Magali Michiels

‘Amerika toont spierballen, maar hinkt achterop in maritieme slagkracht’

Magali Michiels Doctoraatsstudent politicologie (VUB)

‘In Washington groeit het besef dat zonder stevige investeringen het logistieke fundament van de Amerikaanse defensie ondermijnd wordt’, schrijft Magali Michiels.

De Amerikaanse militaire parade van afgelopen weekend kreeg wellicht meer aandacht door de protesten dan door het machtsvertoon zelf. Terwijl critici zich verzamelden onder de slogan ‘No Kings’, marcheerden 6.600 militairen langs historische en moderne tanks door de straten onder de begeleidende tonen van elektrische gitaren en countrymuziek. Hollywood zou het niet beter kunnen regisseren. Maar achter deze geënsceneerde façade van militaire macht schuilt een verrassend kwetsbare realiteit: de Amerikaanse maritieme logistiek bevindt zich in een zorgwekkende staat.

Terwijl intern de spanningen oplopen door de protesten tegen de militaire parade en de immigratiedienst ICE, neemt ook de externe druk toe: een nieuwe escalatie in het Midden-Oosten en een wankele relatie met China, gekenmerkt door onvoorspelbare tarieven, zetten de internationale posities van de VS verder onder druk.

 Hoewel films als Top Gun graag het beeld schetsen van een overslaanbare Amerikaanse marine, is de realiteit aanzienlijk complexer. Vooral bij een mogelijk conflict met China over Taiwan zijn het niet alleen de gevechtscapaciteiten die tellen, maar vooral ook de logistiek en bevoorrading.

De toon in Washington wordt steeds harder. In een recente speech stelde minister van Defensie Pete Hegseth onomwonden: “Er is geen reden om er doekjes om te winden. The dreiging die China stelt is reëel en mogelijks imminent. Het is straffe taal die breekt met de terughoudendheid van vorige legislaturen, en die het gevoel versterkt dat een geopolitiek kantelpunt nadert.

De VS zouden in een dergelijk scenario de Grote Oceaan moeten oversteken – een reis van een dikke drie weken vanaf de marinebasis in San Diego tot aan de Straat van Taiwan. Die immense afstand maakt maritieme bevoorrading tot een logistieke nachtmerrie. Of zoals Hegseth het samenvat “Je kan een oorlog niet winnen als je er niet geraakt”. En precies daar wringt het schoentje.

De Amerikaanse marine wordt dan wel de sterkte ter wereld beschouwd met haar elf kroonjuwelen, de vliegdekschepen, toch is de Amerikaanse marine niet langer de grootste. Sinds 2016 behoort deze titel toe aan de Chinese marine die zo een 370 gevechtsschepen heeft tegenover een 290-tal gevechtsschepen van de VS. Hoewel de Amerikaanse schepen doorgaans zwaarder en groter zijn in tonnage, is de groei van de Chinese vloot onmiskenbaar.

Het Pentagon verwacht dat China haar vloot tegen 2030 zal uitbreiden tot zo’n 435 schepen. Ter vergelijking, de Amerikaanse marine mikt op een 381 bemande schepen, en dit pas tegen 2045. Daarbij komt dat de Amerikaanse vloot haar dieptepunt bereikt in 2027 met slechts 283 schepen – precies het jaar waarin de Amerikanen de Chinese dreiging het hoogst inschatten.

Om Amerikaanse troepen nabij Taiwan te krijgen, zijn enorme hoeveelheden munitie, voedsel, brandstof en reserveonderdelen nodig. Dat vereist gespecialiseerde tankers en transportschepen, maar daar schort het aan. Het Pentagon zou naar schatting 33 tankers te kort komen, zelfs wanneer de overheid alle bruikbare commerciële schepen opvordert.

Hoewel vliegdekschepen zoals de Nimitz- en Ford-klasse op kernenergie varen, zijn hun luchtvleugels volledig afhankelijk van conventionele vliegtuigbrandstof – in grote hoeveelheden via tankers aangevoerd. Bovendien vindt vrijwel al het goederenvervoer, in oorlogs- en vredestijd, via zee plaats.

De Amerikaanse scheepsbouwindustrie kan dat tekort niet op korte termijn oplossen. Het bouwen van schepen is een huzaren werk dat voor een tanker met wat geluk twee à drie jaar in beslag neemt. De meeste scheepsbouwprogramma’s lopen echter vertraging op. Zo kan de industrie slechts 1.2 Virginia-klasse onderzeeërs opleveren terwijl er twee per jaar besteld zijn. 

Ook groot onderhoud wordt steeds vaker uitbesteed aan bondgenoten als Zuid-Korea en Japan, respectievelijk de tweede en derde grootste scheepsbouwnaties ter wereld. De VS, ooit wereldleider, produceren amper 0.13% van de globale (commerciële) scheepsbouwcapaciteit, tegenover 46,6% door China.

Met deze cijfers is het geen verrassing dat de Chinese scheepsbouwcapaciteit zo’n 230 keer groter is dan die van de VS. China investeert al jaren massaal in deze sector en beschikt over ’s werelds grootste scheepsbouwindustrie. Zo is de grootste scheepswerf in Dalian groter dan de gehele Amerikaanse industrie.

De Chinese scheepsbouw omvat zowel civiele als militaire productie. Commerciële rederijen zijn nauw verweven met de staat en kunnen, binnen het principe van ‘militaire-civiele fusie’, snel voor militaire doeleinden worden ingezet. Dat onderscheidt China van de VS. Waar er ook Amerikaanse overheidscontract met rederijen zijn voor militaire herbevoorrading, is die vloot gewoonweg niet groot genoeg om aan de Amerikaanse noden te voldoen.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was de Amerikaanse maritieme productiekracht ongezien. Terwijl Japan de Grote Oceaan domineerde en Nazi-Duitsland Europa controleerde, bouwde de VS in enkele jaren tijd duizenden schepen. Deze aantallen waren broodnodig. Zo namen er meer dan 300 oorlogsschepen deel in de Slag om Leyte nabij de Filipijnen. De Amerikaanse overwinning was mede te danken aan de onophoudelijke aanvoer van nieuwe schepen: Amerika kon sneller produceren dan Japan er kon vernietigen.

Toch kwam die massaproductiecapaciteit tijdens de tweede wereldoorlog niet uit de lucht vallen. Investeringen in de scheepsbouwindustrie begonnen al zo vroeg als 1937. Het was pas in 1943 dat deze dan op volle toeren draaiden. Scheepsbouwprogramma’s werden in de tussenoorlogse jaren opgestart met de ambitie om in tien jaar tijd 500 schepen te bouwen. Met de oorlog versneld, resulteerde dat in zo’n 8000 schepen.

Vandaag lijkt zo een inhaalslag eerder onwaarschijnlijk. Zelfs met pre-oorlogse investeringen ligt een soortgelijke opschaling vandaag moeilijker dan in de vorige eeuw. Waar de zware industrie alomtegenwoordig was, is de Amerikaanse economie vandaag vooral gericht op diensten. Werknemers achter hun bureau hebben nu eenmaal minder interesse om met hun handen te gaan werken.

Daarnaast is de Amerikaanse scheepsbouwindustrie een schim van haar vroegere zelf. Vooral de verwaarloosde civiele maritieme sector speelt hierin een rol. Sinds de jaren ’70, toen subsidies wegvielen, kromp de industrie door gebrek aan investeringen, arbeidskrachten en groeiperspectieven. Dit is niet zonder gevolgen voor de commerciële vloot die de Amerikaanse marine zou moeten herbevoorraden.

Het besef dat deze situatie onhoudbaar is en investeringen nodig zijn vóórdat een conflict uitbreekt, groeit in Washington. Zowel Democraten als Republikeinen steunen de Ships for America Act, een wetsvoorstel dat zowel de militaire als de commerciële sector wil versterken. Het voorziet in subsidies, investeringen en een focus op opleiding en rekrutering.

Toch is het onduidelijk in hoeverre de regering van Trump deze voorstellen zal kunnen doorvoeren. Hoewel een presidentieel uitvoeringsbesluit enkele onderdelen omvat zoals het opstellen van een Actieplan en het aanduiden van een Veiligheidsadviseur, ontbreekt het momenteel aan de financiële middelen. Zonder de benodigde budgetten van het Congres mist het besluit aan slagkracht.

De Amerikaanse parade mag dan indruk maken, wie beter kijkt ziet de barsten in het pantser. De maritieme logistieke capaciteit is een structurele zwakte, met implicaties voor de Amerikaanse afschrikkingsstrategie.

Voor Europa is dit van groot belang. De Europese veiligheid steunt in belangrijke mate op het Amerikaanse machtsvertoon. Als de VS hun focus en middelen verleggen naar de Grote Oceaan, en hun maritieme slagkracht minder robuust blijkt dan gedacht, komt de Amerikaanse steun aan Europa onder druk te staan. Europa is verplicht om steeds meer op eigen benen moeten staan.

In een wereld waarin militaire macht steeds vaker logistieke macht betekent, is vertrouwen op louter technologische superioriteit riskant. Europa, met een eveneens uitgeholde maritieme capaciteit, kan hier maar beter lessen uit trekken. Afschrikking faalt niet omdat de vijand sterker is, maar wanneer die ziet dat de tegenstander niet voorbereid is op een langdurige strijd.

Een directe oorlog met China over Taiwan is geen zekerheid, maar simulaties en wargames tonen aan dat hoewel de VS doorgaans een inval kunnen afslaan, dit tegen een enorme kost gebeurt. In een context waar afschrikking cruciaal is om oorlog te vermijden, kan een logistiek tekort ook de strategische keuzes beïnvloeden – zowel aan Amerikaanse als aan Chinese zijde.

President Xi zal ongetwijfeld de rekensom maken. En hij zal mogelijk concluderen dat, hoewel de Amerikaanse militaire macht nog steeds ongeëvenaard is, het maar de vraag is of die ook volgehouden kan worden in een langdurig conflict.

Magali Michiels doctoreert aan de VUB. Ze doet onderzoek naar hoe de VS zich voorbereidt op een oorlog met China, met name in het maritieme domein.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content