20 jaar na de Rode Khmer: ‘Veel jongeren hebben geen idéé van wat hier is gebeurd’

Pol Pot. Toen zijn rebellen in 1975 de macht grepen, begon hij aan de uitroeiing van de 'bedorven' Cambodjaanse cultuur. © belga
Pascal Laureyn
Pascal Laureyn Freelancejournalist

Twintig jaar nadat de laatste Rode Khmerleider werd opgepakt, is Cambodja nog altijd niet in het reine met zijn verleden. Knack trok naar Anlong Veng, het laatste bastion van Pol Pot, en sprak er met de slachtoffers van zijn gruwelijke regime én met hun beulen. ‘Het leven van de gevangenen interesseerde me niet. Het waren beesten.’

‘Niemand kan hem vervangen, er is geen andere sterke leider als hij. Waar moet Cambodja naartoe zonder hem? Ott dung, ik weet het niet.’ Khim Suon (62) rekent buitenlandse bezoekers twee dollar aan voor de toegang tot een macaber monument in Anlong Veng, op amper 200 meter van de Thaise grens.

Tussen magere bomen ligt een massamoordenaar te rusten onder een verroest afdak. De assen van Pol Pot zijn door de jaren vermengd met de zanderige grond en de resten van autobanden en persoonlijke bezittingen waarmee hij in april 1998 zonder veel ceremonie werd gecremeerd. Een zwerfhond duwt zijn neus in de losse aarde. De gedoofde wierookstokjes en een nauwelijks leesbaar bord maken het graf nog onbenulliger.

Zo eindigde een megalomaan die zijn land in de afgrond stortte. Pol Pot stierf aan een doordeweekse hartaanval, vrediger dan de bijna 2 miljoen Cambodjanen die bezweken aan uitputting, honger, marteling en moord. Een kwart van de bevolking overleefde zijn ‘grote sprong voorwaarts’ niet. Het marxistisch-agrarische Utopia van de Rode Khmer werd een uitgestrekte dodenakker.

Je stierf als slachtoffer of overleefde als dader. Er was niets tussenin.

Toen zijn rebellen in 1975 de macht grepen, begon Pol Pot aan de uitroeiing van de ‘bedorven’ Cambodjaanse cultuur. Steden werden ontruimd, geschoolde mensen vermoord en de bevolking in werkkampen opgesloten. Handel, geld, kunst, religie, gezinsleven: alles ging de brandstapel op. Maar de paranoïde Rode Khmer vrat zichzelf op en werd steeds dieper de jungle ingedreven. Tot in Anlong Veng, het laatste bastion. Daar overleed Pol Pot in 1998 onder huisarrest, zijn aanhangers hadden zich tegen hem gekeerd. Grafbewaarster Khim Suon is hem wel trouw gebleven. Zij heeft voor Broeder Nummer Eén gewerkt, en beschrijft hem als een nederige en zwijgzame man. ‘Pol Pot wilde geen mensen vermoorden. Als het waar was wat de mensen zeggen, dan zou ik dit werk toch niet doen?’ Het was nochtans hij die deze slogan had bedacht: ‘Jouw leven is geen voordeel, jouw dood is geen verlies.’

Haar ultracommunistische baas krijgt nu vaak bezoek uit het nieuwe grenscasino aan de overkant van de straat – de ironie ontgaat haar. Gelukzoekers komen om fortuinlijke loterijcijfers vragen. Anderen geloven dat Pol Pot hun kwaaltjes kan genezen. Ze vertelt dat mensen botjes uit de assen kwamen plukken. Het gebeente van de massamoordenaar hangt nu als amulet aan halskettinkjes.

Het paradijs van de Slachter

De affectie van Khim Suon is geen uitzondering in de noordelijke provincie Oddar Meanchey. In deze streek van roestige aarde en cassavevelden leeft de nostalgie voor de Rode Khmer voort. Het stadje Anlong Veng en het gelijknamige district waren hun laatste stukje grondgebied. Het werd een schuilplaats (of rusthuis) voor de meest toegewijde strijders van de communistische zaak.

Het is nog maar twintig jaar geleden dat de Rode Khmer ophield te bestaan. Op 6 maart 1999 werd Ta Mok opgepakt, de laatste leider die koppig vanuit Anlong Veng bleef vechten. Een paar maanden eerder hadden andere kopstukken de rode zaak verraden en een akkoord gesloten met eerste minister Hun Sen. Eindelijk kon Cambodja dit gruwelijke hoofdstuk afsluiten. Tenminste, dat was toen de droom.

Ta Mok had geen vrolijk cv. Hij werd de Slachter genoemd, vanwege zijn moordlust. In Anlong Veng verbood hij diefstal, dronkenschap, prostitutie, privéhandel en contact met buitenstaanders – stuk voor stuk misdrijven waarop de doodstraf stond. In Cambodja wordt hij als een monster beschouwd. Maar in Anlong Veng twijfelt men niet aan zijn goedhartigheid. Toen hij in 2006 in zijn cel overleed, werd hier uitgebreid gerouwd.

‘Iedereen hield van Ta Mok’, zegt Mea Chrun (66), de voormalige chef van een eenheid lijfwachten. ‘Hij vocht voor de revolutie, voor gelijkheid. Hij deed veel voor de armen. Hij bouwde een tempel en een hospitaal.’ Mea brengt nog altijd veel tijd door aan het huis van zijn vroegere baas. Het skelet van de villa kijkt uit op een meer dat de eenbenige commandant liet aanleggen – nu is het een griezelig moeras met dode bomen. De oude radiowagen van Pol Pot staat tussen mangobomen langzaam uit elkaar te vallen.

Pol Pot Een verroest afdak, resten van autobanden en wat persoonlijke bezittingen: ziedaar het graf van een massamoordenaar.
Pol Pot Een verroest afdak, resten van autobanden en wat persoonlijke bezittingen: ziedaar het graf van een massamoordenaar.© Pascal Laureyn

Waarom werd Ta Mok dan in de rest van het land de Slachter genoemd? ‘Hij was alleen gemeen tegen mensen die zijn regels niet volgden. Het waren de onderste lagen van de leiding die begonnen te moorden. Daar is het fout gelopen’, vertelt Mea vanuit zijn hangmat. Op zijn shirt staat een logo van de CPP, de Cambodian People’s Party van de nieuwe machthebber. ‘Je moet meevaren met de stroom’, antwoordt hij.

Ooit zal de communistische tijdcapsule in Anlong Veng verdwijnen. Toen het sinistere land implodeerde, stroomde de buitenwereld naar binnen. Samen met whisky, kapsalons en 3G. In Cambodja wordt gebouwd op het puin van het verleden, zonder reflectie over het puin. Terwijl dat nu net de taak was van het Rode Khmer-tribunaal toen het in 2003 werd opgericht.

Op vrije voeten

De Extraordinary Chambers in the Courts of Cambodia (ECCC), een rechtbank met Cambodjaanse en internationale juristen, moest de hoogste rangen van de Rode Khmer snel berechten. Dat zou dit land loutering schenken en het snel weer op de rails zetten. Het liep anders. Zestien jaar en 300 miljoen dollar later zijn drie (3) mensen veroordeeld in de zaken 001 en 002.

Im Chaem zou berecht worden in zaak 004. De vertrouwelinge van Ta Mok werd beschuldigd van moord en misdaden tegen de mensheid. Ze had veel macht en was verantwoordelijk voor grote gebieden. In het hallucinante document 308/3/1/20 van de ECCC, dat de seponering van haar zaak aanbeveelt, staan wel degelijk bewijzen van het spoor van vernieling dat deze vrouw achterliet. Voorbeelden? Artikel 222: ‘Sterke indicatie dat Im Chaem medeverantwoordelijk was voor de dood van 40.000 gevangenen in Phnom Trayoung.’ Artikel 233: ‘Het volledige dorp Chakrey, zo’n 400 mensen, werd onder haar bevel vermoord.’ Artikel 251: ‘Talrijke moordpartijen op lange termijn in Sector 5 bewijzen de intentie tot uitroeiing (…) Geen twijfel over de verantwoordelijkheid van Im Chaem.’

De vrouw leidt nu een rustig leven op een boogscheut van Anlong Veng. Bij aankomst waarschuwt haar dochter dat haar moeder geen buitenlandse pers meer te woord staat. En dat ze niet thuis is. Ik vind haar in de tuin. Im, 78 intussen, mept met een stok tegen een acajouboom. ‘ Neak djung, wat wilt u?’ Het gesprek verloopt stroef. ‘Bent u helemaal naar hier gereisd om te vragen hoe het met me gaat?’ Ze lacht luid. Ze kijkt me voortdurend recht in de ogen. ‘Ik heb nooit iemand kwaad gedaan’, zegt ze streng. ‘Ik sta recht in mijn schoenen.’

Sterke indicatie dat Im Chaem medeverantwoordelijk was voor de dood van 40.000 gevangenen in Phnom Trayoung.

De lokale kranten schreven onlangs dat ze zich bekeerd heeft tot het christendom. ‘Omdat het vergevensgezinder is?’ vraag ik. Ze lacht opnieuw. ‘Christenen houden van mensen die eerlijk en goed zijn. Mensen houden van mij, wat bewijst dat die beschuldigingen vals zijn. Zelfs Hun Sen weet dat, hij steunt me.’ Dat laatste klopt. De zaak van Im, en die van anderen, wordt al jaren door premier Hun tegengehouden. ‘Ik dacht dat ik doodging toen ik die beschuldigingen hoorde. Ik heb gebeden, en God heeft me geholpen.’ Ze lacht weer te luid. ‘Weet u hoeveel mensen er in uw sector gestorven zijn?’ vraag ik haar. Haar blauwe ogen worden ijziger. ‘Ik kan dat niet weten. Het leven is een cyclus, men wordt geboren en gaat weer dood.’ Ze vertelt hoe ze haar volk een dienst heeft bewezen, en somt op hoeveel keren ze zelf aan de dood is ontsnapt. Maar zijn de beschuldigingen van het tribunaal waar of niet? ‘Wat is waar? Wat ik moet weten, zit in mijn hart en in mijn hoofd. Dat zal ik nooit vergeten, het is gebeurd. Maar het mag niet opnieuw gebeuren. Ik zal dezelfde fouten nooit meer maken.’

Een grotere schuldbekentenis zullen we nooit krijgen. Opvallend: Im Chaem spreekt nog altijd de taal van de Rode Khmer. Ze gebruikt onder andere ‘mut yeung’ voor ‘wij’, vrij vertaald als ‘de wij-kameraden’.

Aangekondigde mislukking

Een van de slachtoffers van de ‘mut yeung’ is Chhang Youk (58). Hij was 14 toen hij onder het gezag van Im Chaem werd geplaatst. Met zijn blote handen bouwde hij de dam van Trapeang Thma, samen met duizenden andere dwangarbeiders. ‘Ik ging werken zonder eten. Ik kreeg twee lepels water.’ Hij werd gemarteld, zijn zus werd vermoord, ooms en neven zijn verdwenen. ‘Je stierf als slachtoffer of overleefde als dader. Er was niets tussenin.’

Uit artikel 222 van de ECCC: ‘De rechtbank meent dat er voldoende bewijzen zijn dat er misdaden tegen de mensheid zijn gepleegd aan de dam van Trapeang Thma, met honderdduizenden slachtoffers tot gevolg, en dat Im Chaem ervoor verantwoordelijk kan worden gesteld.’ Volgens het dossier gaf ze onder andere het bevel aan de bewakers om dwangarbeiders te slaan, te arresteren en te doden als ze te moe waren om te werken.

Het kantoor van Chhang staat vol kasten met biografieën, verklaringen en bewijsmateriaal van daders en slachtoffers. Hij is sinds 1995 directeur van het Documentation Center of Cambodia, een onderzoekscentrum dat het traumatische verleden verzamelt en bewaart. Onder zijn leiding werden 20.000 massagraven ontdekt en werd een archief met 1 miljoen documenten samengesteld, waaronder 30.000 getuigenissen van slachtoffers.

Im Chaem Verantwoordelijk voor de dood van tienduizenden mensen, maar op vrije voeten.
Im Chaem Verantwoordelijk voor de dood van tienduizenden mensen, maar op vrije voeten.© Pascal Laureyn

‘Mijn eerste drijfveer was wraak nemen voor mijn moeder’, vertelt Chhang. ‘Ze leeft nog en is nu 94, maar zij heeft meer geleden dan de doden. Ze voelt zich schuldig. Ze heeft haar gezin zien doodgaan maar kon niets doen. Daarom wil ik dat de Rode Khmer vervolgd wordt.’

De drie veroordelingen van het ECCC vindt Chhang een bitter resultaat. ‘Met straffeloosheid bouw je geen vertrouwen in de toekomst’, zegt hij. De weerstand van premier Hun Sen tegen het tribunaal was eenvoudig. Hij versloeg de Rode Khmer door ze om te kopen. De overgelopen kopstukken kregen bescherming en goedbetaalde posten in zijn regering. Zo creëerde hij een trouwe cirkel die zijn macht nog versterkte. Dat evenwicht wilde hij niet laten verstoren door juristen uit Genève. Wat als ze diep zouden graven? Tenslotte was Hun Sen zelf commandant geweest bij de Rode Khmer, tot hij in 1977 overliep.

‘Het ECCC zou voor catharsis, genezing en verzoening zorgen. Dat is niet gebeurd’, zegt historicus Peter Maguire, die het boek Facing Death in Cambodia schreef. ‘Het tribunaal zou van Cambodja een democratisch land maken. Nee dus. Het werd een eenpartijstaat, oppositieleden werden opgesloten en de onafhankelijke pers werd afgeschaft.’

‘Wat had je verwacht? De wet wordt bepaald door Hun Sen, niet door justitie of het parlement’, zegt Sebastian Strangio aan de telefoon. Hij is journalist en auteur van Hun Sen’s Cambodia. ‘Onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan de sterke leider is een belangrijk principe in hun cultuur. Dat is altijd zo geweest. Visionaire abstracties over internationaal recht toepassen in de rommelige realiteit van Cambodja, dat kon alleen maar mislukken.’

En dus kan Im Chaem onbezorgd cashewnoten blijven plukken in haar tuin.

Een kast vol schedels

Wie wel in de cel zit, is Kaing Guek Eav, ook Duch genoemd. Hij leidde de beruchte gevangenis S-21 in Phnom Penh. In een omgebouwde school kwamen tussen 1975 en 1979 ongeveer 20.000 ‘vijanden’ om. Amper zeven mensen overleefden hun verblijf in het kamp. Een van hen is Bou Meng (78). ‘Ik werd beschuldigd van spionage omdat ik kon schilderen. Kunst was verdacht.’ Toch werd hij gered door zijn penseel. Duch spaarde Bou omdat hij portretten van Pol Pot kon schilderen.

Vandaag is S-21 een griezelig museum. Het roept tegelijk beelden op van spelende kinderen én van krijsende gevangenen. Schoolborden en marteltuigen in hetzelfde klaslokaal. Prikkeldraad rond de speelplaats. Foto’s van gevangen mannen, vrouwen en kinderen. Naar historische achtergrond of educatieve invulling is het hier zoeken: het Genocide Museum wil alleen choqueren, niet duiden. Toch gaat Bou er nog vaak naartoe. Hij verkoopt er zijn biografie. Zijn trauma is zijn inkomen.

Bou Meng: 'Ik werd beschuldigd van spionage omdat ik kon schilderen. Kunst was verdacht.'
Bou Meng: ‘Ik werd beschuldigd van spionage omdat ik kon schilderen. Kunst was verdacht.’© Pascal Laureyn

Zijn bruine ogen glanzen. Hij mist een paar tanden, verloren bij de folteringen. De groeven in zijn gezicht worden dieper naarmate het gesprek persoonlijker wordt. Hij heeft een foto van zijn vrouw in zijn portefeuille, genomen toen ze in S-21 aankwam. Ze overleefde het niet. Nog altijd verschijnt ze als 28-jarige in zijn dromen, vertelt hij, samen met andere doden. ‘Ze vragen om gerechtigheid.’

Bou hoopte dat de spoken in zijn hoofd zouden verdwijnen na de veroordeling van zijn beul in 2012. ‘Maar als je ooit in een gevangenis hebt gezeten, kom je er niet meer uit. Mun dair, nooit.’ In S-21 stond Duch zelden zelf in voor de elektroshocks, zweepslagen, verdrinkingen en vernederingen, wel ondervragers zoals Prak Khan (67). Die heeft tegenwoordig een succesvolle bananenhandel in Samrong Yaong, in de zuidelijke provincie Takeo.

Een berg groene trossen ligt voor het huis. Prak wil hier niet met de buitenlandse pers praten, wat zouden de buren zeggen? ‘Iedereen weet wat ik in S-21 heb gedaan’, zegt hij. ‘Dat ligt hier gevoelig. Maar ik kan de klok niet terugdraaien.’ Hij neemt me achter op zijn scooter mee naar neutraler terrein, een tempel. Hij stopt voor een glazen kast met schedels. Een vijftigtal vermoorde mensen staren met holle ogen naar de bezoekers. Veel tempels in Cambodja hebben zo’n doodskabinet. Hier kan Prak vrijer praten. ‘Ik was erg bang in S-21. De helft van de andere ondervragers is vermoord. Ik deed alles wat Duch vroeg.’ Met zin voor detail wordt Praks job beschreven in de gerechtsdocumenten E1/52.1 en E1/53.1 van de ECCC. Zijn getuigenis over leven en dood in S-21 is niet geschikt voor gevoelige lezers. Hij legt uit hoe mensen gefolterd werden voor absurde ‘bekentenissen’, waarna ze naar de killing fields werden gebracht. Tegelijk onverschillig en methodisch. In de documentaire S-21: Killing Machine van Rithy Panh uit 2003 zei Prak het zo: ‘Het leven van de gevangenen interesseerde me niet. Het waren beesten. Ik sloeg zonder na te denken.’ Zestien jaar later, met de schedels van zijn slachtoffers in de kast achter hem, klinkt hij zachter. ‘Ik heb spijt van wat ik heb gedaan. Maar ik had geen keuze.’

Wonderlijke superhelden

Op 18 maart 1969 begonnen de Verenigde Staten een geheime oorlog in Cambodja tegen Noord-Vietnamese communisten die via een sluipweg de Amerikanen in Zuid-Vietnam aanvielen. ‘De bommencampagne had een grote impact op de Rode Khmer’, schrijft Elizabeth Becker in haar boek When the War Was Over. ‘Malaria eiste meer doden. Maar door de tapijtbombardementen werden ze revolutionaire helden. Hun overleven was een teken van bovennatuurlijke kracht.’

Ik was erg bang in S-21. De helft van de andere ondervragers is vermoord. Ik deed alles wat Duch vroeg.

De Rode Khmer vond overal gewillige rekruten. ‘Ik was 17 toen de rebellen naar ons dorp kwamen. Iedereen werd soldaat. Ze zeiden dat we anders geen vrouw zouden vinden’, vertelt Prak Khan. Bou Meng liet zich overtuigen door een radiotoespraak van de koning. Voor Im Chaem was het nog anders: ‘We waren doodarm, dat was de enige reden.’

‘Ze zijn allemaal bij de Rode Khmer gegaan omdat ze dat zelf wilden’, zucht genocidechroniqueur Chhang Youk. ‘Ik ken hun biografieën. De vergoelijkende verhalen veranderen regelmatig, om de tien jaar vinden ze een ander excuus. Omdat ze zich schuldig voelen. Ze vochten niet voor het vaderland of onder dwang. In werkelijkheid vochten ze voor sociale status. Ze wilden iemand zijn.’

Het was een beproefd recept voor een catastrofe: een feodale en fatalistische cultuur met een portie straffeloos geweld. De bas-reliëfs van oorlogstaferelen op de muren van Angkor Wat bewijzen dat het niet de eerste keer was. ‘De Rode Khmer was een extreem barbaarse uitdrukking van bestaande Cambodjaanse tendenzen’, vindt journalist Sebastian Strangio.

Land zonder geheugen

Wie de verschrikkingen van de Rode Khmer heeft meegemaakt is 50 jaar of ouder, wat geldt voor 10 procent van de bevolking. Maar álle leeftijden zitten nog altijd onder de stolp van de jaren zeventig. Na de invasie van de Vietnamezen eind 1978 en de latere machtsovername door de Cambodian People’s Party werd de geschiedenis herschreven. ‘De CPP promoot zichzelf als de partij die Cambodja eigenhandig van de horror heeft gered. Dat is tot vandaag de centrale propagandapijler van Hun Sen’, vertelt Strangio.

De premier laat geen dag verloren gaan om te waarschuwen voor een nieuwe burgeroorlog, die alleen hij kan voorkomen. Gevolg: Cambodja staat onderaan op zowat alle landenlijstjes die vooruitgang meten. Strangio: ‘Als er verandering komt aanwaaien, belooft hij stabiliteit. Want Cambodjanen zijn bang geworden voor verandering, en de regering cultiveert die angst. Ze zijn heel conservatief door hun geschiedenis.’

Dat hoeft niet te verbazen, vindt historicus Peter Maguire. ‘In een kwarteeuw werden Cambodjanen blootgesteld aan allerlei tegenstrijdige regimes: de monarchie van koning Sihanouk (1953-1970), de republiek van Lon Nol (1970-1975), de Rode Khmer (1975-1979), de Vietnamese Volksrepubliek van Kampuchea (1979-1989), de Cambodjaanse Staat (1989-1992), het interim-bestuur van de Verenigde Naties (1992-1993) en sinds 1993 de ijzeren vuist van Hun Sen.’

Cambodjanen zijn bang geworden voor verandering, en de regering cultiveert die angst.

Die laatste heeft zich handig door alle stormen genavigeerd. Het maakte van hem de langst regerende premier: de man zit al 34 jaar in het zadel, onder andere door een monopolie op informatie. Na dertig jaar stilte in de klaslokalen staat pas sinds 2009 een (beknopte) geschiedenis van de genocide in de onderwijsplannen. Rode Khmer? Nog altijd doet de naam bij veel jongeren geen belletje rinkelen.

De weg vooruit

In Anlong Veng komen jongeren op zondagavond naar het huis van Ta Mok om aan het meer te ontspannen met veel bier en popmuziek. Schelle beats echoën door de lege kamers van de Slachter. Het stadje wil toeristen naar dit huis en andere attracties lokken. De donkere geschiedenis van Anlong Veng, tot voor kort bezaaid met lijken en landmijnen, moet geld opbrengen.

Voorlopig blijven de bussen weg. Er komen zo’n 50 buitenlandse bezoekers per maand, meldt de lokale toeristische dienst. 115 kilometer zuidelijker ontvangt de tempel van Angkor Wat miljoenen toeristen per jaar. ‘Ik wil hier graag weg,’ zegt Ousa (21), ‘maar het is moeilijk om ergens anders werk te vinden. Ik ken niemand buiten Anlong Veng.’ Zijn vriend Vuthy (22) klinkt hoopvoller. ‘Als de regering meer reclame zou maken, zouden er vanzelf meer toeristen komen. En dus ook jobs.’

Tussen droom en daad staat Hun Sen. De Cambodjaanse wegen zijn tot vervelens toe versierd met portretten van de eerste minister, en nergens zijn ze zo groot als in Anlong Veng. Om de dwaalgeesten van de Rode Khmer duidelijk te maken wie hier nu de baas is. Maar twintig jaar na de dystopie is dit het enige echt bruikbare symbool van vooruitgang: een asfaltweg met een gele middellijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content