.

Legt u dat eens uit.

Hirsch: Voor de premier was dit een verloren zaak. Niemand, op een paar extreemrechtse fanatici na, staat achter het uitzetten van de Windrush-generatie. Maar wat met de grootvader die zestig jaar geleden als kind uit Sierra Leone is geland en die niet bij de naoorlogse wederopbouw heeft geholpen? Als zo iemand op latere leeftijd een misstap begaat – een gevangenisstraf van zes maanden kan volstaan – wordt hij zonder pardon teruggestuurd. Dat is al jaren schering en inslag, heb ik tijdens de research voor mijn boek ontdekt. Geen haan die ernaar kraait, maar ik noem het een schande. Mensen die als kind in mijn land zijn opgegroeid, hebben het recht om er te leven. Met of zonder verdienstelijk cv, het zijn Britse staatsburgers.

Eerder deze maand oogstte de BBC controverse met de heruitzending van de geruchtmakende ‘ Rivers of blood‘-speech uit 1968 waarin het conservatieve parlementslid Enoch Powell waarschuwde voor de gevolgen van immigratie uit het Gemenebest. Waarom ligt die speech nog altijd zo gevoelig?

Hirsch: De BBC had natuurlijk een aanleiding: de vijftigste verjaardag van die speech. Ik was nog niet geboren in ’68, maar volgens mijn ouders had hij een immense impact. Mensen met een gekleurde migratieachtergrond vreesden echt voor deportatie.

Veelzeggend is dat Powell vooral de nazaten van immigranten viseerde. Zwarte of bruine kinderen zouden nooit echte Britten worden, zo voorspelde hij. Ze zouden zich nooit integreren, hun massale aanwezigheid zou op rellen en geweld uitdraaien – vandaar het bloed in de titel van zijn speech.

Enoch Powell, die tot de rechtervleugel van de tory’s behoorde, werd uit zijn partij gezet. En dat is nu net wat de heruitzending zo controversieel maakt: vandaag zijn Powells beweringen mainstream geworden. Veel van wat in zijn speech staat, zou zelfs uit de mond van Labour-politici kunnen komen – zonder dat de partijleiding met sancties zou dreigen.

Waarom maakt u van ras de kern van de menselijke identiteit? Je zou evengoed gender, religie of sociale status als bepalende factoren kunnen aanduiden.

Hirsch: Klopt, maar ras is als de olifant in de kamer. Niemand benoemt die factor, maar hij kruipt onder alles. Mijn persoonlijke verhaal is vooral een alibi om die olifant zichtbaar te maken. Structureel, institutioneel racisme, dáár is het me om te doen.

De bewijzen liggen voor het grijpen. De helft van de zwarte families leeft in armoede, de werkloosheid onder jonge zwarten ligt dubbel zo hoog als die onder hun witte leeftijdgenoten. Zwarten zijn oververtegenwoordigd in het gevangenissysteem, terwijl ze nagenoeg afwezig zijn in goed verdienende beroepsgroepen. Alle indicatoren wijzen erop: we leven in een raciaal erg ongelijke samenleving.

Leopold II is een stripfiguur, het archetype van de slechterik die anderen goed uit de verf laat komen.

Als product van een raciaal gemengd huwelijk bent u evenzeer wit als zwart, maar net zoals de voormalige Amerikaanse president Barack Obama wordt u automatisch als zwart gezien. Hoe komt dat toch?

Hirsch: Dat is een effect van de raciaal gekleurde bril. De fysieke verschillen zien we wel, de gelijkenissen niet. Hoe dikwijls heb ik de vraag niet gekregen: ‘Waar kom je vandaan?’ Als ik dan ‘Wimbledon’ antwoordde, volgde meteen de volgende vraag: ‘Oké, maar waar liggen je roots?’ Die vragen zijn niet eens slecht bedoeld – échte racisten tonen helemaal geen belangstelling, die roepen gewoon: ‘ Fuck off!‘ Maar op de duur krijg je er wel een ongemakkelijk gevoel bij. Wat ik ook doe, zo begint het te dagen, ik hoor er niet echt bij. Wit is de norm, met een zwarte of bruine huid word je als een afwijking bekeken.

Bij het lezen van uw boek bekroop me soms een benauwend gevoel: kan ik als witte man nog gekleurde medemensen aanspreken zonder iemand op de tenen te trappen?

Hirsch: Als de vraag naar iemands achtergrond echt door nieuwsgierigheid is ingegeven, heb ik er geen probleem mee. Ik ben daar zelf altijd ontzettend nieuwsgierig naar. Vooral bij witte mensen. Je zou eens moeten weten hoeveel diversiteit daar te rapen valt: roots in Ierland, Nederland, IJsland, dat waaiert alle kanten uit. Maar het blijft natuurlijk een feit: aan witte mensen wordt de vraag ‘Waar kom je vandaan?’ nooit als binnenkomer gesteld.

Vorige week nog vertelde mijn beste vriendin wat haar tijdens een business-event was overgekomen. Er waren zeker honderd man, zij was de enige deelnemer met een donkere huidskleur. De moderator komt binnen en beent recht op haar af: ‘ So’, riep hij joviaal, ‘ where are you from?‘ Ze kon wel door de grond zakken.

Wie ‘Wimbledon’ zegt, denkt aan tennis, aardbeien, gekke hoeden en peperdure huizen. Was er ook racisme?

Hirsch: Ik ben wel eens tegengehouden door de politie, en in een chique winkel ben ik op een keer letterlijk buitengekeken – alsof ik een potentiële dievegge was. Verder was er in Wimbledon weinig openlijk racisme, maar liep ik wel rond met een knagend gevoel van vervreemding. Op school, bij de scouts of in de tennisclub: mijn zus en ik waren altijd de enige bruine meisjes. Als kind ga je dan onwillekeurig vragen stellen: wie ben ik, eigenlijk?

Mijn moeder begreep dat geworstel niet. Identiteit is voor haar altijd iets vanzelfsprekends geweest. Ze komt uit Ghana en is zwart, punt uit. Ik heb uiteindelijk zelf de keuze gemaakt, met dank aan Venus en Serena.

Afua Hirsch, Waarom ras ertoe doet, Atlas Contact, 320 blz., 24,99 euro.
Afua Hirsch, Waarom ras ertoe doet, Atlas Contact, 320 blz., 24,99 euro.

Hebben de tennissende zusjes Williams u over de kleurbarrière getrokken?

Hirsch: Ze hebben me méér dan een handje geholpen. Ik was een jaar of vijftien toen ze in mijn leven kwamen. Ik zie Serena nog op het muurtje voor ons huis zitten met mijn zus, die net van de tennistraining kwam: Serena had haar het racket geschonken waarmee ze die dag op Center Court had gespeeld. We waren met de hele familie hevig voor de zusjes aan het supporteren. Toen Venus wat later het toernooi won, heeft mama een cake gebakken. Die zijn we met z’n vieren gaan afgeven; het was vader Williams die de deur opendeed.

De magie zat hem natuurlijk niet alleen in het weergaloze tennis van Venus en Serena. Hun hele attitude was ontzettend inspirerend. Zwarte meisjes die vanuit het niets kwamen en een door en door witte, elitaire sport op zijn kop zetten. Zonder compromissen, met ingevlochten haar en kleurrijke bandana’s. Terwijl zwarte sporters doorgaans in hun omgeving proberen op te gaan, deden Venus en Serena precies het tegenovergestelde: ‘Dit is onze stijl. Te nemen of te laten.’ Natuurlijk zag ik ook het verschil met ons: Venus en Serena kwamen uit een arme familie uit Compton, een ruige voorstad van Los Angeles die in niets leek op Wimbledon. Toch voelde ik meteen een band. Ik ergerde me dood aan de racistische opmerkingen die ze op en naast het court moesten incasseren.

Vooral Serena heeft een stevige portie bagger over zich heen gekregen…

Hirsch: Het was verschrikkelijk. Zelfs de tenniscommentator van de BBC – de BBC! – gebruikte woorden als ‘jungle’ en ‘beest’ om het fenomeen Serena te duiden. Andere kijkers merkten het niet eens op, maar bij mij kwam het binnen als een steek in mijn hart. Ik ben niet echt close met Serena, maar we praten wel als ik haar op straat tegenkom tijdens het toernooi. Ze krijgt nu eindelijk de erkenning die ze verdient, als de grootste vrouwelijke atleet aller tijden.

Volgens uw echtgenoot Sam hebt u als product van Wimbledon geen idee wat racisme echt betekent. Was het zoveel erger in Tottenham?

Hirsch: Absoluut. Sam is het prototype van de Afro-Brit uit een achterstandswijk. Hij is de zoon van een arme alleenstaande moeder. Hij groeide op in een vervallen buurt vol geweld en drugs, met scholen waar de lat erg laag lag. Jongens als hij waren bestemd voor onregelmatige en slecht betaalde banen, als ze al niet werkloos bleven of in de criminaliteit verzeilden. Als ‘ thug‘, ‘ criminal‘ of ‘ minimum wager‘: zo werden ze door de politie en andere vertegenwoordigers van het establishment bekeken. Dat Sam zich daaraan heeft kunnen ontworstelen, is helemaal zijn eigen verdienste. Hij heeft een ijzeren discipline en een sterke persoonlijkheid.

Britse activist Afua Hirsch: 'Wit is de norm, met een zwarte of bruine huid word je als een afwijking bekeken'
© Debby Termonia

Voelt hij zich Brits?

Hirsch: Ja, hij worstelt veel minder met zijn identiteit dan ik. Dat lijkt paradoxaal, maar ik begrijp het wel. Voor Sam is zijn Ghanese achtergrond een vanzelfsprekendheid, hij kent alle tradities en codes. Bovendien voelt hij zich als een vis in het water in de subcultuur van Noord-Londen, een buurt met een eigen taal die via de muziek de wereld heeft veroverd. Maar misschien wel de belangrijkste verklaring: Sam heeft, anders dan ik, nooit enige aandrang gevoeld om zich aan de dominante witte cultuur aan te passen. De afwijzing was zo sterk dat er tóch geen beginnen aan was.

Heel wat zwarte lezers van Waarom ras ertoe doet hebben die bedenking gemaakt: hoe kon ik met mijn geprivilegieerde achtergrond meespreken over racisme en discriminatie? Dat is een terechte bedenking, zoals ik in mijn boek ook toegeef. Het zou hypocriet zijn me de ellende van de inner cities toe te eigen.

Grappig genoeg hoor ik diezelfde kritiek van witte lezers, vaak mensen met een nog geprivilegieerder achtergrond dan de mijne. Dat vind ik om twee redenen interessant. Dat ze op mijn persoon spelen, toont aan dat ze geen echte argumenten hebben. Maar hun reactie zegt ook veel over het onderhuidse racisme in de Britse samenleving. Hoe durf ik als halfwitte vrouw kritiek te geven? Ik zou dankbaar moeten zijn voor de kansen die ik heb gekregen! Kortom, ik moet me als een Goede Migrant gedragen, die blij is dat ze tot de mainstream is toegelaten.

U doet laatdunkend over de Goede Migrant. Maar is dat geen rolmodel om andere migranten de weg naar de sociale lift te wijzen? Mo Farah, het Britse atletiekwonder van Somalische origine, heeft vast al heel veel zwarte kinderen positief geïnspireerd…

Hirsch:Mo Farah is inderdaad een schoolvoorbeeld. Sinds de koningin hem vorig jaar heeft geridderd, voelt hij zich Britser dan cheddar. Maar er is ook zo iemand als Nadiya Hussain, winnares van het waanzinnig populaire kookprogramma The Great British Bake Off. Ze werd een instantberoemdheid, zelfs haar hoofddoek en religie vormden geen bezwaar. Tot ze in een interview een boekje opendeed over het racisme dat ze als zwarte vrouw vrijwel dagelijks moest ondergaan. ‘Hoe durft ze!’ luidde het meteen in de tabloids.

Ik kan ervan meespreken: je betaalt een prijs voor het ontbloten van pijnlijke waarheden. Ik zal hier niet beginnen over de bagger op sociale media. De Daily Mail schreef in een editorial dat ik, Afua Hirsch, zowat in mijn eentje het vuur van de rassentegenstellingen heb opgepookt. Ik voelde me bijna vereerd: nooit gedacht dat ik zo’n impact had.

Afua Hirsch

– 12 juni 1981: geboren in Stavanger, Noorwegen, als de dochter van een zwarte Ghanese moeder en een witte, half-joodse Britse vader

Groeit op in Wimbledon, Londen

– Studie: filosofie, politiek en economie in Oxford, rechten aan BPP University Law School in Leeds

Bouwt een carrière uit als strafpleiter, ontwikkelingswerker in Senegal en correspondent in Ghana

Schrijft voor The Guardian en maakt reportages voor Sky News

– Januari 2018: publiceert Brit(ish): On Race, Identity and Belonging, waarvan de Nederlandse vertaling nu uit is

in België is veel te doen over onze koloniale geschiedenis. Vooral Afro-Belgen ijveren voor het neerhalen van Leopold II-standbeelden en het herschrijven van de leerboeken geschiedenis. Dat zal u bekend in de oren klinken…

Hirsch: Het is een internationale trend. Rhodes Must Fall, een beweging die Afrikaanse Oxford-studenten in 2015 lanceerden, heeft de trend gezet. Ik vond Oxford zelf een bekrompen oord toen ik er vijftien jaar geleden studeerde. Zwarte of bruine studenten waren er zeldzaam. En ja, de Britse imperialist Cecil Rhodes, het symbool van de koloniale onderdrukking, was alomtegenwoordig. Voor mijn scriptie over postkolonialisme was ik helemaal op de Rhodes Library aangewezen, een soort heiligdom waar de Grote Man je van alle kanten aanstaart.

Is Rhodes’ standbeeld in Oxford gevallen?

Hirsch: Nee. Het bestuur speelde wel met dat plan – tot enkele grote sponsors ermee dreigden hun financiering stop te zetten, zo gaat het gerucht. Ook universiteitsvoorzitter Chris Patten heeft de actie gedwarsboomd: ‘Ga elders studeren, als het jullie hier niet bevalt’, blafte hij. Dat zegt veel over het witte onvermogen om de gevoeligheden van gekleurde medeburgers te begrijpen.

Het Verenigd Koninkrijk ziet zichzelf als een postraciale maatschappij, maar die illusie kan alleen standhouden als je door een filter naar de geschiedenis kijkt. De Britten zijn bijvoorbeeld erg trots op de abolitionisten die ijverden voor het afschaffen van de slavernij, maar vergeten ondertussen dat hun land eeuwenlang de motor van de trans-Atlantische slavenhandel is geweest. En dat het Britse koningshuis aan die vuile business grof geld heeft verdiend. Als je daarover begint, reageren ze defensief: ‘Het was erg, ja, maar op de Franse slavenplantages was het nog veel erger.’ Of ze sleuren er Leopold II bij: ‘Dát was pas een schurk.’ De Belgische koning is een stripfiguur, het archetype van de slechterik die anderen goed uit de verf laat komen.

Gelooft u dat uw dochter in een minder racistische maatschappij zal opgroeien?

Hirsch: Ik ben van nature een optimist. Er is meer ruimte voor debat dan vroeger. Een beweging als Rhodes Must Fall was vijftien jaar geleden nog ondenkbaar. Net zoals ik me toen niet kon inbeelden dat ik ooit een boek als Waarom ras ertoe doet zou schrijven, laat staan dat er over dat thema zou worden gepraat.

Ik moet daar wel meteen een kanttekening bij plaatsen. Mijn boek is uitgegeven en opgepikt dankzij zijn mijn privileges en mijn netwerk. Veel van wat ik heb geschreven, is al vaak aangekaart door gekleurde Britten uit kansarme wijken, op blogs of via allerlei publicaties. Ook de permanente cultuuroorlog tempert mijn optimisme. Tegenover een groeiend aantal mensen dat bereid is te luisteren, staat helaas een nog groter blok dat meteen begint te schelden als je over discriminatie begint.

Toch denk ik dat ons land vooruitloopt. Als ik hoor waarover ze in Frankrijk, Duitsland en Nederland discussiëren, en bij jullie in België… Dat station zijn wij gelukkig al lang gepasseerd.

Dit artikel verschijnt woensdag 25 april in Knack.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content