Het Verdrag van Dayton maakte op 21 november 1995 een einde aan de oorlog in Bosnië-Herzegovina. Dertig jaar later is de bevolking misnoegd over een verdeeld, corrupt en leeglopend land. De Servische Bosniërs hopen op de hulp van Donald Trump.
In het spoor van de legendarische Hippie Trail uit de jaren 1960 reist journalist en globetrotter Rudi Rotthier de komende maanden via Zuid-Oost-Europa en het Midden-Oosten naar India. Onderweg houdt hij halt in oude en nieuwe conflictgebieden.
Het opulente postkantoor van Sarajevo is na een oorlogsbrand herrezen. De brug waar Gavrilo Princip de Eerste Wereldoorlog in gang schoot, is hersteld en ontvangt toeristenstromen. Aan sommige huizen tonen de opgevulde kogelgaten nog dat er niet heel lang geleden is gevochten. Die oorlog was gruwelijk en maakte in Bosnië alleen al vele tienduizenden doden, onder wie 40.000 burgerdoden.
Sarajevo was het focuspunt. De situatie was niet helemaal vergelijkbaar met die in Gaza vandaag, maar toch. Er was honger, er was kou. Honderdduizenden mensen zaten 1425 dagen vast in de omsingeling van Servische troepen en van maffiabendes, die woekerwinsten maakten door de schaarste op de spits te drijven.
Het was een oorlog die zowel onverwacht als onvermijdelijk bleek te zijn. Na de val van de Berlijnse Muur in 1989 waren de Joegoslavische leiders in een mum van tijd van ideologie veranderd. De communisten werden nationalisten, en Bosnië, dat binnen een ideologie van vermenging en multiculturalisme goed gedijde, viel snel weer uiteen in drie oorlogvoerende gemeenschappen: Serviërs, Kroaten en moslims (die tegenwoordig Bosniaks worden genoemd).
Het doodschieten van een kind bij de buren volstond om de glorie van de multicultuur te vergeten. Dat multiculturalisme was nochtans geen illusie. In Sarajevo kon je net voor de oorlog de vermenging zien, bijna een kwart van de inwoners in de grotere steden leefde in gemengde huwelijken. Je kon er kunstenaars horen pochen over de creatieve smeltkroes.

In de eigen bubbel
Als ik de weg vraag naar een bus richting het Servische deel van Bosnië verontschuldigt een vrouw in het hoofdstation zich. Sarajevo kent een scheiding van busstations. Wie naar het westen wil, kan in het centrale busstation terecht. Voor de Servisch-Bosnische steden moet je een stadsbus nemen en kilometers buiten het centrum een verbinding vinden.
‘We kunnen zelfs geen busstation meer delen’, zegt ze. Zijzelf was een tiener tijdens de oorlog, maar: ‘Het was beter tijdens de oorlog. Er was empathie, solidariteit, vertrouwen. We deelden het weinige dat we hadden. Nu spreken we niet langer met elkaar. Vriendschappen zijn gestopt. Mensen zijn verhuisd. We moeten het stellen met ons eigen bubbeltje.’
De vorig jaar overleden schrijfster Snježana Mulić formuleerde het als volgt: ‘De oorlog was beter. Het was gemakkelijker te denken over overleven dan over leven.’
Wat na de Tweede Wereldoorlog gebeurde, gebeurt opnieuw. De geschiedenis wordt herschreven. Destijds werd het een nationaal verhaal, waarbij alle gemeenschappen ten dele de vijand hadden geholpen en alle gemeenschappen in meerderheid hadden gevochten tegen de nazi’s. Dat elke gemeenschap fouten had begaan, gaf iedereen de kans zich niet al te schuldig te voelen.
Nu is elke gemeenschap geneigd de eigen fouten te verdoezelen en de fouten van de tegenpartijen in de verf te zetten.
Gefnuikte hoop
Journalist Edvin Kanka Ćudić (36) probeert met zijn organisatie UDIK tegengas te geven, en oorlogsmisdaden binnen de drie gemeenschappen bloot te leggen. Hij is te jong om nostalgie te hebben naar een oorlog die hij gedeeltelijk in een kamp doorbracht en die hem zijn vader afpakte – die stierf in een Servisch concentratiekamp. Maar hij hoort het alom: dat mensen aan het eind van de oorlog de verwachting hadden van iets beters, misschien een nieuwe, diepere multiculturaliteit, zonder de verdoezelende leugens van ex-Joegoslavië.
Als er al over de oorlog gepraat wordt, gebeurt het in drie versies.’
Die hoop is op allerlei niveaus gefnuikt. Dit is geen beter Bosnië, dit is geen goed draaiende economie. De politieke situatie is chaotisch. Corruptie is alomtegenwoordig. De overheid geeft geen rugdekking aan de burgers. ‘We leven in feitelijke apartheid’, zegt hij.
‘De leiding van de Servische Bosniërs wil zich afscheiden of in elk geval niet veel met de rest van Bosnië te maken hebben. En in die rest van het land – de zogenaamde Federatie van Bosniaks en Kroaten – vind je steeds meer gescheiden scholen onder hetzelfde dak. Een deel van de school voor Kroatische kinderen, het andere deel voor Bosniaks. Als er al over de oorlog gepraat wordt, gebeurt het in drie versies.’
Kanka Ćudić voerde, samen met de families van de slachtoffers, campagne om de politieke leiding van Sarajevo een bloedbad onder Serviërs als oorlogsmisdaad te laten erkennen. Bij het begin van de omsingeling van Sarajevo hadden de autoriteiten maffiabaas Mušan Topalović de leiding van een legereenheid gegeven. De bevelhebber liet een aantal bewoners, voornamelijk Serviërs, executeren en hun lichamen in ravijnen gooien. De opgraving van de lichamen werd voortijdig gestopt, maar het zou om 100 executies kunnen gaan of meer. Het stadsbestuur liet een herdenkingsplaat aanbrengen aan Kazani, een van drie ravijnen die gebruikt werden voor het dumpen van lijken. Maar de plaat vermeldt niet dat het om een oorlogsmisdaad uit eigen rangen ging – het lijkt gewoon een herdenking van oorlogsslachtoffers.
De verdoezeling is kenmerkend voor wat ook elders gebeurt. En allicht nog het ergst in het Servische deel van het land, de Republika Srpska. ‘Ik overnacht nooit in de Republika Srpska’, zegt Kanka Ćudić , ‘omdat ik niet weet wat er waar gebeurd is.’ Hij geeft Hotel Vilina in Višegrad als voorbeeld. Daar werd tijdens de oorlog gemarteld en geëxecuteerd. In het badhuis van het hotel werden op grote schaal vrouwen en minderjarige meisjes verkracht. Het hotel ging na de oorlog weer open, zonder vermelding van de misdaden. ‘Gasten maakten gewoon gebruik van het badhuis.’ Concentratiekampen kregen hun oude bestemming, ook weer zonder vermelding.

Bloedbad of genocide?
De meest betwiste historische gebeurtenis in Bosnië is de genocide in Srebrenica. Het stadje was door de Verenigde Naties uitgeroepen tot veilige zone. De VN-legermacht, een Nederlands bataljon, had de tienduizenden toegestroomde moslims moeten beschermen tegen Servische agressie. Maar het bataljon was te licht bewapend om weerstand te kunnen bieden. De door de VN-leiding beloofde ondersteuning uit de lucht bleef achterwege. En dus kon de Servisch-Bosnische legermacht Srebrenica in juli 1995 veroveren. Ruim 8000 mannen en jongens werden weggevoerd en terechtgesteld.
Dat is de door de internationale gemeenschap erkende versie. Maar vraag aan een Bosnische Serviër wat de toedracht was, en je krijgt vaak te horen over ‘defensieve bedoelingen’ van de Serviërs, over agressie van moslims die burgers viseerden, over veel minder doden.
‘Het waren er 1500’, schat Srđan Mazalica (46), fractieleider van de regeringspartij in het parlement van de Republika Srpska. De anderen kwamen volgens hem om bij schermutselingen tijdens hun overdracht aan het Bosniakleger, of ze stierven na juli 1995 en werden toch als slachtoffers van de genocide begraven. Hij is ‘beschaamd’ over dat bloedbad met 1500 doden, zegt hij, maar het was geen genocide, ‘want vrouwen en kinderen werden gespaard, en zelfs Noam Chomsky zei dat het geen genocide was’. Wat de Serviërs in Kroatië is aangedaan tijdens de Tweede Wereldoorlog, dat was voor hem wel een genocide.
‘Iedereen trekt weg. We worden een land van oude mensen.’
In Srebrenica, dat in de Daytonakkoorden bizar genoeg bij het Servische deel van Bosnië werd gevoegd – alsof de internationale gemeenschap de etnische zuivering van het gebied wilde bekrachtigen – praat de bevolking eerder gedempt. Een moslima van een jaar of 50 is na een tijdje in de VS naar Srebrenica teruggekeerd. De Serviërs gedragen zich meestal geciviliseerd, zegt ze. Een Servische man en vrouw geven dezelfde versie. Het is doorgaans kalm, behalve op feest- en herdenkingsdagen: in januari is er het feest van de Servische gemeenschap, en in juli de herdenking van het bloedbad. Alle drie zien ze de economie als een groter probleem dan de etnische spanningen. ‘Toen ik terugkeerde, was er volop bedrijvigheid’, zegt de moslima. ‘Hotels, restaurants, fabriekjes, de huizen werden weer opgeknapt. Daar blijft niet veel van over. Iedereen trekt weg. We worden een land van oude mensen.’
De ontvolking is een landelijk probleem. Gedateerde statistieken gewagen van een derde van de bevolking dat sinds de oorlog is vertrokken. De meeste waarnemers gaan nu uit van de helft van de actieve bevolking.

Geen oppositie
Danijela Majstorović (47) doceert Engels en Culturele Studies aan de Universiteit van Banja Luka, in de Republika Srpska. Ze heeft recent een kankerbehandeling achter de rug. Daarvoor trok ze naar het buitenland, naar Belgrado. Dat had met apparatuur te maken, maar ook met de uittocht van artsen. ‘Mensen vertrekken uit Bosnië omdat ze geen toekomst zien voor zichzelf en hun kinderen.’
De corruptie helpt evenmin. De autoritaire leider van de Republika Srpska, Milorad Dodik, heeft volgens rapporten van de Amerikaanse regering (onder president Biden) een netwerk uitgebouwd met bedrijven die hij – zonder mededinging – van overheidscontracten voorziet. Hijzelf en zijn kinderen werden er rijk van.
De corruptie leidt niet tot grootschalig protest.
Maar een andere zaak deed wel mensen op straat komen.
In 2018 overleed een jongeman, David, in verdachte omstandigheden. ‘Toen waren er vrij massale protesten tegen de politiek en de politie. Zoiets overschrijdt partijgrenzen. Maar covid deed de beweging stokken. En sindsdien zijn de protestleiders ook alweer naar het buitenland getrokken.’
‘Er is geen oppositie die naam waardig. Er zijn geen media van niveau. En degenen die het protest zouden kunnen trekken, zijn ook weer weg.’
Zijzelf denkt na over wat ze met haar kind zal doen – naar het buitenland of niet. ‘Wie vertrekt, komt doorgaans niet terug.’
Ze is moe, zegt ze. Ooit was ze activiste. ‘Nu probeer ik te leven met mijn onvrede. Ik leerde leven met mijn ziekte, ik leer leven met mijn onvrede.’
‘Make Srpska Great Again’
Dodik joeg de voorbije maanden, niet voor het eerst, de angst aan over een afscheiding van de Republika Srpska. Hij zou op 25 oktober een referendum organiseren over de huidige Hoog Commissaris van Dayton, de Duitse christendemocraat Christian Schmidt, die hij onder meer voor nazi heeft uitgescholden.
De constructie in de Daytonakkoorden, waarbij Bosnië een protectoraat werd onder internationale voogdij, met per gemeenschap een president en boven die presidenten en hun parlementen een buitenlandse Hoog Commissaris, zit vooral in het Servisch deel van het land ongemakkelijk.
Dodik legde verordeningen van de Hoog Commissaris naast zich neer, en werd daarvoor eerder dit jaar veroordeeld. Hij is voor zes jaar uit zijn ambten gezet, en betaalde een geldboete om aan een gevangenisstraf te ontkomen. Het referendum zou de woede opmeten van de bevolking over die beslissing, waar Dodik zich overigens bij neergelegd heeft. Het referendum zou ook een eerste stap zijn richting afscheiding. Maar Dodik heeft het referendum uitgesteld tot januari, en dat uitstel kan best afstel worden.
Niemand die durft te voorspellen of Dodik door het ingrijpen van Schmidt – tegen democratische verkiezingen in – zijn positie verstevigt, dan wel zo langzamerhand van zijn voetstuk valt. Hij is sinds de late jaren 1990 een machtsfiguur in de Republika Srpska, en sinds 2006 de feitelijke alleenheerser. Dat hij niet langer een officieel mandaat heeft, maakt niet uit volgens zijn medestanders. Hij blijft aan de macht.
Srđan Mazalica, zijn fractieleider in het lokale parlement, kijkt in elk geval vol verwachting uit naar actie uit de VS. De Republika Srpska voert een campagne in de VS ten bedrage van minstens 300.000 dollar per maand. Onder meer de vroegere Trump-advocaat Rudy Giuliani werd daarvoor ingeschakeld. Hij werd gesignaleerd met een ‘Make Srpska Great Again’-pet, en probeert bij Trump de gelijkenis tussen hem en Dodik duidelijk te maken: allebei autoritair, allebei niet vies van een scheldpartij, allebei achtervolgd door rechtbanken, allebei gewonnen voor zelfverrijking.
Trump en Dodik: allebei autoritair, allebei achtervolgd door rechtbanken, allebei gewonnen voor zelfverrijking.
De regering-Biden stond achter de Hoog Commissaris. Trump, hoopt Mazalica, veel minder. Voor hem is het een conflict tussen een unitair Bosnië, dat de Hoog Commissaris en de Bosniaks voorstaan, en grote regionale autonomie, zoals het bestuur van de Republika Srpska dat wil. Afscheuring ziet hij als een laatste middel. ‘De vervanging van Schmidt, de afschaffing van de internationale rechtbanken en een federale structuur zou al veel oplossen.’
Overigens proberen alle drie de presidenten van Bosnië in de gratie van Trump te komen: ze hebben elk hun steun toegezegd aan een Nobelprijs voor de Amerikaanse president.
Overpeinzing in Brcko
Tijdens de Daytononderhandelingen werd geen oplossing gevonden voor Brcko, een stadje dat aan de grens met Kroatië plakt, en dat te veel Kroaten en moslims telde om bij de Republika Srpska gevoegd te worden. Brcko kreeg dan maar een eigen statuut – een beetje zoals Washington D.C., pochen bewoners.

Aan het gemeentehuis, dat zich op 200 meter van de grensovergang bevindt, is een woelige Roma-huwelijksplechtigheid aan de gang. Gasten vuren schoten in de lucht, er wordt op straat gedanst en gemusiceerd. De bruid nodigt wie zich in haar buurt waagt uit voor groepsfoto’s, drank of snacks.
Ik vind Marijan op een belendende bank. Hij is gepensioneerd, een Kroaat (geboren in het huidige Kroatië, maar voor de oorlog verhuisd). Hij leest op zijn smartphone nieuwsberichten, terwijl hij met zijn andere hand een sigaret gaande houdt.
‘Ach’, zegt hij, ‘ik was geen grote fan van Joegoslavië. Er werd te weinig geïnvesteerd in infrastructuur. Er waren problemen. Maar nu is het zo veel erger. Mijn geboortestreek werd 500 jaar door Hongarije bezet. Maar nu zijn de Hongaren onze grote vrienden. Er is geen haat overgebleven. Maar tussen Kroaten en Serviërs en moslims is er nooit vergeving geweest. Zeg als politicus aan een Kroaat dat je de Serviërs zult aftroeven en je wint massa’s Kroatische stemmen. Zeg aan Serviërs dat je moslims zult aftroeven, of Kroaten, en hetzelfde: je wint. En zo gaat het hier bij elke verkiezing.
‘Ik kan ondertussen niet bijhouden hoeveel Kroatische ex-ministers, daarbij een premier, in de gevangenis zijn beland wegens corruptie. De meesten zijn niet opgepakt door Kroatië, maar via de EU. In Bosnië is het niet beter, maar wij hebben geen EU om orde op zaken te stellen. Corruptie alom, en maar kijven op de andere gemeenschap. Men zou moeten beseffen: het grotere probleem zijn niet die anderen, het grootste probleem zijn wijzelf. Daarom vertrekken zo veel mensen uit dit land. Wij doen niks om het algemeen belang te dienen. Wie zo geobsedeerd is door vetes uit het verleden, heeft geen marge om te denken aan de toekomst. Zou het geen verademing zijn, mochten we met dat inzicht naar de stembus trekken in plaats van met haat voor de ander?’